Overdracht commando Kol Reserve - Herdenking Slag bij Waterloo
De Roman van Maxime
764le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
rn'
HITLER woonde de plechtige bijzetting bij van de slachtoffers
van de ontploffingsramp te Reinsdorf. Hitier te Reinsdorf.
DE MEDISCHE KEURING voor den militairen dienst van de eèrstei
recruten, die onder de dienstplichtwet in Duitschland, vallen.
Voor den dokter.
TER GELEGENHEID VAN DE HERDENKING VAN DEN SLAG BIJ WATERLOO
werd op den Dam te Amsterdam een taptoe gehouden. De Kon. Marine Kapel
op den Dam.
UIER EN DAAR WORDEN IN DEN BODEM in de Wieringermeer oude scheepswrakken
gevonden. Nu alles voor den landbouw ingericht wordt, moeten deze wrakken gesloopt
worden. Het sloopen van een wrak, dat vermoedelijk dateert uit de löe of 16e eeuw.
NIEUWE MODE BIJ DE ASCOT-RACES
De hoed in den vorm van een
jockey-pet.
OVERDRACHT COMMANDO KOLONL^E RESERVE TE NIJMEGEN door luit.-kolonel J. R. Wissema aan zijn opvolger kapt. der Infan
terie van het Ned.-Ind. leger L. A. v. d. Berge. Luit.-kolonel Wissema houdt een laatste inspectie, geheel links achter: de nieuwe commandant.
door OCTAVE FEUTT .T .ET.
Uit Ret Fransch door H. A. C. Snethlage.
36)
Ik at ln mijn eentje In mijn toren, zoo
als gewoonlijk, bediend door Alain, die
zonder twijfel door de geluiden uit de
voorkamer gemerkt had, wat voorgevallen
was, want voortdurend richtte hij bekla
genswaardige blikken naar mij, en liet,
van tijd tot tijd, diepe zuchten hooren,
en bewaarde tegen zijn gewoonte, een
somber zwijgen. Alleen vertelde hij mij, op
mijn vraag, dat de dames besloten hadden
dien avond niet naar het bal te gaan.
Toen mijn korte maaltijd beëindigd was,
bracht ik een beetje orde in mijn napieren
en schreef een paar woorden aan mijn
heer Laubépin. Voorzichtigheidshalve, be
val ik Hélène bij hem aan. De gedachte
aan de verlatenheid, waaraan ik haar zou
overgeven, ingeval van een ramp, ver
scheurde mijn hart, zonder in het minst
mijn onwrikbare principes aan het wan
kelen te brengen. Ik kan mij vergissen,
maar ik heb altijd gedacht, dat in ons
moderne leven de eer de geheele reeks
plichten beheerscht. Zij zorgt heden ten
dage voor zooveel deugden, welke half uit-
gewischt zijn in de gewetens, voor zooveel
half gestorven overtuigingen; zij speelt, in
de omstandigheden onzer maatschappij,
een zóó beschamende rol, dat het nooit in
mijn binnenste zal opkomen haar rechten
te verzwakken, haar vonnis te bestrijden,
haar verplichtingen bijkomstig te be
schouwen. De eer, in haar onbepaalde ka
rakter, is iets dat boven wet en moraal
uitgaat: men beredeneert het niet, men
voelt het. 't Is een godsdienst Wanneer
wij dan niet meer de „dwaasheid van het
kruis" hebben, laten wij toch de dwaas
heid van de eer behouden! Bovendien, er
is geen gevoel, dat diep in de menschelijke
ziel is binnengedrongen, dat niet, als men
er over nadenkt, de steun ontvangt van
het verstand. Is er gevaar, welk ook, dan is
een meisje of vrouw, die alleen op de
wereld staat, veiliger dan een, die be
schermd moet worden door een broer of
een echtgenoot, welke hun eer verloren
hebben.
Ik wachtte van het eene oogenblik tot
het andere op een boodschap van mijnheer
de Bévallan. Ik was op het punt om naar
den ontvanger van het dorp te gaan, die
een jong officier is, die in de knie gewond
is geworden, en zijn hulp in te roepen,
toen er op mijn deur werd geklopt. Het
was mijnheer de Bévallan zelf, die binnen
kwam. Zijn gezicht had, behalve een
zwakke nuance van verlegenheid, een
soort van openhartige en vroolijke goe
digheid.
„Mijnheer", zei hij tegen mij, terwijl ik
hem met een nogal duidelijke verbazing
aankeek, „ik doe een 'n beetje ongewonen
stap. maar, op mijn woord! ik heb een
staat van dienst, die, gelukkig, mijn moed
buiten verdenking stelt. Aan den anderen
kant, ik heb reden vanavond mij zóó te
vreden te voelen, dat er geen plaats bij
mij is voor vijandschap of wrok. Tenslotte
gehoorzaam ik aan een opdracht, welke
heiliger voor mij moet zijn dan ooit. Kort
en goed: ik kom u de hand geven".
Ik begroette hem, met een zekeren ernst,
en nam zijn hand.
„Thans", voegde hij er bij, terwijl hij
ging zitten, „ben ik heelemaal op mijn ge
mak, om mij van mijn opdracht te kwij
ten. Juffrouw Marguérite heeft u, straks,
in een oogenblik van verstrooidheid,
enkele orders gegeven, die zeker niet tot
uw taak behooren. Uw gevoeligheid is er
zeer terecht door gekwetst, wïj erkennen
het, en de dames hebben mij opgedragen
u hun spijt te willen aanbieden. Zij zou
den wanhopend zijn, wanneer dit misver
stand van een oogenblik hen zou berooven
van uw goede diensten, welke zij naar
waarde schatten, en wanneer het banden
zou verbreken, welke zij van onschatbare
waarde achten. Wat mij betreft, mijnheer,
ik heb vanavond, tot mijn groote vreugde,
het recht gekregen mijn dringende bede te
verbinden aan die van de dames: de wen-
schen, die ik sinds lang had, zijn zooeven
in vervulling getreden en ik zal mij dus
ook persoonlijk tegenover u verplicht ge
voelen, wanneer u niet de voor mij geluk
kige herinneringen aan dezen avond, zoudt
willen vertroebelen door een scheiding,
welke tegelijkertijd nadeelig en smartelijk
zou zijn voor de familie, waarin ik de eer
heb binnen te treden".
„Mijnheer", zei ik tegen hem, „ik kan
niet anders dan zeer gevoelig zijn voor de
verzekering, welke u mij wel wilt geven, uit
naam van de dames en uit uw eigen naam.
U zult het mij wel vergeven wanneer ik
niet onmiddellijk antwoord met een for-
meele beslissing, welke meer vrijheid van
nadenken vraagt dan die, waarover ik
thans beschik."
„U zult mij tenminste toestaan", zei
mijnheer de Bévallan, „een goede hoop
mee te nemen. Kijk eens, mijnhei, la
ten wij, nu de gelegenheid zich voordoet,
voor goed den schijn van een koele ver
houding, welke tot nog toe tusschen ons
heeft bestaan, verbreken. Wat mij aan
gaat, ik ben er ten zeerste toe geneigd.
Vooreerst: mevrouw Laroque heeft mij,
zonder een geheim, dat haar niet toebe
hoort, uit handen te geven, er niet on
kundig van gelaten, dat omstandigheden,
welke voor u zeer eerbiedwaardige zijn,
verborgen zijn achter het mysterie, waar
in u u hult. Vervolgens ben ik u per
soonlijk erkentelijkheid verschuldigd: ik
weet-, dat u onlangs geraadpleegd bent in
verband met mijn aanzoek naar de hand
van juffrouw Laroque, en dat ik voldaan
kan zijn over uw waardeering."
„Och, mijnheer, ik meen niet verdiend
te hebben
„O, ik weet", ging hij lachend voort, „dat
u niet door dik en dun mij verdedigd hebt,
maar tenslotte hebt u mij niet tegen ge
werkt. Ik erken zelfs, dat u de proef hebt
gegeven van werkelijke scherpzinnigheid.
U hebt gezegd, dat, wanneer juffrouw
Marguérite niet volkomen gelukkig met mij
mocht zijn, zij ook niet ongelukkig zou
zijn. Nu, de profeet Daniël had het niet
beter kunnen zeggen. De waarheid is, dat
het lieve kind mét niemand volkomen ge
lukkig zou zijn, omdat zij in de geheele
wereld geen echtgenoot zou vinden, die van
den morgen tot den avond in verzen tot
haar zou spreken.Die bestaat niet! Ik
ben heelemaal niet van die soort, dat geef
ik toe, maar zooals u mij de eer hebt
aangedaan het te zeggen ik ben een
hoffelijk man. Heusch, wanneer wij elkaar
bet'-r zullen kennen, zult u er niet aan
twijfelen. Ik ben geen kwade duivel; ik
ben een goede jongen.... Och, ik heb
foutenik heb ze vooral gehad
Ik ben verliefd geweest, op lieve
vrouwenja, dat kan ik niet ont
kennen! Maai', dat is 't bewijs, dat
men een goed hart heeft, Intusschen, ik
heb mijn doel bereikten ik ben er
zelfs verrukt over, omdat onder ons ge
zegd ik begon mij een beetje te bran
den. Om kort te zijn: ik wil nergens meer
aan denken dan aan mijn vrouw en kin
deren. Waaruit ik het besluit trek, even
als u, dat 'Marguérite volmaakt gelukkig
zal zijn, dat wil zeggen, voorzoover zij
dat kan in deze wereld, en met een hoofd
als zij heeft: want ik zal bij slot van re
kening allerliefst voor haar zijn, ik zal
haar niets weigeren, ik zal zelfs al haar
wenschen voorkomen. Maar als zij mij om
de maan en de sterren vraagt, ik ze niet
voor haar plezier gaan halen!...., dat,
dat is onmogelijk!Daarop, beste
vriend, nogmaals uw hand!"
Ik gaf ze hem. Hij stond op.
„Nu, ik hoop, dat u nu bij ons blijft
Kom, een beetje vroolijker gezichtWij
zullen u het leven zoo aangenaam moge
lijk maken, maar u moet er een beetje
aan meehelpen, wat duivel!U hebt
behagen in treurigheidU leeft, ver
geef hij het woord, als een echte uil. U
bent een ridder van de soort, die men
zelden ziet!Schud dat dus van u af!
U bent jong, u bent een mooie jongen, u
hebt verstand en gaven; profiteer toch
een beetje van al die dingenKijk eens
aan, waarom zoudt u die kleine Hélouin
niet een beetje het hof maken? Daar zult
u plezier van hebbenZij is erg lief,
en het zal best gaanMaar wat drom
mel! Ik vergeet nu wel eenigszins, dat ik
hoogerop gekomen ben en deftiger gewor
den, ik!.... Kom adieu Maxime, en
tot morgen, is 't niet?
(Wordt vervolgd), j