Joannes Benedictus van Heutsz.
LEIDSCH DAGBLAD Derde Blad
Zaterdag 15 Juni 1935
Krijgsman en Staatsman.
LAND- EN TUINBOUW
THIJS IJS EN DE KWADE BUURMAN
Onderwerper van Atjeh en
vurig strijder voor de
belangen van den
inlander.
Grondlegger eener nieuwe politiek.
(Van onm retaredacteur).
Een groot man wordt heden geeerd te
Amsterdam, bij de onthulling van het
monument ter nagedachtenis van Joannes
Benedictus van Heutsz Krijgsman en
staatsman was hh; meer staatsman dan
krijgsman, of omgekeerd? Zijn loopbaan
begon hij als militair, om haar te beëindi
gen als hoogste burgerlijk gezagdrager In
dat deel van Nederland, dat ln Alle ls ge
legen Maar ln den krijgsman kwam al
vroeg de staatsman naar voren en als
staatsman bleef hij militair. Zoo ls zonder
het eene het andere bij dezen man niet
denkbaar, zoo eert Nederland op dezen dag
den grooten zoon die ln zijn kleine gestalte
vele voortreffelijke eigenschappen ver-
eenigde Krijgsman, zonder een vechtjas U
wezen staatsman, zonder politicus te zijn.
HU zag steeds verder vooruit dan *Un
naaste doel als bevelhebber van de troe
pen ln Atjeh streefde hij niet naar een
overwinning om den vUand te vernietigen,
doch om het land tot vrede en rust te
brengen, teneinde er de welvaart te kun
nen bevorderen En later, als gouverneur-
generaal van Indlè. was hU niet de kolo
niale heerscher, doch de bevorderaar van
de ontwikkeling van het uitgestrekte ge
bied dat aan zijn zorgen was toevertrouwd.
Toen in het laatst van de vorige eeuw
het Nederlandsohe gezag in het Noorden
van Sumatra ln voortdurende botsing
kwam met de lnlandsehe bevolking, was er
elgenlUk in die streken van een Neder-
landsch gezag geen sprake. De kuststrook
was alleen goed bekend, doch van de bin
nenlanden kende men nog maar Ntter
weinig. Daar leefden volksstammen, die
voor de omgeving een stelselmatige bedrei
ging vormden, die roofden en plunderden
en zelfs de zeeroof bedreven op een wyze,
die het Nederlandsche bestuur ln ernstig
conflict met andere staten, met name
Engeland, dreigde te brengen Het zou
geen wonder geweest zUn, wanneer Enge
land zelf besloot een einde aan dit wanbe
drijf te maken, hetgeen onze positie ln de
wereld ernstig zou hebben benadeeld, afge
zien nog van het beschamende, dat voor
ons in een dergelUk optreden van een
vreemde mogendheid zou zijn gelegen.
Nederlandsche troepen bestreden wel den
inlandschen onruststoker, doch op een
wUze die weinig effect sorteerde en alleen
ons land op groote verliezen kwam te
staan Van Heutsz. eenmaal bevelhebber,
heeft aan dezen toestand een einde ge
maakt door krachtig ln te grijpen en de
bevolking geheel te onderwerpen.
Daarna begon zUn groote taak die
der pacificatie, waardoor hij het land voor
de Europeesche bescherming ontsloot en
rust bracht ln streken, waar van oudsher
inlandsch geweld en willekeur heerschten.
later, als gouverneur-generaal, heeft hu
dit werk op grooter schaal kunnen voort
zetten, hU heeft de ontwikkeling van ge
heel Indië in alle opzichten bevorderd en
de grondslagen gelegd voor den Indlschen
staat.
Zijn leven.
Maar laten wU eerst ln het kort iets van
dit merkwaardige leven vertellen, dat zoo
laag mogelUk ls begonnen en zoo hoog
mogelijk ls gestegen. Op 3 Februari 1851
werd van Heutsz te Coevorden geboren en
op 16-jarigen leeftijd zien wU hem reeds
als vrijwilliger ln dienst treden bij het in
structie-bataljon te Kampen. Vijf Jaar
later, op 1 Augustus 1872 werd hij tot
tweede luitenant benoemd. Ongeveer tege
lijkertijd brak de oorlog in Atjeh uit. ln het
volgend jaar al bracht zijn drang naar
avontuur hem erheen. HU bleef er tot 1877
en onderscheidde zich zoodanig, dat hij be
halve de militaire Willemsorde der 4e
klasse, ook verwierf het eereteeken voor
belangrijke krijgsbedrijven en de Atjeh-
medaille 1873—1876. Drie Jaren bracht hij
vervolgens door te Soerabaja. waarna hij ln
1880 weer naar Atjeh werd gedetacheerd.
Met het daar gevoerde beleid kon hij zich
ln het geheel niet vereenigen, doch als
ondergeschikte had hij slechts bevelen uit
te voeren, alhoewel hU zijn meening niet
onder stoelen of banken stak. Nimmer
heeft hij zijn superieuren naar de oogen
gezien, hetgeen in deze Jaren reeds het ge
volg had, dat hij slechts met de grootste
moeite gedaan kreeg ln 1881 naar de Hoo-
gere Krijgsschool te worden gezonden om
zich verder te bekwamen. Na zijn terug-
keer wisselde hij in Indië herhaaldelijk van
standplaats en maakte daarbij promotie.
In 1886 werd hij kapitein: spcedig daarna
kreeg hij een plaats bij den generalen staf,
om daarop weer naar Atjeh te gaan als
chef van den staf. De strijd tegen de on
ruststokers was toen ln vollen gang, doch
de daarbij gevoerde tactiek bleek al heel
weinig geschikt om tot afdoende resul
taten te komen. De strijd werd getraineerd,
waardoor er groote verschrikking van dood
en verderf aan werd gegeven. Daarbij
steunden men steeds weer op een man als
Toekoe Oemar. een Inlandschen leider die
zijn Nederlandsche „bondgenooten" meer
dan eens vended en zoodoende den voort
gang zeer belemmerde. Zelfs zag 't er op
zeker oogenblik naar uit, dat de Neder
landers totaal uit Atjeh zouden worden
verdreven. Van Heutsz begreep, dat door
'n grootere krachontwikkeling de strijd be
kort zou worden, waarbij minder offers
aan goed en bloed zouden worden gebracht
en de g edgezinde bevolking later kon
worden beschermd tegen den druk van de
mnordzucbiire benden.
Toch kon hij nog niet dadelijk zijn doel
verwezenlijken, al onderscheidde hU zich
reeds spoedig weer door zijn gedrag. In
1890 werd hem de eeresabel toegekend, het
Jaar daarop werd hij bij keuze bevorderd
tot majoor, drie iaar later tot, overste,
weer drie Jaar later tot kolonel, ln 1898
tot generaal-majoor en ln 1900 tot luite
nant-generaal. civiel en militair gouver
neur van Atjeh en onderhoorlgheden.
Toen kon hy eerst zijn systeem doorzet
ten Reeds tevoren, in 1898. was hij tot
militair commandant van Atjeh. tevens
belast met de waarneming van civiel en
militair gouverneur, benoemd. De samen
scholing in Pidie werd uiteengeslagen; van
Dalen maakte zUn tocht door de Qajolan-
den, kapitein-adjudant H. Colljn en on
der-luitenant Chrlstoffel brachten Pangll-
ma Polem tot onderwerping In 1904 werd
na een nieuwe tooht door de Gajolanden
het werk voltooid. Toen verliet van Heutsz
ook Atjeh, om naar Weltevreden te gaan
als gouverneur-generaal.
Nog eenmaal zou hij naar Atjeh wor
den geroepen Dat was ln 1907, tijdens het
gouverneurschap van O. C. E. van Dalen,
den vroeger en medewerker van v. Heutsz,
dien hy zelf als zyn opvolger had aan
gewezen. De Atjeher begon alch weer te
roeren en in Indië zoowel als ln het moe
derland ontstond toenemende ongerust
heid. Op verzoek van minister Fock stelde
de gouverneur-generaal een nauwkeurig
onderzoek ln naar de gebeurtenissen der
laatste jaren. De minister verklaarde ln
de Tweede Kamer, dat hy. zoowel als de
G G vol vertrouwen stelden ln den gou
verneur en dat er geen twyfel bestond aan
de deugdeUJkheld van diens beleid, zoo
dat de landvoogd alleen maar naar Atjeh
zou gaan om dit te bevestigen. Het rap
port van Van Heutsz, versohenen ln begin
1908, was echter een volledige desavouee
ring van het de laatste Jaren ln Atjeh
gevoerde beleki. Het pleitte voor een inni
ger samenwerking tusschen Europeesch
bestuur en Atjehhoofden en voor een wel
willend optreden Jegens de bevolking, voor
een politiek van verzoening en van hu
maniteit ln stede van een van afschrikking
en geweld, zooals tot nog toe gevoerd was
Het rapport had het aftreden van den
gouverneur tengevolge.
In 1909 trad van Heutsz af als land
voogd en ging hy voor goed naar Europa
terug. Hy vestigde zich te Amsterdam, la
ter te Bussum. Zyn laatste levensdagen
sleet hy te Clares by Montreux ln Zwit
serland, waar hy op 11 Juli 1924 overleed.
Op het kerkhof aldaar werd hy begraven,
op een door hem zelf aangewezen plek
zyn stoffeUJk overschot werd ln 1927 naar
Amsterdam overgebracht en op 9 Juni van
dat Jaar op de Nieuwe Oosterbegraaf
plaats bygezet Het was een ontroerende
plechtigheid, die met groote eerbewyzen
en onder zeer veel belangstelling uit alle
deelen van het ryk geschiedde.
Bevorderaar van vrede en welvaart.
Het werk van Van Heutsz, in Indië ver
richt. zal voor deze gewesten een blyvende
beteekenis hebben. Vooral het vredeswerk
eerst mogehjk gemaakt door den gelukki
gen afloop van een krachtig militair op
treden Het hierboven genoemde rapport
over de toestanden in Atjeh ln 1907, waar-
by hy een van zyn eigen helpers moest
afvallen, teekent den mensch Van Heutsz
als pacificator. Reeds gedurende zijn gou
verneurschap was hy ijverig in deze rich
ting werkzaam Tegeiyk met zyn benoe
ming kwam de Leidsche hoogleeraar
Snóuck Hurgronje naar Atjeh als adviseur
voor inlandsche zaken. En de consequente
beëindiging van den strijd zou niet geleid
hebben tot de resultaten, welke daar be
reikt zyn, indien van Heutsz niet ook de
eigenschappen van den scherp zienden
staatsman had bezeten, welke hem o.m. de
adviezen van Snouck Hurgronje ten aan
zien van Atjeh en zyn volk op juiste
waarde deden schatten. Nadat hy gou
verneur-generaal was geworden zou het
werk der bevestiging van ons in die da
gen zoo uiterst extensieve gezag achter
eenvolgens ln andere deelen van Suma
tra, op Borneo, op Celebes. op de Kleine
Soenda-eilanden, niet op die stelselmatige,
doelbewuste wyze zyn geschied, Indien niet
van Heutsz als een kundig staatsman de
noodzakelykheid van deze consolidatie
van onze positie in Indië, naar binnen en
naar bulten. Juist in die tyden, had
beseft.
In Atjeh heeft hy reeds voor 1904, dus
toen het verzet nog niet gansch en al
gebroken was, een aanvang gemaakt met
het uitgebreide vredeswerk, dat hem bij
zijn 6treven naar opheffing der door hem
bestuurde gewesten voor oogen stond
Begonnen werd met de verbinding der
Atjeh-tram aan het spoorwegnet van Su
matra's Oostkust en met de Inrichting van
Sabang tot handels- en scheepvaartcen
trum. Als gouverneur-generaal streefde
hy naar de ontwikkeling van geheel Indië
handel en verkeer hadden zyn volle be
langstelling. verkeerswegen werden op
groote schaal aangelegd en de Neder
landsche scheepvaart kon op zyn groo
ten steun rekenen. Daarnaast had hy een
open oog voor de belangen der lnheem-
sche bevolking, welke hy hielp door de
bevordering van landbouw en nijverheid
en door de invoering van een Inlandsch
volksonderwys, waarmede Nederland als
kolonlseerende mogendheid alle andere
landen verre vooruit ls. Met hem ls de
oude koloniale Idee uitgestorven, zyn
streven was er ln alle opzichten op ge
richt. om (zooals hy het zelf uitdrukte) de
door het wereldgebeuren aan onze zorgen
toevertrouwde inlandsche rassen van den
Indischen archipel met onverdeelde toe
wijding en zorgen te helpen opvoeden tot
sociaal geheel geiykwaardlgen, volkomen
ln steat om ln de toekomst, desgewenscht,
geheel op eigen beenen te staan. Een
nieuw tydperk ln de Indische geschiede
nis is door Van Heutsz ingeluid.
H.M. DE KONINGIN ONTHULT
HET MONUMENT.
Het op het Olymplapleln te Amsterdam
verrezen monument, grootsch en waardig
van opzet, gewijd aan den grooten Neder
lander, die zoo een belangryk aandeel
heeft gehad ln de totstandkoming van
de twee-eenheid Nedr.land-Nrderlandsch
Indië: den generaal Joannes Benedictus
van Heutsz, ls hedenmiddag, In tegen
woordigheid van ongeveer twee duizend
genoodlgden. door H. M. de Koningin, die
vergezeld was van H. K. H. Prinses Ju
liana, onthuld.
Reeds vanmorgen arriveerde de Lands-
'ouwe met de Haar vergezellende leden
der hofhouding per auto aan de grens der
gemeente, bit Dle-'Sn, vaar zy verwel
komd werd door den burgemeester der
hoofdstad, Dr. W. de Vlugt en den hoofd-
commissaris van politie, den heer H. J. 1
Versteeg.
Allereerst begaf de Konlnkiyke stoet
zich nu door de stad onder gejuich van
het publiek naar de tentoonstelling Kleu
renpracht.
Den heer Josephus Jitta die zoo veel
voor de totstandkoming van de expositie
heeft gedaan, was de eer te beurt geval
len, de Koningin te mogen rondleiden,
wat de Prinses betreft, geschiedde dit
door een der andere leden van het comité
„Practlsch Werken".
Naar het Olymplaplein.
Na dit korte bezoek waren de verdere
uren gewyd aan de byzondere plechtig
heid: de onthulling van het Van Heutsz-
monument. Opnieuw klonk het gejuich
der menigte, toen de stoet door bevlagde
straten naar het Olymplapleln trok
Het plein zelf bood, by de aankomst
van de konlnkiyke gasten, een buitenge
woon imposanten aanblik In het front
van den ruim 23 M. langen en ruim 14
meter breeden vyver, loodrecht op het
voetstuk van het monument, was, op het
straatgedeelte achter het voetpad, voor
de hooge bezoeksters een tribune opge
trokken, welke Inwendig met palmen er.
bloemen was versleru.
Het plein, dat verder, ln verband met
deze groote. offlcieele belangstelling, door
de politie voor het verdere publiek was
afgesloten ook de brug naar het Am-
sterdamsch Lyceum was geheel vrygehou-
den bood, door het geschitter van uni
formen en door den vlaggentool der hulzen
ln de omgeving, een schouwspel van on
gekende pracht en praal.
Met het gezicht naar het monument,
hadden, ter llnkerzyde op het voetpad,
familieleden vzn hem, wlen deze groot-
sche plechtigheid gold, plaats genomen,
terwyi de plaatsen daarnaast bezet wa
ren door het Uitvoerend Comité van, als
mede door de leden van de ln 1924 te
Den Haag opgerichte commissie tot hul
diging van de nagedachtenis van gene
raal J B. van Heutsz, aan welke commis
sie de totstandkoming van het praalgraf
op de Nieuwe Oosterbegraafplaats en van
dit monument te danken ls.
Verder waren aanwezig tal van autori
teiten op alle gebied, alsmede deputaties,
enz. Aanwezig waren ook de beeldhouwer
en architect van het monument, resp. de
heeren F. J. van Hall en ir. G. Frledhoff.
Ter weerszyden van de Konlnkiyke tri
bune vormden vyftig man van de Kolo
niale Reserve de eere-wacht; ter linker -
en rechterzyde van het voets'ak stonden,
ln stramme houding, dertig ridders M.
W. Obeneden den rang van officier op
gesteld, die allen onder generaal Van
Heutsz hadden gediend.
De plechtigheid.
Plotseling kwam er oeweglng ln de
massa en verhieven allen zich van hun
plaatsen
Terwyi de eere-wacht van de Kolo
niale Reserve het geweer presenteerde,
schreden Koningin en Prinses, met het
gevolg, naar de Konlnkiyke tribune, waar
de Koninklyke Standaard ln top werd
geheschen. Toen, nadat allen hun plaat
sen weer hadden ingenomen, klonk, warm
en gedragen over het plein het „Wilt
heden nu treden" door Apollo, gevolgd
door de hymne van Jac. Denys, op mu
ziek gezet door P. A. Zwysslg, ter nage
dachtenis van den generaal Van Heutsz.
Rede luit.-gen. Swart.
Allereerst nam nu luitenant-generaal
Swart. voorzitter van het uitvoerend
comité, het woord, die Koningin en Prin
ses dankte voor Haar aanwezigheid.
Spr gaf daarna een uitvoerig overzicht
van de totstandkoming van 't monument.
Hy schetste hoe het uitvoerend comité
werd gevormd onder voorzitterschap van
Z.Exc. Idenburg. en hoe wylen Z.K.H de
Prins der Nederlanden bereid werd ge
vonden, het eere-voorzitterschap van
voornoemde Huldlgings-Commissie te aan
vaarden.
Het Uitvoerend Comité stelde zich ten
eerste tot taak, het stoffeiyk overschot
I van Van Heutsz te zyner tyd naar de
hoofdstad des Ryks te doen overbrengen
en het daar op waardige wyze ter aarde
te bestellen en op zyn graf een monu
ment te plaatsen, den grooten doode ln
alle opzichten waardig.
Op 7 Juni 1927 werd het stoffeiyk over-
i schot van onzen landgenoot van Clarens
naar Amsterdam overgebracht, terwyi
daarna het Olymplapleln als plaats voor
i het monument werd uitgekozen.
Nadat spr. voorts nog een uitvoerige
i uiteenzetting van het monument zelve
had gegeven, dat ongeveer 100 meter
lang en 25 meter hoog is en waarop o.a.
j vele reliefs, betrekking hebbend op Indië,
zyn aangebracht, eindigde spr. met een
woord van dank tot hen die de totstand-
j koming mogeiyk maakten en het uit
voerden.
Minister Colyn spreekt.
Vervolgens besteeg onze minister-pre
sident, dr H Coiyn, het spreekgestoelte,
voor het uitspreken van zyn herdenkings
rede. Spr vroeg de aandacht te concen-
treeren op twee punten en wel ten eerste
op de beteekenis van Van Heutsz voor
het Indische leger en ten tweede op den
besllssenden invloed door hem uitgeoefend
op den toekomstlgen gang der cultureele
ontwikkeling der Indische volken en de
daarmede verband houdende staatkun
dige evolutie.
In den breede schetste spr. dan aller
eerst de verdiensten van v Heutsz als
soldaat, een soldaat wiens naam ln onze
koloniale geschiedenis zal blyven leven
als die van een primus Inter pares en
die reeds daarom waardig was door een
gedenkteeken op vaderlandschen bodem
te worden geëerd.
Van Heutsz heeft echter ook vele an
dere verdiensten, die spr. uitvoerig uit
eenzette.
(In verband hiermede verwyzen wy
naar het artikel ln ons blad van heden
van de hand van onzen reisiedacteur.i
Nadat de minister-president ook woor
den had gewyd aan de talloos velen die,
ln den besten zin des woords, de mede
werkers van dezen grooten Nederlander
waren geweest, wendde spr. zich tot H. M.
de Koningin en H.K.H. Prinses Juliana
Zeer velen zyn hier tegenwoordig in
wier hart een diepe snaar trilt nu Hare
Majesteit zelf dadehjk het doek, dat het
gedenkteeken voor hun ouden chef thans
nog omhult, zal doen vallen, velen ook.
die tot zijn allernaaste medewerkers heb
ben gehoord en voor wie het een bly
vende vreugde is onder hem te hebben
mogen dienen.
Maar er ls meer.
Als we in van Heutsz zien den voltooier
van het werk door J. Pzn. Coen drie
eeuwen te voren aangevangen; als we
onzen blik laten gaan over de grenzen van
het Ryk ln Europa, als we de twee-eenheid
Nederland-Nederlandsch Indië zien, zooals
dit verzinnebeeld ls ln de beide pylonen
van dit monument met de kronende zon,
als we ln het werk van Van Heutsz ook
onderkennen het volbrengen van Neer-
land's roeping ln Oost en West, dan zegt
de onthulling van dit gedenkteeken, door
Uwe Majesteit persooniyk, nog Iets meer.
Dan ls die handeling ook een symbool voor
de toekomst; dan roept Uwe Majesteit ook
zonder eenlg gesproken woord, ons daar
door toe: bewaar dit pand van ..grooter
Nederland" U door onze voorgeslachten
toevertrouwd!
En dan antwoorden wy. die van de ont
hulling van dit gedenkteeken getuige zijn,
dan antwoordt de geheele Konlnkiyke
weermacht hier en ln Indië, dan ant
woordt ook het overgroote deel van Uw
volk: dit pand ls ons heilig; wy zullen
getrouw zyn in de bewaring er van: met
Godes hulpe getrouw tot ln den dood
De onthulling en overdracht.
Als by tooverslag stonden alle aanwezi
gen van hun plaatsen op. toen Hare
Majesteit zich van haar zetel verhief en.
naar voren schrijdende, met een resoluut
gebaar een knop Indrukte, welke op een
tafeltje was geplaatst. Op hetzelfde oogen
blik viel het reusachtige doek weg, dat de
middenparty met het groote hoofdbeeld
van het monument tot nu toe aan het ge
zicht onttrokken had en vertoonde zich
het geheele kunstwerk ln al zyn schoon
heid aan de toeschouwers. Eerbiedig luis
terde men naar de eerste strophe van het
„Wilhelmus", dat na deze onthulling door
„Apollo" op prachtige wyze ten gehoore
werd gebracht en men blééf staan, toen
de Koningin op het verhoogde gedeelte
aan den rand van den vyver een krans
neerlegde; hulde van een Vorstin aan de
nagedachtenis van een Harer grootste
onderdanen.
Ook H.K.H. Prinses Juliana legde een
krans aan den rand van den vyver neer,
waarna dit Konlnkiyke voorbeeld gevolgd
werd door kranslegglngen namens de
regeering, de familie van generaal van
Heutsz, het Comité van Heutsz. de Kolo
niale Reserve, als vertegenwoordigster van
het Indische leger, en tenslotte namens
de Kon. Ned. Marine en het Nederland
sche leger
By deze kransen kwamen andere: het
waren die van de vele deputaties van de
militaire- en andere vereenlgingen. die
onder de Vorstelyke belangstelling en die
van de tallooze genoodlgden. en begeleid
door marschmuzlek van het Politie Mu
ziekgezelschap, langs het monument defi
leerden. Vóór Iedere kranalegglng brachten
de vaandeldragers hun groet aan de
Landsvrouwe.
Nadat tal van deputaties aan het monu
ment waren voorbygetrokken, was het
opnieuw luitenant-generaal Swart, die na
deze plechtigheid het spreekgestoelte be
klom en het monument aan het gemeente
bestuur der hoofdstad overdroeg
Daarna nam als laatste spr. de burge
meester van Amsterdam, dr W de Vlugt
het woord, die het monument met groote
dankbaarheid voor zyn gemeente aan
vaardde.
HET VETVRAASTUK EN DE
VLEESCHVOORZIENING.
CONCLUSIES VAN DE VEREENIGING
VAN VEEWEIDERS EN -MESTERS IN
NEDERLAND.
De Vereenlglng van Veewelders en
-Mesters ln Nederland heeft in een zeer
uitvoerig rapport haar oordeel gegeven
over het vetvraagstuk en de vleeschvoor-
ziening ln Nederland. Zy komt tot de vol
gende conclusies:
a. De Regeering gaat by haar landbouw-
crlsispolltlek van een verkeerde gedachte
uit. Zy heeft, hierdoor een groep belang
hebbenden Ingeschakeld en er een onjuist
inzicht ln de werkelijke agrarische ver
houdingen door verkregen.
b. Onze veestapel ls niet te groot; In
tegendeel hit ls te klein voor de normale
Nederlandsche vleeschbehoeften. zy het
ook dat de crisis tydeiyk Iets van het
vleeschverbralk wegneemt. De debacle li
echter gekomen door de foutieve regee-
rlngsmaatregelen waardoor het vleesch
door heffingen kunstmatig duur gemaakt
wordt, teneinde een stel ingrypende mid
delen te financieren, waardoor voor be
paalde groepen voordeel bestaat, terwyj het
algemeen belang erdoor geschaad wordt
c. wyzlgtng ln de slechte situatie kan
slechts worden gebracht door den meest
aangewezen weg te gaan volgen en alle
Invloeden te bannen, die ter wille van het
lndlvidueele en groepsegoïsme trachten
het geheel te sabotteeren.
d. Het verbruik kan slechts worden ver
meerderd door lagere prijzen en door het
Inschakelen van den dlstrlbueerenden
middenstand.
e Het normaal laten functloneeren ven
mestery en welderlj kan zorgen, dat de
beste beesten voor de slachtbank worden
voorbereid en dat de dlstribueerende mid
denstand voldoende materiaal ter beschik
king wordt gesteld om ln de stijgende
vleeschbehoeften (gevolg van de lagere,
onder d genoemde pryzen) te kunnen
voorzien.
f. De vee-veredellng leidt tot een tyde-
lyk surplus aan melkkoeien. Deze even-
wlchtsverstorlng moet langs geleldelyken
weg worden teniet gedaan
g. Gebroken moet worden met de uit
wassen van vee-veredellng; het streven
van het Nederlandsche stamboekvee-or-
ganlsme moet erop gericht zyn om binnen
de perken der logica te biyven en niet om
ter wille van een monopolie, de onderlinge
verhoudingen ten nadeele van het alge
meen belang te verstoren
h. Zoolang de melkplas een hoeveelheid
zuivelproducten oplevert, die nog niet ln
de totale Nederlandsche vetbehoeften kun.
voorzien, gaan die veteoorten voor. die
bulten de grootere voedingswaarden, ook
het meest voor de werkverruiming van
belang zyn. De vetsoorten, die aan deze
eischen niet kunnen voldoen, dienen als
aanvulling te worden beschouwd.
1. Vandaar dat de Regeering ln het
vraagstuk: Boter en margarine, de boter
moet laten voorgaan. Eerst moet al het
botervet worden benut; daarna mogen
andere vetten worden Ingeschakeld
j. Doordat de vrlle werking van vraag
en aanbod het overwicht zouden doen
liggen bij de margarine, kan het op den
voorgrond stellen van boter en daarna nas
de margarine haar rol te laten vervullen,
slechts met behulp der Regeering ge
schieden.
k. De Regeering neemt daartoe de mar
garine-productie ln eigen hand en scha
kelt daartoe de margarine-producenten ah
loonproducenten ln. De blnnenlandsche
consumptie van zuivere margarine (dus
zonder de bygemengde boter) zou kunnen
worden aangenomen op 40 millloen kilo.
Indien deze productie zou worden behou
den en Indien de Regeering hier voor
f0.35 per kilo zou betalen, dan was met
de saneering van het melkvraagstuk een
bruto bedrag van f. 14 millloen gemoeid.
1. Deze f. 14 millloen ls echter bruto; de
Regeering zou een deel der margarine ter
beschikking der minderbedeelden kunnen
stellen en dan ware op de op deze wyze
te verkoopen margarine nog een winst Ie
behalen welke zou kunnen dienen om it j
verliezen te compenaeeren. welke geleden
worden op den verkoop van dat deel. dit
niet voor menacheiyke consumptie kan
dienen en dat b.v. als wagensmeer etc. zou
kunnen worden verkocht.
m. Op de door ons ontwikkelde wijze
blijft de boer dus vry van allerlei dure,
onhandige onlogische en verwarring stich
tende regeerlngsmaatregelen, De controle
kan grootendeels verplaatst worden naar
de margarine-producenten, waarvan er ln
verhouding tot de veeboeren, maar een
klein aantal bestaat.
n. Zoo min mogeiyk wordt er kunstmatig
ingegrepen en aan eiken bedrUfsgroep
wordt een zoo fair mogeiyke winst gela
ten. Bovendien wordt binnen het kader
van het crisis bestel de aanpassing aan
de betrokkenen zelf overgelaten.
o. Onmlddeliyk stopzetten van den ver
koop van blikvleesch. teneinde de vleesch-
voorzlenlng weer ln normale banen te lel
den, waardoor markten en daarbij betrok
ken middenstandszaken weer tot hun
recht komen. Zoonoodig distributie van
versch vleesch voor minvermogenden, door
gebruikmaking van het bestaande distri
butie-apparaat. daar door het blikvleesch
de verhoudingen verstoord zyn. will 25 ct.
per KG ln bussen, beteekent voor een
slachtbeest van 1000 pond een opbrengst
van f. 25 beuren.
2. Thijs heeft scherp den weg nu waargenomen, en ziet dan
inderdaad een man aankomen.
„Dat ls myn buurman zie hem aan," zoo fluistert Sim. „Ach,
wou die man maar ergens anders wonen gaan
De man heeft heuscsh een akelig gelaat, waar 'n heele groote
hoed hoog boven op nog staat. Hy keek onrustig speurend om zich
heen; vertrouwde niemand naar het scheen, zyn rug ls wat ge
bogen. een bril staat voor zyn zwakke oogen zyn groote mond
staat open en hy kan neel hard loopen.
„Nou nou," zegt Thys, „dat is een rare vent."
Sim antwoordt nu; „Je vindt hem nog veel vreemder als je 'm
eenmaal kent."
3-»