Twee dooden bij een ketelontploffing - Emir Saoed in Deüenter
De Roman van Maxime
76ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
MUSSOLINI HOUDT TE CAGUARI EEN REDE TOT DE NAAR OOST-AFRIKA VERTREKKENDE DE KAZERNE van het 2e Half Regiment Huzaren te Breda is thans genoemd de „Trip
van Zoudtlandt"-kazerne. De doop werd verriöht door jhr. A. D. Laman Trip,
TROEPEN. - De Duce Mens zijn toespraak. OTCrste van de Kon. Marechaussee.
DE KETELONTPLOFFING AAN BOORD VAN I)E SLEEPBOOT „RISICO" BIJ G0UWESLC1S. De stoomketel sprong
uit elkaar. Twee opvarenden werden gedood. Links het wrak van de „Risico" in de Gouwe. Rechts: het inwendige van den
ketel kwam 100 meter verder terecht.
BEZOEK VAN DEN ARABIS CHEN KROONPRINS EMIR SAOED aan de Cavalerie te Deventer. De prins
op weg naar 'de demonstratie op de exercitie-heide. Met hoogen hoedde heer v. d. Vijver,
toegevoegd namens de regeering.
DE MARINE-WEEK IN KIEL. In de eerste race der internationale marine-
zeilwedstrijden kwam Nederland op de vijfde plaats. De Duitsche schout bij nacht
Bastian met enkele Zweedsche, Poolsche en (rechts) Hollandscihe officieren.
door OCTAVE FEUILLET.
TO het Fransch door H. A. C. Snethlage.
31)
Tengevolge van dezen mooien trek, viel
mevrouw Laroque, die klaarblijkelijk zeer
tevreden over zichzelf was, weer terug in
haar glimlachende extase, en juffrouw
Marguerite ging weer met verdubbelden
ernst door met haar spel met den waaier.
Een uur later bereikten wij het doel van
onze reis. Evenals de meeste boerderijen
'an dit land, welks hoogten en plateaux
hedekt zijn met dorre hei, is de boerderij
'an Langoat gelegen in de diepte van een
dal, dat doorsneden wordt door een beekje.
De boerin, die veel beter was, ging dade
lijk aan het werk, om het eten klaar te
Maken, waarvoor wij gezorgd hadden de
'oomaamste bestanddeelen mee te nemen
Het werd opgediend op het gras van een
weitje, in de schaduw van een enormen
kastanjeboom. Mevrouw Laroque, die, in
een buitengewoon ongemakkelijke houding
Bezeten was op een der kussens van het
tijtuig, scheen hierdoor niet minder stra
lend. Ons gezelschap herinnerde haar, zei
Je, aan die troepen maaiers, die men
's zomers in de schaduw van de heggen
ziet, en naar wier landelijke maaltijden zij
hooit zonder jaloerschheid had kunnen
kijken. Wat mij betreft, in andere tijden
zou ik misschien een bijzondere bekoring
Bevonden hebben in de nauwe en onge
dwongen intimiteit, die zoo'n maaltijd op
het gras, evenals alle dergelijke tooneel-
tjes, zonder twijfel, tusschen de gasten
brengt, maar ik verdreef met een pijnlijk
gedwongen gevoel een bekoring, welke
zeker gevolgd wordt door berouw, en het
brood van deze kortstondige broederschap
scheen mij bitter te smaken.
Toen wij den maaltijd geëindigd had
den. zei mevrouw Laroque tegen mij:
„Bent u ooit naar boven geklommen?" en
zij wees naar den top van een zeer hoogen
heuvel, die boven de wei uitstak.
„Neen, mevrouw".
„O, maar. dat is jammer. Men heeft van
daar af een heel mooi uitzicht. U moet dat
zien. Terwijl men gaat inspannen, zal
Marguérite u daarheen brengen, is 't niet
Marguérite?"
„Ik, moeder? Ik ben er maar eens ge
weest, en dat is al lang geledenIn tus
schen zal ik het wel vinden. Kom, mijn
heer, en bereid u voor op een moeilijke
klimpartij".
Wij begaven ons dadelijk op weg, juf
frouw Marguérite en ik, om een erg steil
pad te beklimmen, dat op den bergkant
kronkelend naar boven liep, nu en dan
door een boschje heen. De jonge vrouw
stond van tijd tot tijd, terwijl ze vlug en
licht naar boven klom, stil, om te kijken
of ik haar volgde, en dan lachte ze mij,
zonder iets te zeggen, toe, een beetje
hijgend door het loopen.
Boven op de kale hei aangekomen, die
een plateau vormde, bemerkte ik, op
eenlgen afstand, een dorpskerkje, waar
van de kleine klokketoren zijn scherpe
kanten tegen den hemel afteekende.
„Daar Is het", zei mijn jeugdige bege
leidster, en zij versnelde haar pas. Achter
de kerk was een door muren ingesloten
kerkhof. Zij deed de poort open en richtte,
niet zonder moeite, tengevolge van het
hooge gras en de kronkelende braamstrui
ken, welke het pad over het kerkhof ver
sperren, haar schreden naar een soort van
terras, dat den vorm had van een halven
cirkel, en dat het einde van het kerkhof
Is. Twee of drie treden, die in den loop der
tijden zijn afgebrokkeld, en vrij zonder
ling gedecoreerd zijn met massieve bollen,
voeren naar een smal platform, zoodat
men op de hoogte van den muur komt. In
het midden van den halven cirkel ver
heft zich een granieten kruis.
Juffrouw Marguérite had juist het plat
form bereikt, en een blik geworpen in de
ruimte, welke zich daar vóór haar opende,
toen ik haar één hand schuins boven haar
oogen zag houden, alsof zij plotseling ver
blind werd. Ik haastte mij om bij haar te
komen.
Deze mooie dag, die ten einde spoedde,
verlichtte met zijn laatsten glans een wijd,
vreemd en prachtig tooneel, dat ik nooit
zal vergeten. Vóór ons, en heel diep be
neden onder het plateau, strekte zich een
onafzienbaar soort van moeras uit, dat als
bestrooid was met lichtplekken, en dat er
uit zag als een stuk aarde, dat zooeven
overstroomd is geworden door den zond
vloed. Deze breede inham reikte tot onder
onze voeten, midden in de boogsgewijs uit
gesneden bergen. Op de zand- en modder -
banken, tusschen de plassen, teekende
zich ,in duizenden kleuren, een planten
groei af van riet en zeegras, sombere en
ook heldere kleuren, welke een tegenstel
ling vormden met de blinkende opper
vlakte van het water. Bij elk van zijn
snelle schreden naar den horizon ver
lichtte of beschaduwde de zon enkele der
talrijke meertjes, waaruit de half uitge
droogde zeeboezem bestond: zij scheen uit
haar hemelsche juweelenkistje het kost
baarste materiaal te putten: zilver, goud,
robijn, diamant, om het te laten fonkelen
op elk punt dezer prachtige vlakte. Toen
het hemellichaam aan het einde van zijn
loop was gekomen, werd plotseling een
strook van damp en water, die in de verte
de uiterste grens vormde van de moeras
sen, purperrood, met den glans van een
vuur, en was zij een oogenblik stralend
doorzichtig, als een wolk, welke gekliefd
wordt door den bliksem.
Ik was geheel verzonken in de beschou
wing van deze schilderij, welke werkelijk
doortrokken was van goddelijke grootheid,
toen een zachte en onderdrukte stem
naast mij mompelde:
„Och! Wat is dat mooi!"
Ik verwachtte heelemaal niet van mijn
jonge makker deze sympathieke uiting. Ik
keerde mij naar haar toe, met een haas
tige verbazing, die er niet minder op werd
toen haar veranderde gelaatstrekken en
de lichte trilling van haar lippen van
dezen diepen ernst van haar bewondering
getuigden.
„U geeft toe, dat dit mooi is?" zei ik
tegen haar.
Zij knikte met haar hoofd, maar op het
zelfde oogenblik kwamen twee tranen uit
haar groote oogen te voorschijn, zij
voelde ze over haar wangen loopen.
maakte een beweging van verdriet; toen
wierp zij zich plotseling tegen het granie
ten kruis, welks onderstuk haar voor steun
diende en sloeg haar beide armen er om
heen en leunde met haar hoofd tegen den
steen, en ik hoorde haar hevig snikken. Ik
meende deze plotselinge emotie met geen
enkel woord te moeten verstoren en Ik
ging uit eerbied een paar passen achteruit.
Een oogenblik later, toen ik zag, dat zij
haar hoofd oprichtte, en haar losse haren
met een onwillekeurige beweging van haar
hand in orde bracht, kwam ik dichterbij.
„Wat ben ik een dwaas!" mompelde zij.
„Wees liever gelukkig, en waak er voor
de bron van uw tranen niet te doen uit
drogen zij is heilig. En zeker zal het nooit
zoover bij u komen".
,,'t Moet", riep het jonge meisje met een
soort van heftigheid. „Overigens, 't is
voorbij! Deze aanval overviel mijAl
wat mooi is, al wat beminnelijk isik
wil het hatenik haat het!"
„Waarom dan?"
Zij keek mij in het gezicht, en voegde
er, met een gebaar van onuitsprekelijken
trots en smart, aan toe: „Omdat ik mooi
ben, en niet bemind kan worden!"
En toen. als een stroom, die lang is
tegengehouden en ten slotte zijn dijken
verbreekt, ging zij verder, met een buiten-
gewonen hartstocht: „Dat is immers
waar!" En zij hield haar hand op haar
kloppende borst. „God had in dit hart van
mij alle schatten gelegd, waarmee lk den
spot drijf, en die ik vervloek, elk uur van
den dag !Maar toen Hij mij rijkdom op
legde, ach, toen heeft Hij mij met de eene
hand ontnomen, wat Hij mij met de
andere hand toebedeelde! Waarom mijn
schoonheid, waarom toewijding, teeder-
heid, geestdrift, waardoor ik mij voel ver
teerd worden! Ach! het zijn niet deze be
koorlijkheden, waarom zooveel lafaards
mij lastig vallen met hun hulde! Ik raad
het, ik weet het ik weet het al te goed!
.(Wordt vervolgd).