ARTISNIEUWS
InIH et Zwembad.
door
G. J. VXSSCHER.
De groene Zeeschildpad.
„Wanneer men verre reizen doet,
Dan kan men veel verhalen!"
Dat, is een waarheid als een koe en de
menschen, die verre reizen gedaan hebben,
zijn er dan ook bij hun thuiskomst niet
weinig trotsch op dat zij zooveel kunnen
verhalen. Boeken hebben zij er over vol
geschreven! En ik. arme schildpad, heb
ook een verre reis gedaan, zoodat ik ook
veel zou kunnen vertellen, maar daar ben
ik heelemaal niet trotsch op want helaas:
ik ben na al mijn reizen niet weer bij mij
thuis gekomen!
Of dat nog eeps ooit zal gebeuren?
Ik twijfel er sterk aan. Weet je waarom?
De menschen. die hier in Artis komen,
zien mij veel te graag. Zoodra ze mij in ?t
oog krijgen, blijven ze vol verbazing staan
en dan is het:
r.Kijk daar eens, wat een groote schild
pad! Zoo groot heb ik er nog nooit een
gezien! Oppasser is dat de grootste schild
pad uit heel Artls?"
Ja, mijnheer!"
„Hoe zwaar weegt hij wel?"
„Vijf en zestig Kilogram".
„En hoe lang is hij?"
„Ruim een Meter"
Kolossaal, wat een dier! Wat een groote
ketel schildpadsoep zou daarvan gekookt
kunnen worden!" Dan word ik nog eens
bekeken en nog eens, en dan gaan ze
weer verder. Daarna komen er andere
menschen en hetzelfde spelletje begint
opnieuw ..Wat een beest! Wat een reus!
Kijk toch eens. wat een knaap!"
Zoo gaat het den heelen dag door en
wij. Artisdieren. weten het allemaal wel:
als- je zooveel bekijks hebt dan kom je er
niet meer uit
Toch moet ik eerlijk bekennen, dat het
mij niet onverschillig is dat de menschen
zooveel belangstelling voor mij toonen.
Kleine schildpadden kennen zij allemaal
wel. Weet je welke? De z.g. Grleksche
schildpadden, die vee voorkomen in Zuid-
Europa en Noord-Afrika.
Laatst hoorde ik een jongetje zeggen:
.O kijk eens, vader! Die groote schild
pad is stuk: wie zou dat gedaan hebben?
Ziet u wel? Zijn rugschild zit niet aan het
buikschild vast.
Die kleine baas had thuds zoo'n land-
schildpadje cn da<t diertje zit als het ware
in een rondom gesloten doos. terwijl bij
ons. zeeschildpadden, het rugschild en het
buikschild duidelijk van elkaar gescheiden
zijn. Daardoor dacht dat Jongetje, dat mij
een ongeluk overkomen was!
Hij had niet heelemaal ongelijk, maar
mijn ongeluk was van geheel anderen aard
dan hij dacht. Dat heeft zich op de vol
gende wijze toegedragen
Ik maakte deel uit van een groep van
wel honderd groote groene zeeschildpadden
in den Indischen Oceaan, nabij de kust van
Sumatra. Nu moet ie weten, dat we, om
eieren te leggen, altijd een eindje het
strand opkruipen. Daar graven we een
kuil en daarin worden door één schildpad
tachtig, negentig, ja soms wel honderd
eieren gelegd. We krabben er wat zand
overheen, en alles is klaar. De zonne
warmte zorgt voor het uitbroeden.
Laat. ik er nog bij vertellen, dat je geen
medelijden behoeft te hebben met moeder
schildpad, die later honderd kindertjes zal
hebben te verzorgen, want als de eieren
gelegd zijn. kruipt ze weer in zee en ze
kijkt nooit meer naar haar eitjes om.
Zoo had ik ook op een donkeren en dus
schijnbaar veildgen avond in gezelschap
van een aantal andere zeeschildpadden
mijn eieren gelegd. Toen keerden we terug,
maardaar kwamen wel tien inlanders
met een stok in de eene en een fakkel in
de andere hand op ons af!
Die Malei ers eten wel in hoofdzaak rijst,
maar ze zijn helaas ook verzot op onze
eieren en ons vleesch. De grootsten van
ons en ik ook werden bij fakkellicht
met een stok omgewenteld, zoodat we op
onzen rug kwamen te liggen en in die
houding zijn we hulpeloos, want we kun
nen ons onmogelijk omdraaien.
Ik lag te sidderen van angst, want ik
hoorde in mijn verbeelding reeds het ge
pruttel van een gTooten ketel met schild
padsoep!
Maar 't geluk diend? mij. Op hetzelfde
oogenblik, dat een van de mannen mij
omkeerde, met de woorden: „Dit is de
In 't groote honden-zwembad,
Daar gaat het lustig toe.
De honden zwemmen, duiken
En worden niet gauw moe.
Moor springt plot met een vaartje
Het frissche water in.
Dat is met 't warme weertje
Juist iets naar Moortje's zin!
Daar zwemmen om het hardst, kijk!
Hek en Azor, zijn vrind,
Ik ben toch heel nieuwsgierig,
Wie van de twee het wint!
Caro, de oude badknecht.
Heeft heusch zijn handen vol.
Geloof maar, dat in 't zwembad
Slechts hij het vindt niet dol!
Maar als op eens de bel gaat,
Dan is het sluitings-uur.
Komt allen vlug uit 't water!
Wie 't niet doet, wel dien stuur
Ik één-twee-drie! naar huis toe,
En van het zwembad af!
Zegt nu Caro, de badknecht,
Want dat 's de grootste straf
j. E. DE LILLE HOGERWAARD.
(Nadruk verboden).
mijne!" naderde er een Hollander, die riep:
„Pas op! Sla hem niet dood! Hoeveel moet
je er voor hebben?"
Na eenig loven en bieden werd ik het
eigendom van den Hollander, een Amster
dammer toevallig, die daar in de buurt op
de zwijnenjacht geweest was. Hij was al
sinds jaren lid van Artis en bij zijn vertrek
naar Indië had hij zich voorgenomen, op
de terugreis iets bijzonders voor de dier
gaarde mee te brengen
Mijn overtocht naar Holland met een
boot van de Maatschappij „Nederland" zal
niet veel gekost hebben. Mijn baas logeer
de in een hut ie klasse, maar ik maakte
de reis mee in een voor de helft met water
gevulden en van binnen met zink beklee-
den bak. En eten deed ik totaal niet. Ik
kan het wel een jaar lang buiten voedsel
stellen, dus die enkele weken zeereis telde
ik heelemaal niet.
Hier in Artis gaf men mij omstreeks half
Februari een plaatsje in het Nülpaarden-
huis.
„Wat doe je daar?" zult je zeggen. Die
dikhuiden zijn toch geen familie van je?"
Dat is zoo. Maar in één opzicht komen
we overeen. Zij brengen het grootste deel
van den dag in het water door en ik ook.
En nu zijn er in dat gebouw drie gevulde
bassins. In het grootste zwemt een moeder-
nijlpaard met haar jong. Dl het tweede
huist ook een volwassen nijlpaard op zijn
eentje. En het kleinste, dat toch niet in
gebruik was. werd voor mij bestemd.
't Is hier in den regel heel stil. Ik zal
ook de drukte niet aanbrengen, wamt ik
laat nooit eenig geluid hooien. Mijn reus
achtige buren zijn ook niet heel spraak
zaam. maar af en toe. zoo tegen etenstijd,
stooten ze een gebrul uit zóó sterk, dat de
dikke muren en van dreunen.
In 't begin hield te oppasser mij wel
eens een vischje voor. Daar moest ik niets
van hebben, want ik ben een olanteneter.
Later probeerde hij het met Brusseisch
lof. Dat heb ik geproefd en dat smaakt
mij uitstekend.
Het water waarin ik rondzwem, wordt
hier leidingwater genoemd. Dat is zoet.
Eerst viel het mij wat vreemd, want hl
Indië zwom ik in zeewater: let maar od
mijn naam: zeeschildpad.
Enfin! Die verandering zal mij niet veel
kwaad doen! Als ik nu maar geregeld
Brusseisch lof. of sla. of andijvie krijg
wie weetj hoe lang ik het dan hier wel kan
uithouden. Een gevangen schildpad kan
het. naar men zegt. tot driehonderd iaar
brengen. Kalm afwachten dus! Misschien
verschijnt m(vn portret wel over een paar
eeuwen, als iets heel biizonders, in de
krant.als er dan ten minste nog een
krant, is!
.(Nadruk verboden).