DE UITVAART VAN KONINGIN ASTRID
GEVAARLIJK SPEL
76ïle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
De kist met het stoffelijk overschot der vorstin wordt uit de
St. Goedele gedragen.
FEUILLETON.
De rouwstoet kort na
het verlaten van het
-f>Koninklijk Paleis.
De jonge Koning in den rouwstoet. Links
achter den Koning prins Karei van Zweden,
vader van wijlen Konigin Astrid. Rechts
kroonprins Olaf van Noorwegen.
.Vorstelijke personen in den stoet. Met kruisje Koning Leopold,
Links van hem Prins Karei van Zweden
(in lichte uniform).
Uit het Engelsch van PAUL TRENT
door ADA VAN ARKEL
Si!
«Dank u", antwoordde hij en toen zwe-
Itn zij en begon Valda weer te zingen. Guy
«rd ontroerd door de muziek hij ver-
Ut de zangster door de klanken en
pevrouw Langton schreef zijn ontroering
te aan zijn liefde voor het meisje en haar
"h werd warm voor hem.
«Nu moet ik gaan", zei Vaida plotseling
ten het lied uit was.
Mevrouw Langton nam haar mee naar
wren en zoodTa de deur achter hen ge-
«ten was, wendde de admiraal zich tot
Guy.
Meb je je besluit al genomen?" vroehij.
Ja, ik zal het doen".
«Goddank! Mijn jongen, ik heb heel erg
angst gezeten. Het was geen prettig
"^ntje. Ik zal blij zijn wanneer ik weer
9 ben".
A zal mijn jas aan gaan trekken".
„Je moet met haar naar huis gaan en
alles vanavond in orde komt
.-Ms het aan mij ligt komt het vanavond
"de", antwoordde Guy koel.
taat juffrouw Glyn dan morgenoch-
hij my komen".
iJa mijnheer."
®lvond Valda in de gang, wenschte zijn
zij stapten samen in een voor de deur
wachtende taxi.
„Valda, waarom heb je me nooit verteld
dat je zong?" vroeg hij.
„Ik wist niet dat je om muziek gaf.
Houd je er wel van?"
„Ik ben er dol op."
„Daar ben ik blij om. Ik heb nooit veel
waarde gehecht aan mijn stem. Als we
thuis zal ik nog meer voor je zingen.
Ik wilde dat je mee zoudt gaan, daarom
ging ik zoo vroeg weg."
Ze nestelde zich dicht tegen hem aan
en legde haar hand op de zijne.
„Mevrouw Langton was heel lief tegen
meVerbeeld je, hoe grappig, ze denkt
dat jij en ik
Ze hield nerveus op en een lantaren
paal, die ze juist voorbij reden, wierp
haar schijnsel op haar verlangend gezicht.
„Ze sprak ook ln dien geest tegen mij."
Guy dacht aan den raad van den admi
raal. Hij had een ingeboren edelmoedige
natuur en als dit gedaan moest worden,
dan moest het gedaan worden met zoo
weinig mogelijk kwetsen van haar trots.
Stella had hem afgedankt, dus zij had de
schuld.
Toen zij in Valda's kamer kwamen nam
zij hem hoed en jas en maakte het hem
gemakkelijk in een leunstoel. Ze zette een
syphon sodawater en een flesch whisky op
een tafeltje naast hem.
„Vijf minuutjes maar. Je hebt toch geen
haast?" vroeg ze vroolijk.
„Neen."
Ze ging naar haar slaapkamer en deed
de avondjapon uit, en trok in plaats daar
van een teagown van zwarte fijne kant
aan. Een lange blik in den spiegel en ze
zuchtte. Wat zou het volgende uur haar
brengen? De gedachte alleen dreef het
bloed naar haar wangen. Wat zou de ad
miraal tegen Guy gezegd hebben? Zou hij
hem hebben verteld, dat hij haar diensten
voor Engeland kon koopen met zichzelf?"
Even stond haar voornemen minder vast.
Als Guy het plan uitvoerde op een droge
zakelijke manier, zou zijn dan den moed
hebben door te zetten? Maar op den te
rugweg waren zijn manieren toch heel
vriendelijk geweest.
Hij hield dus veel van muziek. Wat zou
ze voor hem zingen? Even dacht ze na en
kwam toen tot een besluit.
Ze ging naar de gang en bleef staan
voor de deur van de zitkamer. Haar moed
zonk haar in de schoenen en ze kwam in
de verzoeking hem naar huis te zenden.
Misschien morgen.maar neen, het was
beter nu en haar instinct zei haar dat ze
nu zou winnen.
Zij haalde vlug adem. Ze wist, dat ze er
op haar voordeeligst uitzag, maar toch
liep ze vlug naar haar kamer terug en ging
voor den spiegel staan. Ja, haar oogen
schitterden van opwinding. Haar lippen
waren rood van gezondheid. Ze was een
begeerlijke vrouw voor iederen man, zei
ze triomfantelijk in zichzelf. Toen liep ze
vastberaden naar de zitkamer.
„Blijf stil zitten, Guy. Ik zal voor je
zingen", zei ze zacht en ze begon een In-
diaansch minnelied te zingen.
Op de plano stond een zilveren spiegel
en terwijl ze zong kon ze zijn gezicht
zieij.
HOOFDSTUK XXXHI.
Toen het lied uit was, draaide Valda
zich op den pianostoel om.
„Dank Je", zei hij zacht en ze wist dat
hij ontroerd was.
„Ik ben toch zoo blij dat je dol bent op
muziek", zei ze nogmaals en ging op den
divan zitten.
Hallam was er de man niet naar om
terug te deinzen, wanneer hij eenmaal
een besluit genomen had, daarom stond
hij op en ging naast haar zitten, Ze bloos
de en keek naar den grond.
„Valda, de admiraal heeft met me ge
sproken", begon hij plotseling.
„Het kan me niets schelen wat de ad
miraal heeft gezegd. Spreek liever over
iets dat van meer belang is voor ons".
Haar oogen ontmoetten de zijne, bijna tar
tend. „Ik vrees, dat je me verkeerd be
grijpt. Misschien weet ik het zelf niet,
maar er is één gebrek dat ik niet heb, ik
ben geen huichelaarster. Ik ben nooit wat
je een „goede" vrouw noemt geweest. En
ik heb al eens gezegd, dat ik meer dan
eens verliefd ben geweest. Dat was een
leugen. Totdat ik jou ontmoette verveelden
de mannen me allemaal. Overal waar ik
kwam in Engeland en op het vaste
land maakten ze me het hof, maar ik
behandelde hen of ze niet bestonden. Jij
hebt alles veranderd, en jij was verloofd
met mijn liefste vriendin. Ik heb Stella
vervloekt. Het was een marteling om haar
zoo gelukkig met jou te zien. En wat was
ik blij toen je engagement met haar uit
was. Ik had er de hand niet in, maar toen
ik jou en haar later hier ontmoette in
deze kamer, wil ik eerlijk bekennen, dat
ik meehielp om de verwijdering grooter
te maken."
„Vala", riep hij verschrikt.
„Ik wil oprecht zijn. Zoover als ik kan.
Sinds dien dag ervoor zelfs heb ik
er mij toe gezet je liefde te winnen. Je
moogt me verachten als je wilt, maar je
zult me kennen zooals ik ben."
Ze hield op en drukte haar hand tegen
haar hart.
„Weet je nog die avond toen je me kuste?
Ik wilde, dat je me zoudt kussen. Ik
bracht je op alle manieren in de ver
leiding Vanavond was ik weer besloten
je in de verzoeking te brengen, maar ik
heb er den moed niet toe. Je gaat me vra
gen om je vrouw te worden."
Valda was kalm geworden en keek hem
aan.
„Je hoeft niet te antwoorden. Je zult me
vragen. Jij bent het soort man, dat altijd
zijn plicht doet. Je haat me niet maar
het scheelt toch niet veel; en toch zul je
me vragen met je te trouwen".
Ze lachte, maar er was geen vroolijkheid
in dien lach.
„Ik zal je trouwen, maar ik zweer je, dat
ik het niet zou doen, als ik niet dacht
dat ik je gelukkig kan maken".
Ze stonden naast elkander en hij bracht
haar hand aan zijn lippen.
„Ga zitten", zei ze beslist. „Ik heb je
veel te zeggen voor je weggaat. Als we
elkaar morgen terug zien, wil ik dat dit
alles vergeten is. Je kunt me in ieder ge
val je vriendschap geven. Guy, houd je
van me als vriendin?"
„Ja".
(Wordt vervolgd), j