LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad
Zaterdag 29 Juni 1935
i
Pijnlijke Voeten.
LAND- EN TUINBOUW
der V.V.S.L.); dan bet collegium van het
L.S.C., de eereleden, de lustrum-commis
sie. de senaten der bevriende corpora en
vervolgens de algemeene reunle-commls-
sle en de reünisten.
Wie er tija.
Onder hen merken wij aa op:
Jhr. mr. A. C. D. de Graefl. minister van
Buitenlandsche Zaken en oud-gouverneur
generaal van Ned. Indlë, den oud-minls-
ter van Buitenlandsche Zaken, Jhr. mr. F.
Beelaerts van Blokland, jhr mr dr. A.
Roell, commissaris der Koningin ln Noord-
Holland. mr. Aug. Philips, jhr. mr G A.
H. Michiels van Kessenich. mr. A. R. Zim
merman. oud-burgemeester van Rotter
dam. mr D. W. baron van Heeckeren, mr.
dr. R. H baron de Vos van Steenwijk, jhr.
mr. E. F. M J. Michiels van Verduynen,
jhr mr. V. de Serière, mr. A. baron van
Dedem. jhr. mr. P. G. M van Meeuwen,
mr. G C. D. baron van Hardenbroek. mr.
B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten,
jhr. mr. dr. N. C. de Gijselaar, oud-burge
meester van Leiden. Jhr. mr J. M. van
Beyma. burgemeester van Leeuwarden,
mr. A. baron van Haersolte. mr. S. J. R.
de Monchy. burgemeester van Den Haag.
jhr. mr. H C. M. van Nispen tot Panner-
den. prof dr. O. de Vries, prof mr B. M.
Taverne, jhr. mr. J. B. D. Tulleken, tal van
Leldsche hoogleeraren, mr. P. E. Briët en
vele anderen, die, de een lang, de ander
kort geleden, een vooraanstaande plaats
ln het Leldsche studentenleven innamen.
De nestor der reünisten is de heer mr. S
Roes. notaris te Nijmegen, die zich reeds
in 1872 als lid van het Leidsche Studen
tencorps liet inschrijven. Daarop volgt
mr. dr. F. W. J. G Snijder van Wissekerke
uit Wassenaar, die twee jaar later met
kaalgeknipt hoofd voor het eerst de
stoeptreden van Sociëteit „Mlnerva" be
trad. terwijl mede tot de oudere garde
behooren dr. D A. H van Eek, oud-con
rector van het Leldsche Gymnasium
(.18831. mr A van der Eist, oud-ambte
naar O. M. bij het Kantongerecht alhier
(1885), mr F J D C Egter van Wisse
kerke te Brlelle (1884). dr. J. van der
Hoeven te Eefde, Gld. (18811, mr Ed. Ja-
cobson te Rotterdam (1881). dr. P. F. C.
Koch te Beek (1879) en prof. dr. L. Knap
pert (1881).
Hierachter volgt de bekende Beierache
kapel van Ulrich, de Commissie van Orde
en Vertegenwoordiging der Sociëteit „Mi
nerva", de besturen van vereenigingen en
gezelschappen met hunne vaandels, de
leden van het L.S.C. en tenslotte het
Leidsch Politie Muziekgezelschap.
Toen de optocht het Academie-gebouw
passeerde, werd even halt gehouden, ten
einde den rector-magnificus gelegenheid
te geven de eerewacht van „Pro Patria" te
inspect eeren.
Na een korte rondwandeling door de
feestelijk versierde straten, waarbij het
aan belangstelling niet ontbreekt, trekt de
stoet de Stadsgehoorzaal binnen, welke op
uiterst smaakvolle wijze in de rood-witte
kleuren ls versierd. De balcons zijn geheel
door tule in de stadskleuren aan het oog
onttrokken: de lampen in dezelfde tint
verspreiden een aangenaam difuus licht.
De praeses-coUegü, de heer H. C. Dres-
selhuys houdt hier een toespraak tot de
reünisten, waaraan het volgende ls ont
leend:
Rede van den praeses Collegil.
De heer H. C. Dresselhuys.
Is er een schooner oogenblik voor ieder
die ons Corps kent en waardeert denk
baar. dan deze elke vijf jaar terugkee-
rende plechtigheid, die ons gedenkfeest
inluidt? Voor u, mijne heeren reünisten
is dit het moment waarop gij nog even
ernstig en ontroerd kunt zijn, voor dat de
vreugde en het weer ln Lelden zijn, u ge
heel in beslag neemt
Ook voor ons is dit een oogenblik van
bezinning. Want wij realiseeren ons, dat
het Corps, in plaats van uit zijn tegen
woordige leden alleen te bestaan, tevens
een over het geheele land verspreide schare
van warme belangstellenden omvat, die
heden tot ons zijn gekomen, om tesamen
met ons één groot en machtig geheel te
vormen. Verschillende malen gedurende
dit afgeloopen tijdperk van 5 Jaren heb
ben sub-vereenigingen van ons Corps, die
zich buiten Leiden begaven, daarbij uw
steun en enthousiasme mogen ondervin
den Toen reeds hebben wij gevoeld wat
oud-Leidenaar zijn beteekent en hebben
wij begrepen, dat de drie hamerslagen der
Inauguratie een ideeëngemeenschap en
een saamhoorigheld scheppen, die niet en
kele studiejaren, maar het geheele leven
door voortduren.
Thans ls de beurt aan ons om u met
open armen te ontvangen en om uiting
te geven aan onze vreugde nu wij weer
in ons midden hebben En wij vragen ons
af, hoe het Corps, dat toch geen men-
schen vereenlgt die van een of ander ge
zamenlijk Idealisme of streven vervuld zijn,
zulk een innige band door alle generatle's
heen kan smeden.
Op een oogenblik als dit, waar gene
ratle's elkaar weer zien, zien wij het fun
dament van het Corps, namelijk, dat het
slechts streeft zichzelf te zijn en het ook
door de Jaren heen zich zelf blijft.
Iedere generatie heeft slechts te bewa
ren en weer over te geven dat wat zij van
haar voorgangers kreeg; haar verdere
taak is aanpassen en op peil houden.
En dit peil is hoog, want de traditie en
den roem onzer Universiteit hebben ons
een eerste plaats gegeven en wij moeten
die op een wijze haar waardig, blijven In
nemen.
Lang niet alles ls hetzelfde gebleven ln
het Leldsche Studenten Corps Reeds bij
den Intocht hebt u vaandels van nieuw-
opgerlchte gezelschappen ontdekt en
andere noode gemist Maar de geheele
stoet, ons Corpsvaandel en alles wat zich
er achter schaarde, het is het zelfde ge
bleven, even fier en krachtig als altijd.
Daarom kan onze generatie u met
vreugde een welkom toeroepen en durven
zeggen: Kom tot ons en zie hoe wij het
bewaard hebben
Dat wij het niet alleen zijn, die blij zijn
u weer te zien. bewijzen de vlaggen en
versieringen waarmee de stad u een groet
heeft willen brengen. Hoe heeft de burge
rij meegeleefd met de voorbereiding van
dit Lustrum en hoe verheugd waren vele
stadgenooten, die oude bekenden ln den
stoet ontdekten, en u toewuifden toen gij
hen herkende
Ook ln de stad ls er veel veranderd en
verdwenen van wat u dierbaar was, even-
ls in het Corps. Wat door u allen zonder
twijfel het allereerst is opgemerkt, ls de
leege plaats vóór ln den optocht, waar
mee wij u hebben ingehaald, en die wij
meenden op dezen dag niet door een ander
te mogen laten Innemen Onze trouwe
Vilders, vriend en bereidvaardig helper
van allen, die met hem ln aanraking
kwamen, heeft dit Lustrum, aan welks
voorbereiding hij nog een groot aandeel
heeft gehad, niet mogen meemaken
Veel uit uw tijd, wat uw belangstelling
en aanhankelijkheid wegdroeg, hebben wü
verzameld en bijeengebracht op onze ar
chief tentoonstelling
De groet, die gij zooeven aan onze Alma
Mater hebt gebracht, is een getuigenis
van onze verknochtheid aan de Universi
teit, wier 72ste Lustrum wil thans vieren.
Dit voorrecht hebben wij ons waardig ge
maakt. door de Academie steeds die plaats
in ons Corpsleven te geven, die haar toe
komt.
De verandering dér tijden heeft een
aanpassing op allerlei gebied noodzake
lijk gemaakt. Toch gelooven wij, dat het
wezenlijke van de verschillende reunie's
en feestelijkheden hierdoor niet ls ge
schaad. hoewel het overdadige ls wegge
laten. Vandaar dat wij u een programma
voorzetten, dat in uitgebreidheid niet on
derdoet voor dat van vorige Lustra, ja,
waarin zelfs dat gulden woord door ons
allen zoo lang gemist, weer in volle glorie
voorkomt: Maskerade!
En gij allen denkt terug aan de Maske-
rade's uit uw eigen tijd en in gedachte
ziet ge u zelf weer in vorstelijke en fleu
rige kleedij, geheel in uw rol, te paard
door de Breestraat rijden. En toen uit de
couranten de berichten tot u kwamen, dat
er in Leiden dit Jaar weer een Maskerade
zou komen, hebt ge vol trots de foto's en
de met wapens versierde visite-kaartjes
voor den dag gehaald en aan uw oudsten
zoon getoond
En hoewel thans geen koningen en her
togen, maar potsenmakers en zeemtou-
wers de groepen in dezen optocht zullen
vormen, toch zal uw hart evenzeer van
vreugde opspringen als gij deze vroolljke
stoet door Leiden's straten zult zien trek
ken. Immers in 1575 werd onze Universi
teit ingewijd met een allegorisch histo
rische optocht, en sindsdien zijn alle be
langrijke Academische herdenkingen door
dergelijke optochten opgeluisterd, waan>o
later de Maskerade's zijn ontstaan
Wij vervullen derhalve een plicht aan
de traditie door de Maskerade ln eere te
herstellen, en hieruit is voor een groot
gedeelte de betooverlng te verklaren, die
er op u en ons van het woord alleen uit
gaat.
Moge zoowel door haar innerlijke be-
teekenis, als door het feestelijk en vreug
devol uiterlijk deze Maskerade-dag ook
voor u de hoogtij-dag van deze feestweek
worden.
Maskerade beteekent ln hoofdzaak het
zich verplaatsen ln een vroegeren tijd.
En gij allen die hier komt om u eenige
dagen los te maken van alles wat u da
gelijks in beslag neemt, ook gij verplaatst
u ln een tijd van weleer, uw studententijd.
Gij gaat dien opnieuw doorleven met uw
oude vrienden in de oude omgeving, ln de
vertrouwde sfeer.
Dat ls uw Maskerade, en zij is schooner
en onvergetelijker dan de fraaiste histori
sche optocht, voor ieder die er aan deel
neemt. Want aan haar ligt ten grondslag,
de eendracht en de vriendentrouw die gij
in uw studietijd ln het Leidsche Studen
ten Corps hebt gevonden.
En uit den vorm van den stoet, die gij
zooeven met ons hebt gevormd, kan men
de factoren opmaken, waarop in Lelden de
kameraadschap wordt gegrondvest: een
voud en oprechtheid. In die verhouding
zult gij deze vijf dagen weer tegenover el
kaar staan, en de relatie's die ge mis
schien ln het dagelljkseh leven met elkaar
hebt, zullen verbroken zijn.
Moge dit Lustrum een kostbaar en on
vergetelijk deel aan uw Leldsche herin
neringen toevoegen.
Wat aan een Lustrum in Lelden, zulk een
bijzondere kleur geeft, is de opgewektheid
en de hartelijkheid, waarmede de geheele
stad dit feest met ons meeviert. De wijze,
waarop Leiden's burgerij met ons heeft
medegewerkt, is dit keer wel bij uitstek
groot geweest en ik verzoek u, mijnheer de
Burgemeester, onzen grootsten dank daar
voor aan uw ingezetenen te willen over
brengen.
Laat ons het 72ste Lustrum van de Leld
sche Universiteit aanvangen met het al
oude lied, welke klanken deze week reu-
nisten, burgerij en studenten tot één
groot feestvierend gezin zullen vereenigen,
ons aller, dierbaar „Io Vivat."
Hierop wordt staande door alle aanwe
zigen het aloude studentenlied gezongen.
Nadat de laatste klanken zijn wegge
storven, bestijgt de praeses der algemeene
reunie-commlssle, de oud-minister van
buitenlandsche zaken, Jhr. mr. F. Beelaerts
van Blokland, het spreekgestoelte en houdt
de volgende toespraak:
Rede van den reunlsten-praeses.
Het is een zeer bijzonder voorrecht, dat
mij te beurt valt, geroepen te zijn hier
aan deze plaats, namens alle oud-leden
van het Leidsch Studenten Corps die ter
Reünie herwaarts zijn getogen, uiting te
mogen geven aan de gevoelens van warme
erkentelijkheid, welke ons bezielen, voor
de schitterende ontvangst, ons bereid, én
voor de hartelijke woorden van welkomst,
waarmede U, Mijnheer de Praeses Col-
legii, ln Uwe schoone rede onze harten
hebt willen verkwikken
Wij zijn daarvoor in hooge mate dank
baar. Het feit, dat het de vertegenwoor
diger van het Leidsch Studenten Corps
was die tot ons sprak, ls ons een vol
strekte waarborg voor de oprechtheid
Uwer woorden en schenkt ons de innige
overtuiging, dat de sierlijke vorm in dit
geval niet moest dienen om een ontsten
tenis van gevoel te verhullen.
Te meer reden tot erkentelijkheid heb
ben wij voor de ons te beurt gevallen
hartelijke ontvangst, omdat daaraan zoo
klaarblijkelijk elke gedachte vreemd is
aan hetgeen men tegenwoordig zoo vaak
te hooren krijgt, dat de ouderen nu maar
eens voor de jongeren plaats moeten
maken En nu weet ik wel. dat de afwe
zigheid van die gedachte niet op rekening
mag worden gesteld van in Leiden meer
dan elders ontwikkelde gevoelens van
altruïsme of van respect voor den ouder
dom: maar het doet toch altijd aange
naam aan, te gevoelen dat men waarlijk
welkom ls. Zelfs meenen wij niet aan
een overmaat van zelfoverschatting te
UJden. wanneer wij ons voorstellen dat
een lustrumviering zonder Reünisten
toch eigenlijk niet aan Leiden's verwach
ting en wenschen zou beantwoorden.
Maar pok de ouderdom eischt niet het
monopolie voor zich op van altruïsme.
Eerlijk wil ik erkennen, dat het niet in
de eerste plaats is om Uwe lustrumviering
te doen slagen, dat wij heden herwaarts
zijn gekomen Onze komst ls niet vrij van
eigenbelang; wij hopen voor ons zelf iets
te vinden.
Wat ons naar Leiden dreef ls de kracht
der herinnering. Wat ons trok zijn de
banden, die, eens ln deze stad gelegd, ons
nimmermeer loslaten. Wat ons bezielt ls
de aanhankelijkheid aan onze Academie
en aan ons Leidsch Studenten Corps.
Met Corps en Academie wenschen wij
wederom in nauwer contact te komen.
Vrienden en kennissen uit onzen Leld-
schen studententijd hopen wü hier weder
te ontmoeten om te zamen met hen de
herinneringen uit dien tijd op te halen
en te verlevendigen. Wij hebben hier wel
licht, nevens onze goede en zeer goede,
ook onze minder goede dagen gehad.
Maar. voor zoover wij aan deze laatste
zelf niet schuldig staan, mogen wij, nu
de jaren daaroverheen zijn gegleden. In
dachtig zijn aan het gezegde van den
Romeinschen wijsgeer: quae fult durum
patl, memlrlsse dulce est
Het ls intusschen niet alleen om met
oude vrienden samen te zijn en ons in
onze herinneringen te vermeien, dat wij
van middag naar de Sleutelstad zijn op
getrokken. Het is ook om uiting te geven
aan het door den Praeses Collegil zoo
terecht vooropgestelde gevoel van saam
hoorigheld met hen. die na ons kwamen,
met hen die thans het Leidsch Studenten
Corps vormen. En met hoeveel aandacht,
belangstelling en waardeering wij ook de
door U aangekondigde archieftentoon
stelling zullen bezoeken, retrospectieve
beschouwingen mogen bij ons niet op den
voorgrond staan. Ons ouderen is het goed
met onze epigonen samen te zijn. en van
gedachten te wisselen met de jongeren.
Verloren is, wie er zich geen rekenschap
van geeft, dat het niet alleen de Jon
geren zijn, die bij die wisselwerking
kunnen winnen.
Het oude had veel goeds. En het zal
ons misschien aan het hart gaan, al zijn
wij door dert Praeses Collegil daarop voor
bereid, bij ons bezoek aan Lelden som
mige dingen te zien veranderd. Maar
laudatores temporis actl hebben de wereld
nooit verder gebracht. Zonder evolutie ls
er geen leven. Wij veroordeelen niet wat
veranderd mocht zijn Liever trachten wij
te verstaan wat tot de verandering aan
leiding gaf: en wij zijn gaarne bereid
verbeteringen als zoodanig te erkennen.
Er zijn veranderingen, die wij ongetwij
feld als verbeteringen hebben te loven.
Vol vertrouwen stellen wij ln den geest
van het Leidsch Studenten Corps, die,
zooals ons daareven nog met ronde stel
ligheid ls bevestigd, ook onder veranderde
uiterlijke verschijnselen dezelfde ls ge
bleven van voorheen. Voor dien geest is
het nieuwe niet verwerpelijk omdat het
nieuw ls. Eerder zou er misschien somtijds
aanleiding kunnen bestaan voor de vrees,
dat wel eens het bestaande voor eerbied
waardig wordt gehouden alleen omdat het
is. daargelaten of het niet wel eens voor
ouder wordt gehouden dan het ln werke
lijkheid ls. Daarover zullen wij Reünisten
ons echter niet beklagen: het oude roept
altijd herinneringen wakker, waarvan
bekoring uitgaat. En het gaarne vasthou
den aan oude instellingen, het in acht
nemen van de „mos" ls een misschien niet
overbodig correctief tegen gevaarlijke
proefnemingen, waaraan jeugdige over
moed zich somtijds mocht willen wagen.
Ook conventies en gebruiken waarvan het
nut twijfelachtig schijnt en het bestaans
recht ons niet aanstonds in het- oog
springt, zijn veelal gebouwd op de wijze
ervaring van de geslachten, die ons voor
gingen.
Zeker, die geslachten hebben ook hun
dwalingen en dwaasheden gekend. Maar
de dwaasheden gaan voorbij en de dwa
lingen dragen op hare beurt bij tot de
vorming van ervaring, waarmede het na
geslacht zijn voordeel kan doen.
m m
Het is in menig opzicht een moeilijke
tijd, dien wij thans beleven. Ingewikkelde
problemen, van een aard waarvoor vroe
gere generaties zich niet gesteld zagen,
vragen thans om oplossing. Mogen de
gewezen academieburgers, wier medewer
king voor die oplossing wordt gevraagd,
daarbij, bewust van nationale saamhoo
righeld, van den goeden Leldschen geest
doordrongen zijn, mogen zij, al is hun
Leldsche periode afgesloten, blijk geven
in alle opzichten te voldoen aan de
eischen, door het Corps aan zijn leden ge
steld, mogen zij steeds indachtig zijn aan
de schoone leuze van dat Corps: Virtus
Corcordia Fides.
Wanneer wij denken aan de moeilijk
heden, waarvoor de tegenwoordige gene
ratie zich geplaatst ziet, laat ons dan ln
onze herinnering teruggaan naar den
waarlijk niet minder zwaren tijd, waarin
onze hoogeschool, thans 360 jaren ge
leden, werd opgericht. Met dankbaarheid
in het hart herdenken wij bij dit lustrum
haren stichter Prins Willem van Oranje.
Met dankbaarheid stellen wij het ons
daarbij voor oogen, dat wanneer in onze
geschiedenis Nederland en Oranje één
waren, steeds alle moeilijkheden werden
overwonnen. Zoo was het ln het verleden,
zoo zal het, met Gods hulp, blijken ook nu
nog te zijn.
Wij vergeten het niet op den dag van
heden, dat Oranje nimmer ln gebreke is
gebleven aan Leiden's hoogeschool zijne
gehechtheid te bewijzen. Voor hun aca
demische studiën hebben de Prinsen uit
ons Oranje-Huis steeds hun schreden naar
Jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland.
Leiden gericht En toen, met de veran
dering van de tijden, ook de denkbeelden
die eertijds de vrouw van de Academie
hadden verwijderd gehouden, wijziging
hadden ondergaan lag het voor de hand,
dat onze geëerbiedigde Koningin het oog
op Leiden gevestigd had als de plaats
waar Prinses Juliana zou studeeren. Tus-
schen Leiden's hoogeschool en Oranje be
staat een onverbrekelijke band.
Ons allen, alumni van die hoogeschool,
gaat de bloei van onze Alma Mater diep
ter harte. Erkentelijk voor het vele goede,
dat wij haar te danken hebben, behoeven
wij geen lustrumviering om met haar
mede te leven. De lustrumviering is alleen,
als een verjaardag in den vriendenkring,
een welkome aanleiding om de gevoelens,
die ons bezielen tot uiting te brengen.
Wanneer ik zeg, dat wij met onze Uni
versiteit medeleven, dan is het duidelijk,
dat ik daarbij niet in de laatste plaats
het oog heb op het wedervaren en de
praestaties van de breede schare van
professoren .wier roeping het is Leiden's
roemrijken naam in binnen- en buiten
land hoog te houden en te doen weer
klinken. Het is misschien een bewijs, dat
wij met den nleuweren tijd nog niet vol
doende gelijken tred weten te houden,
maar, hoe ons hart ook zwelt van natio-
nalen trots over de overwinningen van
zwemsters, voetballers en sprinters, nog
meer gevoelen wij Reünisten toch altijd
nog voor den luister, welken onze Aca
demie ontleend aan den wetenschappe-
lijken arbeid harer hoogleeraren. En wij
verheugen er ons op velen hunner bij deze
gelegenheid wederom de hand te mogen
drukken.
b
Maar het zijn niet alleen studenten en
professoren, die ons omringen. Wij be
vinden» ons in onze Academiestad, de
eenige stad in ons land, die naar waar
heid op den naam Academiestad aan
spraak kan maken. Bij onzen intocht
hebben wij er ons wederom rekenschap
van kunnen geven, hoe Leiden's burgerij
de Academie ln het harte draagt, hoe
beide zijn saamgegroeid.
Van dien samengroei kunnen wij ons
nauwelijks een meer sprekend beeld den
ken dan wij zien ln onzen mede-Reunist,
den hooggeachten Van de Sande Bak-
huyzen, die, geboren civis Leidensis, na
als Odysseus over den aardbol te hebben
rondgetrokken, thans ln zijn persoon op
zoo gelukkige wijze de hooge functiën
vereenlgt van praeses van het college van
curatoren der Rijks-Universiteit en van
burgemeester der gemeente Leiden. Het is
ons Reünisten een voorrecht hem hier te
mogen begroeten. In de naaste toekomst
hopen wij dat wederom te mogen doen
in Uw uit zijne assche herrezen mooie,
oude Stadhuis.
Alles wat ons heden- omringt en weder
vaart stemt ln krachtige harmonie samen
met de gevoelens, die uit ons eigen ge
moed opwellen. De hartelijke ontvangst
ons ten deel gevallen, doet ons, meer dan
ooit. ons één gevoelen met het Leidsch
Studenten Corps, één gevoelen ook met
allen wlen de roem van onze Academie
ter harte gaat.
Ik denk daarbij ook aan de velen, die
door verblijf ln Oost of West, of wegens
andere overwegende redenen, verhinderd
werden met ons op te gaan naar Leiden,
maar die, in gedachten met ons veree-
nlgd, heden onze Academie gedenken.
Oan dat gevoelen, dat ons allen samen
bindt, moge ik uitdrukking geven door
den hardgrondlgen wensch: Vivat, crescat,
floreat in Aeternum Academia nostra
Lugduno-Batava!
Daarna werd de Intocht voortgezet naar
de Sociëteit „Mlnerva", waar de reünisten
werden verwelkomd door den president
der Sociëteit, Jhr. P. B M. ten Bosch, die
ongeveer ais volgt sprak:
Het ls met een bijzondere vreugde, dat
lk u allen bij den aanvang van het Lus
trum binnen de ons zoo welbekende
muren van onze Sociëteit mag welkom
heeten. En speciaal wil ik hierbij noemen
den heer Beelaerts van Blokland, als ver
tegenwoordiger der vele reünisten, die
heden met een ongewoon groot aantal
naar Leiden zijn getogen.
Het feit, dat u geen oogenblik geweifeld
hebt wederom Sociëteit Mlnerva als mid
delpunt voor het Lustrum te beschouwen
en de groote geestdrift waarmee gij ge
komen zijt, moeten de huidige leaen wel
overtuigen dat banden, die met Leiden en
in het bijzonder met Sociëteit Minerva
worden aangeknoopt, blijven bestaan en
niet licht worden verbroken.
Velen van u, die in de laatste 5 Jaren
niet ln de gelegenheid zijn geweest de
Sociëteit te bezoeken, zullen hier eenige
veranderingen bemerken, o.a. de verbou»
wing van de groote zaal en de afwezlgheif
van een der trouwste dienaren, Arie Oen
stra. Dat toch ondanks deze veranderingen
en ondanks ae veranderde tijden, de
sfeer op de Sociëteit en de geest harer
'eden dezelfde is gebleven, zal voor bui
tenstaanders misschien verwonderlijk zijn,
voor ons is dat vanzelfsprekend. Zijn niet
de tradities en mores op onze Sociëteit ten
lange leste dermate in haar vastgewor-
teld, dat als het ware het heele gebouw
ervan doortrokken ls en zij vanzelf dezen
geest van generatie op generatie over
brengt?
Komt niet nog steeds elke reünist, hoe
lang hij ook afwezig is geweest, terug in
een onveranderde omgeving waar overal
herinneringen aan vroeger voor zijn geest
opdoemen?
Een Sociëteit die in den loop der jaren
een dusdanig karakter heeft gekregen cn
weten te behouden, mag wel met recht „de
eprste Sociëteit der Nederlanden" ge
noemd worden.
Spr. eindigde met den wensch, dat allen
zich zullen terugwanen ln hun eigen stu-
denten-tljd en dat hun de waarheid, die
schuilt hi den regel „Hoe node 1st, dat wij
scheyden", niet beschaamd zal worden.
Inmiddels was zonder eenlg officieel
vertoon het Lunapark op het Schutters
veld voor het publiek opengesteld Uit den
aard der zaak voelde de Jeugd 'zich tot
dit deel der feestelijkheden het meest
aangetrokken, zoodat het er reeds den
eersten middag vrij druk was. Vanavond
en de volgende dagen zal de drukte echter
nog wel toenemen. Een korte rondtocht
over het terrein leerde ons reeds, dat er
op het gebied van kermisvermaak heel
wat te genieten is.
Op het verdere verloop der feestelijk
heden komen wy Dinsdag uitvoerig terug.
RECLAME. 6860
By vermoeide, branderige, transpireerende
en stukgeloopen voeten, of wanneer U
last hebt van zonnebrand, doorzitten,
smetten en schrynen der huid, zyn Purol
en Puroljjoeder de meest afdoende mid
delen daarvoor.
Purol ln doozen vanaf 30 ct. met
gratis busje Purolpoedcr ter kennismaking.
Alleen by Apothekers en Drogisten.
STAND VAN FRUIT EN WARMOEZERIJ-
GEW ASSEN.
Het onderstaand overzicht betreffende
den stand van het fruit en de warmoe-
zerljgewassen op 22 Juni 1935 ls, onder
medewerking der Rykstuinbouwconsulen-
ten, samengesteld naar gegevens, ver
strekt door de correspondenten der direc
tie van den landbouw.
Het fruit.
Over het algemeen vertoonden de vrucht-
boomen een ryken bloei. Door de heer-
schende weersomstandigheden in het
voorjaar, welke zich kenmerkten door
nachtvorsten, regens en lage temperaturen,
verliep de vruchtzetting onregelmatig.
Algemeen is de verwachting, dat herstel
van den stand der gewassen zal optreden.
In meerdere gebieden werden nog vele
aantastingen door schadeiyke Insecten
waargenomen, hetgeen wyst op onvoldoen
de pogingen om deze parasieten te bestry-
den. In het byzonder wordt 't optreden van
blad- en bloedlulzen gemeld. De hagel-
schade van 10 Juni heeft zich beperkt tot
de veenstreken en Zeeland alwaar plaatse-
ïyk 5°/o der vruchten beschadigd werd.
Appelen De vruchtzetting by de
Goudrelnetten is bevredigend. De ver
wachting van dezen appel ls nog beter
dan die van Bellefleur. In het algemeen
is de stand goed.
Peren Een goede oogst mag worden
verwacht, al leden sommige variëteiten
als Trlomphe de Vlenne van het ongun
stige weer, waardoor veel vrucht kwam te
vallen. Clapp's Favorite en Maagdepeei
vertoonden weer sterke rul ln de provin
cies Gelderland en Utrecht.
Late en vroege kersen vertoonen een
vry slechten tot matigen stand. De late
soorten beloven het meest.
Engelsche krozen vertoonen een slechten
stand. Het gewas is practlsch mislukt.
Andere pruimen hebben eveneens geleden
van de vorst, terwyi ook de prulmenzaag-
wesp ln ernstige mate optrad.
Druiven en perziken onder glas staan
er goed voor, al leden in sommige kassen
de druiven ernstig door nachtvorst.
Roode en witte bessen vertoonen, even
als zwarte bessen, frambozen en kruis
bessen een goeden stand. Plaatseiyk heb
ben de nachtvorsten van Mei schade toe
gebracht.
De warmoezerijgewassen.
In ernstiger mate dan de gewassen der
fruitteelt hebben die der warmoezery van
de weersgesteldheid geleden. Het koude en
natte weer heeft den groei tegengehouden,
terwyi vorstschade alom optrad. Ernstige
hagelschade werd veelal waargenomen in
de veenstreken, ln Katwyk en omgeving,
de Haarlemmermeer, de Zuld-Hollandsche
eilanden en het Westland.
Komkommers en meloenen hebben wei
nig geleden van het koude weer en ver
toonen daardoor een vry goeden stand.
Tomaten hebben aanvankeiyk slecht ge
zette trossen vertoond.
Vroege slultkool ls achterlijk; bloemkool
staat er goed voor.
Vroege aardappelen vertoonen een ach-
teriyken stand en UJden algemeen aan het
„onderzeeër"-verschynsel. Vooral treedt
dit op bij Eerstelingen. Wanneer de weers
omstandigheden verbeteren, kan de op
brengst nog vrij goed worden.
Boonen kunnen, wanneer de weer
omstandigheden verbeteren, nog een goede
opbrengst geven.
Wortels staan er goed voor.
Aardbeien zullen een goeden oogst geven.
ZIJ herstelden zich volkomen van de
naohtvorstschade.
Erwten hebben plaatseiyk ernstig van
hagelschade geleden.
2—4