DE LUSTRUMFEESTEN De Lustrum-Hengelwedstrijd. 76sle Jaargang WOENSDAG 3 JULI 1935 No. 23089 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN EEN WAARLIJK „KEIZERLIJKE" RECEPTIE IN DE LAKENHAL EERSTE OPVOERING VAN HET „SPEL VAN DEN VOS REINAERDE" Het voornaamste Nieuws van hedeiL j LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADVERTENTIES: 30 Cts7per regel voor advertenties uit Lelden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertentles belangrijk lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 ets. bij maximum aantal woorden van 30. - Incasso volgens postrecht. Voor opzending van brieven j 10 ets. porto te betalen. - Verplicht bewijsnummer 5 ets; Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijaf per 3 maanden f.2.35 per week T.f.0.1S Franco per post f. 2 35 per 3 maanden portokosten. (voor binnenland f. 0.80 per mnd.> Foto Jonker. SCÈNE UIT HET SLOTBEDRIJF. REINAERDE ONDER DE GALG, DEN STROP REEDS OM DEN HALS. MAAR TOCH WEET HIJ ZICH TE REDDEN. Willem van Lochorst, Ridder. Heer van Dever en Cronesteyn, Keizer der Leidsche Rederijkerskamer ,de Witte Accoleyen" heeft gistermiddag op de Groote Pers van de Lakenhal de hoogwaardigheidsbeklee- ders onzer stad. de deelnemers aan het Landjuweel en de senaten der bevriende corpora, allen met hun dames in audiëntie ontvangen. De receptie. In meerdere mate nog dan zulks bij den optocht van Maandag j.l. het geval was. heeft deze receptie een schouwspel opge leverd. welks gelijke in costuumweeide en ■kleurenrijkdom wij ons in het nabije ver leden niet herinneren. In de eerste plaats werkte daartoe de omgeving mede; onze onvolprezen Lakenhal vormt voor een der gelijk gebeuren een uniek en weergaloos milieu. Hier- vielen de anachronistische tegenstellingen weg. welke Maandag j.l. nog een beletsel vormden voor een onge hinderd genieten: hier was de omgeving in volkomen harmonie met de sfeer der middeleeuwsche costuums, een sfeer, die ook door hen die ter receptie kwamen, geheel zuiver werd aangevoeld en die ieder trachtte te bewaren Een bekend Leidsch hoogleeraar. die toch heusch netjes ..in het zwart" was. drukte het zoo karakteristiek uit: ,,ik schaam me voor m'n plunje". In derdaad. deze kleurige verzameling van fraaie en met gratie gedragen costuums, vormde een streeling voor het oog. Het feit. dat ook de dames van de deelnemers aan den optocht ditmaal ln mdddeleeuwsch gewaad verschenen, kwam den luister nog verhoogen. Wanneer wij met betrekking tot deze ontvangst iets zouden betreuren, dan ware het alleen het feit dat niet meerdere stadgenooten van dit zeldzaam mooie schouwspel hebben kunnen genieten. Weliswaar waren ettelijke tientallen be langstellenden op eenigen afstand getuigen van het komen en gaan der gasten maar juist hun verbijf in het voor deze gelegen heid als geknipte milieu verleende aan deze bijeenkomst een bijzondere aantrekkelijk heid. Onder de velen, die Ridder Willem kwa men complimenteeren merkten wij o a op jhr. mr dr. N. C. de Gijselaar. die door den heraut werd aangekondigd als „de oud-schout" van Leiden; voorts de rector- magnificus. prof. dr. W. van der Woude; „de hoofdman der Leidsche weermacht" overste Haitsma Muiier; de heeren prof dr. L. Knappert en F G. Rosier namens de Gemeente-commissie voor de Lakenhal; de senaten der bevriende corpora; mr. P. J. Idenburg. secretaris van het college van curatoren; den gemeente-archivaris, mr. dr. W J. Verburgt. tal van reünisten waar van verscheidene in middeleeuwsch »e- waad; den oud-Corpsbediende Arie Oen stra. het Collegium van het Leidsch Stu dentencorps. welks praeses. de heer H. C. Dresselhuys aan Ridder Willem een gouden herinneringsmedaille aanbood, de Lustrum Commissie en Last but not least, de schout van Leiden, mr. van de Sahde Bakhuyzen met ziin echtgenoote. De burgemeester had de aardige ge dachte om den keizer der Leidsche Rede rijkers in de baal der 16de eeuw als volgt toe te spreken: Eersame constliefhebbenden in der ftedenrijeken'! Ick doe miin andtwoordt op de chaerte, uytgesonden aen den Schoute van Leyden bi den Keyser der Witte Acoleye: daer Liefd' es t' Fondament deur de zoet- vloeyende harmonie der poëzye. Alsoo men in de vaderlantsche chronycken vint beschreven. Is het drie eeuwen en sestich jaeren geliden, Dat de roemrike Hoochschole Leyden is gegheven Ten aensien van chijchsnoot getrouwich gesustineert. viel tiden. Waerumme wi ons hedendaechs verbliden. Een rethorische feeste. triumphant en heerlick. Van Cameren. die upquamen van vele siden, Sal gecelebreert siin solemnel-icken ende eerlick Voor grote heren ende t' gemeyn volck begeerlick. Vermakehek Is d' oude vrije conste der Redenrycken, Maer costelick de bant. die de earners samenhoudt. Het Landtjuweel behoort geheel tot. de oude tijden, Maer op de spraec der Leydsche Camer moet steets worden voortgebouwd. Naer d' oude trant is hét aldus. wèl beschouwd: Liefd' es t' fondament, 't welck den gront van alle deucht is; Die daerop bouwen sellen haer nooit hebben berouwd, Te zijn versmaders van tweedacht: dus maeckt datter geneucht is: Want tis een quaet landt, daer nimmermeer vreucht is. De Keizer (de heer B. ter Haar) dankte hierop de Leidsche vroedschap voor hare medewerking .waardoor dit Landjuweel is geworden tot het schoonste van alle". Omstreeks halfzes kwam er een einde aan deze receptie waaraan allen, die haar bijwoonden, een onvergetelijke herinnering zullen bewaren De echtgenoote van den directeur der Lakenhal, mevrouw Coert, liet haar waakzaam oog gaan over de buffetten, waarldoor het overbodig is te zeggen dat ook dit onderdeel uitstekend verzorgd was. De Vos Iteinaerdc. 's Avonds is het einde gekomen van „Het Landjuweel". De ontvangende Camere van Rhetorica, gheseit „De Witte Acoleyen" gaf blijk van haar kunnen en voerde ten tooneele 't spei van den Vos Reinaerde. dat prachtig aansloot bij de sfeer van Het Landjuweel. Maar was dat onze bekende Leidsche Schouwburg? De heer Lensvelt had deze zoo omvormd door het aanbrengen van een op zich zelf eenvoudige versiering met doe ken in de Leidsche kleuren, wr.arop de emblemen der diverse rederijkers-kamers prijkten, dat er een gansch andere sfeer scneén te hangen in het schouwburgge bouw. En daartusschen alle deelnemers aan de Maskerade in costuum met hun dames, eveneens in middeleeuwsche kleedij. Het leek alsof de middeleeuwen waren her leefd wanneer het oog zich toevallig niet richtte op in rok of smoking gekleede heeren en dames in modern avond-toilet, die een vreemdsoortige entourage vormden van de rijke kleurenpracht van de „oude plunje". Niettemin, het was een rijke ende plesante aanblik. Mede tengevolge van de voorafgaande receptie van Lustrumcommissie en Be stuur van het Leidsch Studententooneel werd het geduld der bezoekers eenigszins op de proef gesteld, doch de stemming werd er niet door geschokt en toen het doek zich opende, was men het wachten al weer vergeten. Een prachtig gestyleerd doek vertoonde zich achter het bekende gordijn, fleurig-kleurig aankondigend, dat zou worden vertoond 't spel van den Vos Reinaerde en toen ook dit zich opende, verscheen een uitnemend gevonden decor, forsch van lijn en in kleuren, die zich bij uitstek aansloten bij het kleuren-gamma der zaal. 't Spel van den Vos Reinaerde Dit juweeltje van onze oud-Nederlandsche literatuur is en blijft van alle tijden. Wie kent niet in hoofdzaak de gauwdiefachtige wandaden van de loozen vos. die allen te glad af is? En al verliest hij zijn haren, -niet zijn streken! Hoe simpel is het ver haal, doch hoe juist getroffen is toon en uitwerking van dit aloude spel van den onbekenden Willem of Aernout, waarover de pennestrljd nog nimmer geheel is ver flauwd, al neemt men thans vrijwel alge meen aan, dat Willem de eer toekomt en Aernout de auteur is van een tweede Vos Reinaerde. Stapels literatuur kunnen zij verwerken, die belangstellen in de historie van dit dierenepos, dat zich haafdhaaft, de eeuwen door. Hoe simpel de opzet, doch de allegorie der dieren-menschelijkheid is voor allen verstaanbaar en vormt juist daardoor een klankbord bij uitstek geschikt voor Het Landjuweel, dat saamhoorigheid voorstaat en vreugde geeft aan alles. 't Spel van den Vos Reinaerde was de gelukkige vondst als waardig sluitstuk van deze 360-jarige herdenking der Leidsche Alma Mater. Dr. Jan Walch heeft dit spel bewerkt voor deze opvoering. Hij heeft zich gehou den aan den opzet en het verloop van het oude spel, doch overigens dit aangepast bij een „modern" gehoor. Zijn oud-Neder- Landsche verzen, doorspekt met glossen en satyrieke schimpscheuten van onzen tijd, doen het uitmuntend. Nu en dan zijn deze ietwat gewaagd van felle raakheid, doch bepaald kwetsend zijn ze toch weer niet. Wie lust heeft deze nieuwe bewerking te lezen, de firma Stenfert Kroese, hier ter stede, heeft haar in druk doen verschijnen. Speciaal voor Leiden en voor Leidsche stu denten is deze bewerking pasklaar ge maakt, waardoor zij eenigszins een plaat selijk cachet draagt, doch een verwijt kan den auteur daarvoor niet treffen, waar het immers voor deze gelegenheid juist is be doeld. En als zoodanig is zij volledig ge slaagd te noemen. We beleven de aanklacht van diverse die ren tegen Reinaerde, wiens dood wordt geeischt. De aanvankelijk gelukkige ver dediging door vosjes neef de das mag niet baten: het doodbijten van chantecler's meest beminde henne geeft den doorslag. Wanneer Reinaerde tenslotte, na het be drog van koning Ncbel'sboodschapper, den beer, door toedoen van zijn neef voor 's konings rechterstoel verschijnt, lijkt het pleit beslecht: de strop wacht hem trots de vernuftige verdediging door doctor raaf, die hem ontoerekenbaar wil verklaren, doch wiens betoog wordt gedwarsboomd door een door den auteur ingevoerde „wedersprake". Doch met den strop om den hals weet Reinaerde de rollen neg om te keeren en zijn leven te redden en beer en wolf zelfs zwaar te doen tuchtigen. Dit alles vol fijne ironie, volgens het oude recept van „een lach en een traan". Geeft de prologhe, gezegd door den „keiser" van de Leidsche Kamer een in leiding. een naprologhe van Tibeert, den kater, doet uitkomen, hoe Reinaerde ko ning Nobel heeft bedrogen en belogen en hoe naïef deze zich heeft laten beet nemen. Ten tooneele verschijnen behalve de reeds genoemde tal van dieren als apen. hoenders, eekhoorns, een luipaart, die vol fleur de klaroen blies, een nuffig hondje, de ram Belyn enz. Bovendien heeft de heer W. Sprenger een goede, illustreerende muziek gecom poneerd. Vol toewijding hebben de leden van het Leidsch Studententooneel onder regie van Faul Storm zich gegeven aan de opvoe ring. Zij hebben studie gemaakt van de gewoonten der diverse uit te beelden die- Oit nummer bestaat uit DRIE bladen EERSTE BLAD. BINNENLAND. Herdenking sterfdag van Prins Hendrik. (Laatste Berichten, le Blad). De organisatie der rechterlijke macht; een wijzigingsontwerp ingediend. (Binnen land, 3e Blad). Jaarvergadering van den Nederland- schen Slagershond. (Binnenland, 3e Blad). De Pers over het bezuinigingsontwerp. (2e Blad). De verkiezing van leden Ged. Staten in Zuid-Holland en andere provinciën. (le Blad). De fraude te Wormerveer omvat reeds 11/4 millioen gulden. (Gmengd, 3e Blad). Nieuwe arrestaties te Oss. (Gemengd, 3e Blad). BUITENLAND. Overleden is de Fransche auto-con structeur André Citroen. (Tel., le Blad). Na Eden's verklaring. (Buitenland, 2e Blad en Tel., le Blad). De bijeenkomst der oud-strijders te Parijs. (Buitenland,'2e Blad). Bij aanvaring tusschen twee Japanschc schepen is er een gezonken. Vele slacht offers. (Buitenl. Gemengd, 3e Blad en Tel., le Blad). ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN, le BLAD. ren, en deze aangepast aan de schildering van den auteur. Koning Nobel een beetje ,,gaga", diens echtgenoote Gente nog meer, Bruin een veelvraat van je welste, chantecler vol haan-waardigheid, de kip pen kakelend en de apen brutaal-dom. Foto van Vliet. EEN VROOLIJK GROEPJE DEELNEMERS, DIE MET Dp BESTE VOORNEMENS BEZIELD, NAAR DEN WEDSTRIJD TROKKEN. DE LANGE RIJ VAN HENGELAARS VOOR DE MEESTEN HUNNER LIET DE VISCH TEVERGEEFS OP ZICH WACHTEN!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 1