Buziau - Engelsche frontstrijders in Berlijn
GEVAARLIJK SPEL
76ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
BUZIAU HEB STELLEN DE. Buziau mocht, hoewel nog in
gipsverband, van zijn dokter gisteren een korte wandeling
maken. Buziau met zijn vrouw op den Geestbrugweg te Rijswijk,
waar hij woont.
ENGELSCHE FRONTSTRIJDERS IN BERLIJN. De Engelschen werden door
vertegenwoordigers van Duitsche frontstrijdersbonden aan het station verwelkomd.
In het midden (in zwart costuum) sir Fetherstone Godley,
de leider der Britsche frontstrijders.
DE ZEVENTIENDE DIACONALE BHTENCONFERENTIE TE LUNTEREN van de federatie 14 JILI-FEESTFN TE PARIJS. Presi- HET ITALIAANSCHE BERGINGSSCHIP „ARTIGUO"
van •diaconieën in de Ncd. Herv. Kerk. Min.ster Slotcmaker de Bruine houdt dcnt Lebru" b'i dc vaandel-uitreiking aan is te Plymouth aangekomen met 41.000 pond sterling aan goud
de Fransen© mulitaire uit het wrak van de Egypt". Het uitladen
als voorzitter der conferentie de openingsrede. luchtmacht. van het goud.
Uit het Engelsch van PAUL TRENT
door ADA VAN ARKEL
11)
Mevrouw Cameron las de weinige regels
en onmiddellijk verzachtte zich haar
gezicht.
..Stella en Ik zullen met je meegaan. We
zullen den eersten den besten trein
nemen".
Terwijl ze sprak, trok ze Valda met zich
de kamer uit en wierp van uit de deur
opening een uitdagen blik op Guy.
„Moeder is vreeselijk zwaar op de
hand.Arme Valda. ze houdt zooveel
van haar moeder. Als mevrouw Glyn
sterft, staat Valda geheel alleen. Ik heb
zoo'n medelijden met haar.
„Ik hoop dat we niet lang weg zullen
blijven", zei Stella.
„Ik ook, lieveling. Ik vind het vreeselijk
je niet te zien".
„Je hebt je verlof nog niet gehad. Kun
je niet mee naar de stad gaan met ons?
Er gaat over een paar uur pas een snel
trein. Je hebt tijd genoeg om je valiesje
van boord te halen".
„En je moeder?"
„Ze is niet zoo kwaad als ze er uit ziet.
Ik geloof dat het wel goed is als je mee
gaat. Ze moet er aan wennen. Ja, heusch,
Guy, ga mee".
„Uitstekend, maar dan moet ik voort
maken, anders mis ik den trein". Hij
kuste haar innig en haastte zich weg. Aan
boord kostte het hem geen moeite een
week verlof te krijgen en hij floot vroo-
iijk, terwijl zijn oppasser zijn tasch in
pakte. Zeven dagen met Stella, zeven
heele dagen. In Londen zou hij meteen
een engagementsring kunnen koopen.
De piketboot, die hem aan wal zou bren
gen, kwam langszij en met anderen,
kwam ook Furber aan boord. Hij trok zijn
wenkbrauwen op toen hij Guy met zijn
oppasser zag. die het koffertje droeg.
„Er op uit?" vroeg hij terloops.
„Ja, naar de stad".
„Ik kom er juist vandaan. Heb je een
boodschap voor de Camerons?"
„Zij gaan ook".
„En juffrouw Glyn?"
„Ook".
Furber dacht eenige seconden na en
nam een besluit.
„Ik geloof, dat ik met je naar het sta
tion ga. Ik zou juffrouw Glyn graag even
willen spreken. Je bent zelf verliefd en
zult het dus begrijpen", zei hij luchtig.
„Ik ben bang dat je niet veel tijd zult
hebben om met haar te praten", zei Guy
kalm.
Ze kwamen een paar minuten vóór de
trein vertrok, aan het station. Terwijl
Hallam naar het loket ging. haastte Fur
ber zich naar het perron. Valda zag hem
het eerst en hij wenkte haar. Mevrouw
Cameron en Stella stapten juist in.
„Wat is er gebeurd, zeg het me vóór
Hallam komt"
„Mijn moeder is ziek en ik ga naar de
stad. Mevrouw Cameron en Stella gaan
met me mee, dat is alles".
„En Hallam?"
„Ik geloof dat hij ook mee gaat".
„Hoe staat het met het engagement? Is
het af?"
„Neen, ondanks mevrouw Cameron's
tegenstand Ze zal het wel niet prettig
vinden als ze Hallam ziet".
„Daar komt hij aan. Waar kan ik je in.
de stad treffen, het is van belang".
Zij gaf hem het adres van een particu
lier ziekenhuis, dat hij voor zichzelf her
haalde.
„U hoeft er niet over te tobben. Ik zal
er wel voor zorgen dat hun verloving niet
lang duurt. Adieu".
Ze stapte de coupé in en onmiddellijk
daarna kwam Guy aan.
Een kruier zette zijn valies onder de
bank en Hallam ging in een hoekje bij het
raam zitten.
„Waar logeer je?" vroeg Furber.
„Als mijn vader soms mocht komen, wil
je hem dan zeggen dat ik op zijn kamers
in St. James ben en daar een week blijf".
„Hoe is het adres?"
„Ryderstraat 42".
Furber krabbelde het op een stukje pa
pier en noteerde tegelijkertijd het adres,
dat Valda hem gegeven had. Toen nam hij
afscheid en ging regelrecht naar het tele
graafkantoor.
De trein vertrok en het was stil in de
coupé. Mevrouw Cameron's gezicht stond
woedend, terwijl ze in een tijdschrift keek.
Stella stond op en ging tegenover Hallam
zitten.
„Ik zou graag zoo gauw mogelijk met
Je vader spreken", zei mevrouw Cameron
plotseling.
„Ik zal hem bij u brengen".
„Vanavond zal het te laat zijn. Wij zul
len in het Langham hotel logeeren Mis
schien wil je hem wel vragen of hij me
morgen wii bezoeken".
„Ja, maar mag ik u verzoeken het den
ouden man niet al te moeilijk te maken.
Hij heeft ai verdriet genoeg", antwoordde
Guy ernstig.
„Moeder, wees toch vrienden. Als u het
wilt, zal ik beloven Guy niet te trouwen
tot u uw toestemming geeft", zei Stella
impulsief.
Het was het eerste misverstand dat er
tusschen haar en haar moeder was. Ze
had haar innig lief en was bereid tot elk
offer, behalve dat eene, om maar weer
góede vrienden te zijn.
Mevrouw Cameron's gezicht klaarde op
en ze wendde zich tot Guy.
„Wil je me dezelfde belofte geven?"
vroeg ze scherp.
„Ja, Stella en ik denken hetzelfde. Ik
weet zeker dat ze nooit gelukkig zou zijn
-zonder uw toestemming", antwoordde hij
kalm.
.Ziezoo, dat is dan afgemaakt. Nu zijn
wij goede vrienden", zei Stella vroolijk en
gaf Guy een blik, die zijn hart deed
bonsen.
Toen ze Waterloo bereikt hadden, zorgde
hij dat hun bagage op een taxi werd gezet
en wenschte hen goeden nacht, zeggende,
dat hij den volgenden morgen met zijn
vader zou komen. Toen reed hij naar Ry
derstraat en vroeg den portier van de
kamers of zijn vader thuis was. Op het be
vestigend antwoord ging hij met de lift
naar boven en klopte aan de deur van de
zitkamer. Er kwam geen antwoord, dus
draaide hij den knop om en ging binnen.
Klaarblijkelijk was zijn vader naar bed ge
gaan. Hij opende de verbindingsdeur; het
electrische licht was aan en mijnheer Hal
lam zat in een leunstoel, het gezicht be
dekt met de handen. Op tafel, dicht bij
hem, lag een revolver.
„Vader", zei Guy en vloog op hem toe.
Mijnheer Hallam keek met verwezen
blik op.
„Ben jij daar? Goddank", zei hij fluis
terend.
„U wilde u toch niet
„Wat kan ik nog anders doen? Niemand
wil me geld leenen. Ik ben goed ver
zekerd. Als ik dood men, zul je een paar
duizend pond krijgen".
„U moet wel krankzinnig zijn om aan
zoo iets te denken. God zij dank, dat ik in
de stad kwam. Zoo erg is het toch niet.
Die 150 pond, die u zond
„Welke 150 pond?" vroeg mijnheer Hal
lam met inspanning.
„Heeft u me dan geen geld gezonden?"
„Neen".
Guy keek zijn vader in stomme verba
zing aan.
HOOFDSTUK VIII.
Mevrouw Glyn was in een particuliere
ziekenverpleging in een straat dicht bij
Langham Hotel, en zoodra ze mevrouw
Cameron en Stella in het hotei had achter
gelaten, ging Valda er direct heen. De
nachtzuster ontving haar met een be
zorgd gezicht.
„Ik ben zoo blij dat u er is. juffrouw
Glyn. Uw moeder is heel ernstig", zei ze.
„Zou ze nog kunnen herstellen?"
„We vreezen van niet. Het is te betwij
felen of ze den morgen zal halen. Er is een
maaltijd voor u gereed. en
„Ik zou niet kunnen eten".
,,U zult al uw kracht noodig hebben.
Probeer het", zei de zuster vriendelijk.
(Wordt vervolgd).