FOUTEN-ZOEKPLAATJE
OPLOSSINGEN.
AAN ZEE.
Welke zijn de 8 fouten ln dit plaatje? (Nadruk verboden).
niet aan, dat, als ze boos wilde zijn, ze
het op zichzelf moest wezen. Zij was on
gehoorzaam geweest en dat was de aanlei
ding tot al die narigheid. Langzamerhand
bedaarde haar snikken wat, en toen
moeder haar na een poos kwam roepen,
om te komen eten, zat ze met een boos,
mokkend gezicht op een stoel voor het
raam.
Toen ze in de eetkamer met vader en
moeder aan tafel zat. merkte Mies wel
dat moeders gezicht heel ernstig stond,
maar ze lette er verder niet op Moeder
was zeker nog boos op haar! Maar al
spoedig merkte ze aan het gesprek harer
ouders, dat er iets anders gebeurd was,
dat moeder zoo ernstig deed kijken.
„Toe vrouw", zei vader, „trek het je
nu niet al te erg aan. 't Is wel jammer
van die kostbare vaas, vooral ook omdat
het een familiestuk is, maar er is nu een
maal niets aan te doen".
„Daar is 't ook niet in de eerste plaats
om, man. Maar dat Anna halsstarrig vol
houdt, dat ze het niet gedaan heeft, dat
maakt me uit mijn humeur. Niemand an
ders dan zij kan het gedaan hebben. Mies
is den heelen morgen boven geweest, be
zoek heb ik niet ontvangen en een kat
die het af kan gooien, hebben we ook
niet. 'k Begrijp wel dat Anna er een
beetje tegenop moet zien om me te ko
men vertellen dat ze die vaas, waar ik zoo
aan gehecht ben, gebroken heeft. Maar
ze is nu al zooveel jaren bij ons, ze moest
toch ook een beetje vertrouwen in mij
hebben, dunkt me".
Mies zat ademloos te luisteren. Ze durf
de niets te vragen, maar ook zonder dat
ae iets vroeg, begreep ze best, waar vader
en moeder over spraken. De mooie kost
bare vaas, die op een klein tafeltje ln de
kamer stond, was gebroken. Er moeder
dacht dat Anna het gedaan had, en dat
■ze, omdat ze het niet durfde zeggen, er
om jokte.
Moeder hield ook zoo veel van die vaas.
Mies wist het wel, toen vader en moeder
gingen trouwen, hadden ze haar gekre
gen van de grootmoeder van moeder.
,,'t Is een heel oud stuk, kind", had moe
der eens gezegd.
,,'k Weet niet, sinds wanneer ze al in
onze familie is."
En nu was die kostbare vaas stuk! En
Anna had haar gebroken. Net goed voor
Anna, dat moeder nu boos op haar was.
Dan had ze Mies vanmorgen maar met
haar jurk moeten helpen. Maar plotseling
kreeg 't meisje een hoogroode kleur. Er
was haar iets in de gedachte gekomen.
Opeens moest ze denken aan den doffen
slag, die ze 's morgens gehoord had, nadat
ze de kamerdeur zoo hard achter zich
had dichtgetrokken. O, en opeens wist
Mies nu alles heel duidelijk, toen was de
vaas van het tafeltje gevallen. Niet Anna,
maar zij zelf had dus de kostbare vaas
gebroken. Ze wierp een steelschen blik op
moeder. Zou ze het nu meteen maar zeg
gen? Maar moeder keek zóó boos, ze durf
de niet. Wat zou moeder er wel van zeg-
gën, als ze wist dat Mies' drift de oorzaak
van het ongeval was? O nee, Mies durfde
het niet bekennen. En dan. 't Was juist
wel eens goed voor Anna dat moeder nu
zoo boos op haar was. 't Kon Mies heele-
maal niet schelen. Ze behoefde er immers
niet voor te jokken ook? Moeder vroeg
haar niet eens wat....
En Mies zweeg, hoewel ze wist, dat ze
met spreken Anna kon ontheffen van de
verdenking die op haar rustte.
Den volgenden morgen was Mies vroe
ger beneden dan gewoonlijk. Ze moest
vandaag immers weer naar school en de
trein vertrok al vrij vroeg. Vader zou
haar wegbrengen. Mies zag er niets vroo-
-lijk uit. Ze had donkere kringen onder
haar oogen. Maar op moeders vragen zei
ze toch dat er niets aan scheelde.
,,'t Komt zeker door gisteren", dacht
moeder toen. ,,'t Was ook erg vervelend,
dat ik op haar laatsten vacantiedag nog
zoo op haar brommen moest, 'k Hoop dat
het nu een goede les voor haar is ge
weest".
En moeder vermoedde er niets van, dat
Mies' neerslachtigheid een heel andere
oorzaak hadè Mies had 'n heel onrustigen
nacht doorgebracht.
Telkens had ze er weer aan moeten
denken, dat zij eigenlijk de vaas gebroken
had, maar dat Anna er nu van verdacht
werd. Doch nadat ze opgestaan was, had
ze die gedachte met kracht van zich af-
geschovep. Ze wilde er niet meer aan
denken, 't Was wel goed voor Anna, dan
koa ze ook eens merken dat het niet pret
tig was als moeder boos op je werd. En
Mies dacht er niet aan, dat zijzelf de
boosheid van moeder verdiend had, maar
dat Anna die nu onschuldig moest dra
gen. Nog even weifelde Mies, toen ze bij
't afscheid nemen Anna's beschreide ge
laat zag. Maar 't meisje drong dat betere
gevoel terug. Haastig gaf ze Anna een
hand en liep de keuken uit.
Reeds twee weken was Mies weer op
kostschool. Maar 't was de oude vroolijke
Mies van vóór de vacantie niet.
„Hè, wat ben jij een saaie Piet tegen
woordig", zeiden haar vriedinnen dik
wijls. „Wat is er toch met je gebeurd ln
de vacantie?"
Ook de directrice van de kostschool,
juffrouw van Eldik, was het niet ontgaan
dat Mies tegenwoordig zoo stil was en er
lang niet best uitzag. Al een paar maal
had ze het meisje bij zich geroepen en
gevraagd of haar iets scheelde. Maar tel
kens had Mies ontkennend geantwoord.
Ze kon hier toch niet vertellen wat er
thuis gebeurd was? Want dat was het,
wat Mies hinderde. Ze kon maar niet ver
geten dat Anna verdacht werd, van wat
zij had gedaan. O, als ze nu nog thuis
was dan zou ze het zeker bekennen, al
zou moeder nog zoo boos op haar zijn.
Telkens wanneer er op school gelegen
heid werd gegeven, om brieven te schrij
ven en Mies haar brief aan moeder
schreef, was ze op het punt geweest
moeder alles mee te deelen. Maar tot nog
toe was ze er niet toe kunnen komen. En
maar steedse bleef ze zich ongelukkig en
onrustig gevoelen.
't Was nu wandeltijd. Daarstraks waren
de onderwijzeressen met de leerlingen
vertrokken. Maar Mies had gevraagd thuis
te mogen blijven. Als reden gaf ze op,
dat ze hoofdpijn had. 't Was waar ge
weest. Door het voortdurend denken aan
alles wat er thuis gebeurd was, had ze
een akelig drukkend gevoel in haar hoofd
gekregen. Lusteloos zat ze voor het raam
van de groote speelzaal en keek naar
buiten.
Zachtjes ging de deur open. De direc
trice kwam binnen.
„Mies", verzocht ze vriendelijk, „Mies,
wil je eens even bij me komen?"
Met een hoogroode kleur stond Mies op
en volgde juffrouw Van Eldik naar haar
kamer.
(Wordt vervolgd).
OPLOSSINGEN DER RAADSELS VIT
HET VORIGE NUMMER.
1. Nederland, eend, laan, el, rad.
2. Koffiemolen,
3. Niets.
4. Steen, teen.
5. Rotterdam, Otto, rat, ram, de.
6. Ze hebben allebei aderen.
7. Totdat hij de 2de pot ook netzet.
8. Alle kleermakers, want niemand doet
zijn neus af als hij gaat naaien.
We zouden naar de duinen gaan
Met emmertjes en schoppen.
Het kamermeisje van 't hotel.
Zou passen op de poppen.
De zon scheen heerlijk op ons haar.
De wind blies om je ooren,
En overal, waar je maar ging.
Kon je de zee nog hooren.
Dat Is zoo heerlijk aan het strand*'
Als je maar heel goed luistert.
Dan is het net. alsof de zee
Je een verhaal toefluistert.
Van elfjes en de zeemeermin.
Die samen zachtjes zingen.
Mijn broertje zegt: Och kind; loop heenl
....Hij snapt niets van die dingen.
PAULINE,
(Nadruk verboden).