OP REIS maar toch hadden we 't anders verwacht en ook afgesproken." „Zoo", zei mijnheer van der Helm, „zit de zaak zóó in elkaar. En is u er al eens heengeweest om er over te spreken?" „Nee mijnheer nog niet. We willen niet graag voorbarig zijn, maar Ja, als 't zoo blijft, zal het er toch een keer van moeten komen". ,,'k Ben 't volkomen met u eens", ant woordde mijnheer van der Helm, „met voorbarigheid bereikt men niets. Maar nu wou ik 't nog over iets anders hebben. Vol gende week maak ik met de jongens van mijn klas een uitstapje, 't Plan is dat we een autotocht maken naar Arnhem en daar wat bezienswaardigheden gaan be kijken. Nu is Hans nog pas zoo kort van school. En daarom zou ik hem ook wel graag mee willen nemen. Zou hij er zin in hebben, denkt u? Of heeft u er soms wat op tegen?" „Er iets op tegen hebben, mijnheer!" zei vader. „Hoe zou dat nu kunnen? Of 't moest zijn om de financieele kant van de zaak. Kost het veel?" „Nee, dat ls het juist", antwoordde mijn heer. „Een paar weken geleden hebben we bezoek gehad van een dame, die veel be lang stelt in onze school. Bij die gelegen heid heeft ze toen voor alle klassen een bedrag beschikbaar gesteld om met de leerlingen uit te kunnen gaan. Daarom ls het ons dit jaar mogelijk, zoo'n mooi uit stapje te maken zonder dat het iets be hoeft te kosten. Begrijpt u nu waarom ik zoo graag wilde dat Hans er ook nog van genieten kan? Maar wat denkt u ervan?" ,,'k Zou 't heerlijk voor hem vinden, man", zei moeder nu. „Ja vrouw, ik ook. Maar zal hij een dag vrij kunnen krijgen van 't kantoor? Hij is er nog zoo kort, Wat denkt u mijnheer, zouden we 't' mogen vragen?" Er speelde een glimlachje op mijn- heer's gezicht. „Laat u dat nu eens aan mij over", stelde liij voor. „De directeur van de Bank waar Hans werkt, is geen onbekende voor mij. 'k Geloof zeker dat ik die zaak wel in orde krijg. Vindt u het goed. dat ik er over spreek?" „Als u werkelijk meent dat het niet on bescheiden is, ja, dan wel graag" stemde vader toe. Juist was 't gesprek zoover gevorderd, toen zachtjes de kamerdeur openging, 't Was Hans die aarzelend op de drempel bleef staan. „Ja Hans. kom maar binnen", zei vader, „en raad eens wat, mijnheer is komen doen?" ,,'k Weet het heusch niet vader", ant woordde Hans, terwijl hij zijn vroegeren onderwijzer nieuwsgierig aankeek. „Nee, dat begrijp ik", lachte deze, „en daarom zal ik het je maar eens gauw ver tellen. 'k Ben je komen uitnoodigen om mee uit te gaan". „Uit te gaan?" herhaalde Hans ver baasd, „waarheen?" „Naar Arnhem, naar de bedriegertjes, naar de kettingbrug, naar de pyramide van Austerlitz o, en nog veel meer" ver telde mijnheer. Met groote oogen keek Hans mijnheer van der Helm aan. „En mag ik mee?" „Ja jongen, je moogt mee. Je ouders vin den 't goed en over je kantoor behoef je je niet bezorgd te maken. Ik zal voor je met de directie spreken. Nu wat zeg je ervan?" ,,'t Is net of ik droom', lachte I-Ians, terwijl hij zichzelf in den arm kneep. „Is 't. heusch waar?" „Geloof je mijnheer dan niet?" ze moe der plagend. „Foei, Je moest je schamen". Schamen? Hans dacht er niet aan. 'I Was immers bijna te heerlijk om waar te kunnen zijn! Een paar dagen later bracht mijnheer van der Helm 't beloofde bezoek aan den directeur van de Bank waar Hans werkte In 't privé kantoor van mijnheer Doren bos werd hij binnengelaten. „Wel, dat is onverwacht," groette de directeur vriendelijk, terwijl hij mijnheer Van der Helm de hand toestak, „waaraan heb ik dat te danken?" „Ja ziet u," begon mijnheer Van der Helm. „ik wilde u eens graag spreken over uw jongsten bediende, die sinds eenige weken bij u werkt. Hans Laarman is een gewezen leerling van me." „O, nu begrijp ik uw belangstelling," antwoordde de directeur. „Wat kan ik voor den jongen doen?" „Wel, allereerst zou ik graag willen, dat n hem volgende week een dag vrijaf gaf. De koffer staat al in de gang, Want morgen ga 'k op reis! Het is een eind naar d'Achterhoek, Naar 't dorpje van Oom Gljs. Oom heeft een groote boerderij En dieren, o. zooveel! e kunt wel denken, dat 'k mij daar Geen oogenblik verveel. (Nadruk verboden). 'kMaak dan met mijn klas een uitstapje en omdat hij nog pas zoo kort van school is, wou ik hem ook graag meenemen." „Dat kan," antwoordde mijnheer Doren bos, „dat verzoek is toegestaan. En wat verder?" Zonder dat mijnheer Van der Helm het zich bewust was, werd zijn toon nu wat vertrouwelijker. „U moet weten," begon hij, „dat de Laar mans keurig nette, bescheiden menschen zijn. Zooals de meeste ouders willen ook zij graag, dat hun jongen het verder in de maatschappij zal brengen, dan zijzelf. Om dat Hans nu een heel goed hoofd heeft, hebben ze hem naar 't kantoor gedaan, in de hoop, dat hij daar wat vorderingen kan maken. Nu is hij echter ruim zes weken hiér en heeft nog niets anders dan bood schappen moeten doen. U zult 'twel het beste weten, maar kun je op die manier een goed kantoorbediende worden?" Lachend schudde mijnheer Dorenbos het hoofd. „Nee, natuurlijk niet. Doch 't is ook niet mijn plan, dat de jongen dit werk blijft doen. Over een goede maand, als 'tweer wat drukker wordt, neem ik er een loop jongen bij en dan hoeft uw beschermeling alleen nog maar kantoorwerkzaamheden te verrichten. Is 't nu goed?" Verlicht haalde mijnheer Van der Helm adem. ,,'k Dacht het wel. dat, als u hem voor Jongsten bediende had aangenomen, u hem niet alleen loopwerk zou laten doen. Maar 'k ben toch blij, dat ik er over ge sproken heb. Nu kan ik de ouders die prettige tijding meedeelen. Ze weten er niets van, dat ik hierover spreek, weet u, Ze vonden, dat Hans hier nog veel te kort was, om nu al te klagen en daarom wilden ze eerst nog maar een poosje wachten, eer ze er over spraken. Daarom zullen ze des te blljder zijn, als ze hooren wat u gezegd hebt." „Ga 't hun dan maar gauw vertellen," lachte mijnheer Dorenbos; „en veel ge noegen volgende week met de jongens." Vriendelijk zeiden de beide heeren el kander goeden dag. „Ik ben best tevreden over uw bescher meling." was 't laatste woord van mijn heer Dorenbos. „Alles wat hem opgedra gen wordt, doét hij goed." Ik mag een pak aan van neef Piet En doe dan alles mee 'k Help op het land en in den stal En werk en sjouw voor twee. Hoe fijn smaakt dan mij 't brood met sj En 's avonds 't bord vol pap! Maar dan rol ik ook om van slaap, Als 'k in de bedstee stap! m HERMANNS Dit was een prettige boodschap, mijnheer Van der Helm dienzelfden avo nog bij de familie Laarman bracht. N alleen, dat Hans den verlangden vri dag mocht hebben, maar dat ook alles orde zou komen, wat zijn werk betrof. Hartelijk bedankte vader Laarm mijnheer voor zijn vriendelijke tusschi komst. „Hoera," zei Hans, toen mijnheer trokken was en hij van louter blijdsch een Indianendans om den tafel uitvoei „hoera, volgende maand ben ik loopjon: af en volgende week ga ik fijn uit. Ha leve mijnheer van der Helm!" Eindelijk brak de lang verwachte van 't schoolreisje aan. 's Morgens om uur kwam Hans al geheel gekleed bene zonder dat iemand hem had behoevei roepen. Maar moeder was er toch eerder. „Ben je daar nu al?" lachte ze. „1 je het in bed niet langer uithouden?" „Nee, moeder, heusch niet. Kijk t eens wat een prachtig weer het is" - „Ja," zei moeder hartelijk, „jullie trel het. 'k Hoop dat het den geheelen dag blijft." Met moeite at Hans een boterham dronk hij een kopje thee. Maar toen hij ook niet langer te houden. Om a uur moest hij immers op het schoolp zijn? Hans was niet de eenige, die vroeg Lang vóór zeven uur waren alle jon! present. En nu was 't wachten slecht! de touringcar. Gelukkig, tien vóór ze reed de wagen het schoolplein op: Er ging een hoera-tje op onder de gens en allen drongen naar voren om maar 'teerst plaats te kunnen nemen. „Nee jongens, zóó gaat het niet," mijnheer Van der Helm. „Kalm en ord instappen, er is plaats genoeg voor al! Weldra waren alle jongens gezeten had ook mijnheer plaats genomen. „We zijn klaar, chauffeur," zei hij 1 „Best," antwoordde de man en reed de wagen met zijn vroolijke V> giers heen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 14