VAN EEN EIGENWIJS
MUISJE.
KABOUTERFEEST.
ALS DE ZON SCHIJNT.
DE BIJENKORF.
In 't muizenschooltje in de klas,
Van Knabbel, Vaal en Grijs
Daar zit voor straf heel achteraan
Iets vrees'lijk eigenwijs!
Ze heet Josientje Trippelpoot
En weet het steeds het best;
Veel beter in haar eigen oog!
Dan meester en de rest.
Zoo zei ze laatst: och, voor een poes
Hoef je niet bang te zijn!
Maar wat gebeurde op een keer
Bij held'ren maneschyn?
Josientje was den heelen dag
Zóó eigenwijs geweest,
Dat Meester zei: JU mag niet mee
Naar 't avond-muizenfeest.
Biyf jU dus maar alleen in 't hol!
Het speet Josien geducht,
Maar toch stak ze heel eigenwUs
Haar snuitje in de lucht.
Ze ging 't was stout! alleen op stap,
Maar wat op eens was dat?
Wie kwam daar plotseling sluipend, aan?
Minet, de dikke kat!
Josientje sidderde van schrik.
Ze was geheel van streek.
Haar muizesnuitje was dan ook
Op eens zoo bleek, zoo bleek!
Ze wipte haastig 't holletj' in
Poes liep gelukkig door....
Maar 't eigenwUze muisje zat
Nog lang te beven, hoor!
En nooit meer zei ze: Voor een poes
Hoef je niet bang te zyn!
Want eig'hjk is zoo'n dier heel groot,
Een muisje maar heel klein!
BEP K.
(Nadruk verboden.)
't Is nacht en in het groote bosch
Is het Kabouterfeest,
Want Langhaard is juist vüftig Jaar
Hun Koning reeds geweest.
De grijze Vorst zit op zijn troon,
Kykt vergenoegd in 't rond.
Kabouters ziet hy overal:
ZU zitten op den grond
Rondom zyn troon, een paddenstoel
De grootst' uit heel het bosch!
Wat kleurt die donkerbruine troon
Toch goed bU 't groene mos!
Kabouters spelen mooi viool
En and'ren zingen luid,
Ze zUn toch werk'iyk onvermoeid,
Want 't lied is nauw'lijks uit....
Of weer een ander heffen z'aan
Ter eere van hun Vorst.
Zij zingen maar aan één stuk door
En steeds uit volle borst.
Tot eind'iyk langzaam komt de dag.
Uit ls dan 't mooie feest.
Kabouters denken: Wat ben 'k biy,
Dat ik er ben geweest!
ANNIE O.
(Nadruk verboden).
1.
Op zolder is een groote kist.
Daar ligt een stapel kleeren
Uit d'ouden tyd. Dien mogen wü
Te onderstboven keeren.
2.
Want weet je. Moeder vindt het goed,
Dat wy ons gaan verkleeden.
zu zegt: Als "k jullie bezig zie
Herleeft voor mii 't verleden!
3.
Ik zie dan alle pakken weer,
Waarmee 'k als kind wou spelen.
Als 't buiten regende, dat 't goot.
Kon lk mU niet vervelen!
4.
Nu eens was ik prinses, dan bruid
Een page of Roodkapje!
Vriendinnen kwamen graag bU mü
't Was altUd leuk. Dat snap j<
5.
Soms, als het groote schoonmaak v
Hielp 'k alles netjes luchten.
Je vat, dat 'k bU zoo'n heerlUk wer
Geen enkel maal kon zuchten!
Speel Jullie nu maar op je beurt,
Maar kom dan ook beneden
En laat mU zien. hoe mooi Je je
Op zolder kunt verkleeden!
7.
Wü zijn al weg. verkleeden ons
En hebben dolle pret!
Moes heeft voor 't sprookjesvolkje vlug
Een kopje thee gezet!
(Nadruk verboden). c. e. de t.tt.t.w. hogerwaard.
*t Is zomer en de zon schynt.
Die maakt ons allen biy
We gaan nu bloemen plukken
In 't bosch en in de wei.
KUk eens! de bloemen keeren
Zich naar de zon ook toe!
Ze stralen en ze glanzen,
Zijn nu niet langer moe,
Of laten 't kopje hangen.
Als in den regentyd.
Weg is nu alle droefheid.
Die zyn z'op éénmaal kwUt!
De bloemen en de zieken,
Die ïyken op elkaar,
De zon kan hun zoo'n goed doen.
Dat merken w'ieder Jaar!
WU, kind'ren, zyn ook vrooiyk
En houden van de zon,
Die regen en zelfs tranen
Wegtooveren steeds kon.
En.... gaat de zon eens schuilen,
Dan treuren wy toch niet!
Wij willen vroolijk blUven,
Al regent het, dat 't giet!
Kleine Jantje ging logeeren
In het groote Amsterdam.
Vond het heerlyk. dat Oom Karei
Hem in d'auto medenam.
Met de neefjes en het nichtje
Had klein Jantje veel plezier.
Ging naar Artis en bleef tyden
Staan bU 't hok van menig dier.
Op een keer zou hy met Tante
Naar de Bijenkorf eens gaan.
Met de tram kwamen zy weldra
By' het warenhuis toen aan.
Wat had Jantje veel te kyken!
Overal was wat te zien.
Maar.... was hU op 't laatst onlekke
Of teleurgesteld misschien?
BU het weggaan kruipt klein Jantje
Onder Tante's paraplu
En zegt: Tante, 'k zag geen enk'le!
Waar zyn alle bUen nu?
OARLA HOOG,
(Nadruk verboden).
(Nadruk verboden).