Prinses Juliana te Leeuwarden - Internationaal concours hippique De Roman van Maxime 76,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. PRINSES JULIANA arriveerde gisteren voor een particulier bezoek te Leeuwarden. Zij nam Kaar intrek bij den Commissaris 'der Koningin, inr. P. A. V. baron van Harinxma thoe SI poten. H. K. iH. jyoor het venster. HET INTERNATIONAAL CONCOURS H1PPIQUE I>E DEELNEMERS AAN HEI1 INTERNATIONAAL CONCOURS HIP- te Amsterdam. Ritmeester I. L. D. baron Sirtema van PIQUE werden op het stadhuis te Amsterdam Grovestins op Jimmy leverde de beste prestatie in het ontvangen. Op de binnenplaats stond springconcours A om den Olympisch Stadion-prijs. de cavalerie opgesteld. DE „PIJN'* IS VADER GEWORDEN. i De (bekende wielrenner met zijn zoon. GENE MAKO een der jong ste leden van het Amerikaan- sche Davis Cup-team oefent te Wimlbledon. DE .MISSOURI BUITEN DE OEVERS. De sohade is buitengewoon groot. Boven: overstroomd gebied te Colorado-Springs; onder: vijandschap is in den nood vergeten. Kat en hond konden zich op een dak redden. WALT DISNEY de teekenaar van de bekende Mickey Mouse-filmpjes, brengt zijn vacantie door in Engeland. Disney met zijn. vrouw en Mickey op het dak van een Londensch hotel. door OCTAVE FEUILLET. uit het Fr arisch door H. A. C. Snethlage. 82) En, als ooit een onbaatzuchtig mensch, een edel, heldhaftig karakter mij zou lief hebben, om wat ik ben, niet om wat ik waard bendan zou ik het niet wetenik zou het niet gelooven! Altijd het wantrouwen! dat is mijn verdriet, wijn straf! Ook dat is bepaaldik zal nooit liefhebben! Nooit zal lk het riskee- 'en, in een gemeen, onwaardig, baatzuch tig hart, de zuivere passie uit te storten, hie mijn hart verbrandt. Mijn ziel zal on gebruikt in mijn binnenste sterven! Nu, ik heb mij er bij neergelegd; maar al wat mooi is, al wat doet droomen, al wat wij van de verboden banden spreekt, al wat in mij die nuttelooze vlammen opwekt ik werp het van mij, lk haat het, ik wil het niet!" Zij hield op, en zij trilde van ontroering; daarop zei ze met een zachte !tem: „Mijnheer, ik heb dit oogenblik niet gezochtik heb mijn woorden niet overwogendeze heele bekentenis was Wet voor u bestemd; maar eindelijk heb 'h gesproken, u weet allesen als ik wit uw gevoeligheid heb kunnen wonden, geloof, dat u mij nu vergeeft". Zij stak mij haar hand toe. Toen mijn lippen die warme hand aanraakten, die hoch vochtig was van tranen, scheen het ®ij, dat een doodelijke zwakheid mijn Woed doordrong. Wat Marguérite betreft, zij keerde haar hoofd af, wierp een blik naar den donker geworden horizon, en, terwijl zij langzaam de treden afliep, zei ze „Laten we gaan". Een langere weg, maar die gemakke lijker was dan de steile helling van den berg, bracht ons naar de boerderij terug, zonder dat een enkel woord tusschen ons geuit werd. Helaas, wat zou ik hebben moeten zeggen? Meer dan iemand anders was ik verdacht. Ik voelde, dat ieder woord, dat aan mijn boordevolle ha^t ont snapt zou zijn, den afstand, die mij van deze achterdochtige en aanbiddelijke ziel scheidde, slechts zou vergroot hebben! Het duister, dat reeds gevallen was, ver borg de sporen van ons beider ontroering. Wij vertrokken. Mevrouw Laroque uitte haar tevredenheid over dezen dag, en ging daarna er van droomen. Juffrouw Mar guérite, die, in het donkere rijtuig on zichtbaar en onbewegelijk bleef, scheen, evenals haar moeder, in slaap gevallen; maar toen, bij een bocht van den weg, een straal van een zwak licht op haar viel, be wezen haar open, en starende, oogen. dat zij, zwijgend, waakte, alleen met haar troostelooze gedachten. Wat mij betreft, ik kan nauwelijks zeggen, dat ik aan het denken was: een vreemde gewaarwording, vermengd met een diepe vreugde en een diepe bitterheid, had mij geheel in beslag genomen, en ik gaf er mij aan over, zoo als men zich soms overgeeft aan een droom, waar men het bewustzijn van heeft, en men heeft niet de kracht de be koring ervan van zich af te schudden. Wij kwamen tegen middernacht thuis. Ik stapte uit het rijtuig, bij den ingang van de laan, om mijn kamers langs den koristen weg, door het park te bereiken. Toen ik in een donker laantje liep, werd mijn oor getroffen door een zwak geluid van stappen en stemmen in de nabijheid, en ik onderscheidde, vaag, twee schadu wen in de duisternis. Het uur was laat ge noeg, om het begrijpelijk te maken, dat ik de voorzorg nam verborgen te blijven in het dichte bosch, en deze nachtelijke zwervers te bespieden. Zij gingen, lang zaam, aan mij voorbij: ik herkende juf frouw Hélouin, steunend op den arm van mijnheer de Bévallan. Op hetzelfde oogen blik werden zij opgeschrikt door het geluid van het rijtuig, en met een handdruk gin gen zij haastig uit elkaar, juffrouw Hélouin ontsnapte in de richting van het kasteel, en de ander in de richting van het bosch. Thuis gekomen, en nog vervuld van deze ontmoeting, vroeg ik mij zelf, met woede, af, of lk mijnheer de Bévallan zijn dub bele liefde moest laten voortzetten, en het dulden mocht, dat hij tegelijkertijd in het zelfde nuis een bruid en een minnares zocht. Zeker ben ik te veel man van mijn leeftijd en tijd, om tegenover bepaalde zwakheden den hevigen haat van een pu ritein te gevoelen, en ik heb niet de schijn heiligheid, om hem voor te wenden; maar ik denk, dat de meest-vrije en ongebonden moraliteit in dit verband nog enkele gra den van waardigheid, van adel en geest, van fijnheid van gevoelens, erkent. Men loopt min of meer recht op deze dwars wegen. Vóór alles: de verontschuldiging voor aë liefde is. dat men liefheeft, en de banale overdaad van teederheden van mijnheer de Bévallan sloot allen schijn van geestdrift en hartstocht buiten. Der gelijke liefdes zijn niet eens meer fouten; zij hebben absoluut geen moreele waarde: het zijn slechts berekeningen en wedden schappen van een dommen paardenkoo- per. De verschillende gebeurtenissen van dezen avond, welke in mijn geest werden saamgevoegd, gaven mij ten slotte het be wijs, hoe volkomen deze man de hand én het hart, welke hij durfde begeeren, on waardig was. Deze verbintenis zou mon sterachtig zijn. En evenwel begreep ik spoedig, dat ik, om het plan te breken, geen gebruik kon maken van de wapenen, welke het toeval mij in handen gaf. Het beste doel zou lage middelen niet kunnen rechtvaardigen, en er bestaat geen eer biedwaardige verklikkerij. Dit huwelijk zal dus tot stand komen! De hemel zal het toelaten, dat een der edelste wezens, die geschapen zijn, in handen valt van dezen kouden libertijn! Hij zal deze heiligschen nis toelaten! Helaas, hij laat zooveel andere toe! Daarna zocht ik te begrijpen, door welke afdwaling van het gezonde verstand dit jonge meisje dezen man uit allen had uit gekozen. Ik meende het te raden. Mijn heer de Bévallan is erg rijk:^hij moet wel een lortuin inbrengen, dat bijna gelijk is aan dat, wat hij er vindt; dat schijnt een som van waarborg; hij zou het buiten deze overmaat van rijkdom kunnen stel len; men vermoedt, dat hij meer belang loos is, omdat hij minder noodig heeft. Droevig argument! Reusachtige vergis sing, den graad van omkoopbaarheid der karakters af te meten naar den graad van het fortuin! In de meeste gevallen neemt de begeerigheid toe, met den overvloed en de grootste bedelaars zijn niet de armsten Was het evenwel niet waarschijnlijk, dat juffrouw Marguérite's oogen open zou den gaan, en de onwaardigheid van haar keus ontdekken, en dat zij door de een of andere verborgen inspiratie van haar eigen hart den raad zou kunnen vinden, dien het mij verboden was haar op te dringen? Kon niet eensklaps een nieuw gevoel in dit hart ontwaken, een onver wacht gevoel, dat de ijdeie besluiten van het verstand zou kunnen wegblazen, en die waardeloos verklaren? Was dat gevoel reeds niet ontwaakt, en had ik niet de duidelijke getuigenis daarvan gekregen? Vele dwaze grillen, aarzelingen, gevechten en tranen, waarvan ik, sinds eenigen tijd, het mikpunt of de getuige was, openbaar den, zonder twijfel, een verstand, dat aan het wankelen was, en dat heel weinig meester van zichzelf was. Ik was. bij slot van rekening, niet zoo'n nieuweling in het leven, om niet te weten, dat een scène ais die, waarvan het toeval mij dien avond de vertrouwde, en bijna de medeplich tige had gemaakt, hoe weinig bedacht zij was, niet tot uitbarsting komt in een atmosfeer van onverschilligheid. Derge lijke emoties, dergelijke ontroeringen ver onderstellen twee zielen, welke reeds door een gemeenschappelijken storm bewogen worden, of die op het punt staan het te worden Maar, als het waar was, als zij van mij hield, zooals het maar al te zeker was. dat ik haar liefheb, dan zou ik van deze liefde kunnen zeggen, wat zij zei van haar schoonheid. „Waarom!" Want ik kon niet hopen, dat zij ooit genoeg kracht kon hebben, om te triomfeeren over het eenige wantrouwen, dat de gril en de deugd van dit nobele meisje is, een wantrouwen, waarvan mijn karakter, durf ik zeggen, den smaad van zich afstoot, maar dat mijn omstandigheden meer dan die van ieder ander, in staat zijn om op te wekken. Temidden van deze vreeslijke nevelen en de grootste voorzichtigheid, welke zij mij opleggen, welk wonder zou den afgrond kunnen dempen? .(Wordt vervolgd). ITi.'i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5