H. M. de Koningin te Barneveld - Ministers vliegen
76,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
De Roman van Maxime
H. M. DE KONINGIN 11IJ DEN VELUWSCHEN LANDSTORMDAG TE BARNEVELD. Links de aankomst van de Koningin.
Naast kaar gcneraaJ Duymaer van Twist. Achter de Koningin de ministers Deckers en de Wilde. Reciitspatrouille-springen.
DE CONSTRUCTEUR C. STOETE TE HAARLEM naory proeven met zijn
mechanischen zeil-propellor op het water De proeyen slaagden goed.
MINISTERS VLIEGEN PER DOUGLAS. Voor het vertrek van de Sperwer" van Waalhaven. V.l.n.r. d© ministers de Graeff^
Colijn, van Schaik, Gelissen en van Lidth de Jeude.
DLf ITALIAANSCHE KROONPRINSELIJK PAIR bij de herdenkings- DE MARINE-VOLKSWEEK IN KIEL. Een model van een schip van de scheepsbouwmodellenschool in Potsdam, dat tijdens de
feestan van Alessandro Tassoni, den dichter en soldaat. Een klein meisje marine-week aan het publiek getoond zaj wonden.
biedt de kroonprinses bloemen aan.
door OCTAVE FEUILLET.
Uit het Fransch door H. A. C. Snethlage.
28)
.Bravo, bravo! Mijnheer de Bévallan!
Prachtig! Keurig! Schilderachtig! Salva-
tor Rosa!"
Mijnheer de Bévallan was echter einde
lijk op vasten bodem; nu keerde hij zich
baar de dames en hield een toespraak tot
ben, die door het gedruisch van den wa
terval niet duidelijk te volgen was, maar
aan zijn beweeglijke gebaren, aan de be
schrijvende bewegingen, welke zijn armen
blaakten, en aan het gedwongen lachje
op zijn gelaat konden wij ontdekken, dat
bij ons een uitleg en verdediging gaf van
zijn ramp,
„Ja, mijnheer, ja", zei juffrouw Mar-
Suérite, die doorging met lachen, met de
onverzoenlijke wreedheid van een vrouw:
..het is een succes, 't is een prachtig suc
ces! Weest u er gelukkig mee!"
Toen zij haar ernst een beetje terugge
kregen had, raadpleegde zij mij over de
widdelen om de omgeslagen boot terug te
krijgen, die, tusschen twee haakjes, de
oeste van onze vloot is. Ik beloofde den
volgenden dag met arbeiders terug te zul
len komen en de redding te leiden; vervol
gens begaven wij ons, vroolijk, op den
terugweg, over de velden heen, naar het
kasteel, terwijl mijnheer de Bévallan, die
b'et in zwempak was, er van af moest
zien zich bij ons te voegen en met een
somber gezicht verdween achter de rot
sen- van den anderen oever.
20 Augustus.
Eindelijk heeft deze buitengewone ziel
mij het geheim van haar Innerlijke stor
men onthuld. Ik zou willen, dat zij het
altijd bij zich zelf bewaard had!
De dagen, die volgden op de laatste ge
beurtenissen, welke ik verteld heb, had
juffrouw Marguérite, alsof zij zich
schaamde over haar jeugdige vrijmoedig
heid, waaraan zij zich een oogenblik had
overgegeven, haar gelaat met een nog
dichter sluier van treurige hooghartigheid
en van wantrouwen en verachting bedekt.
Temidden van de luidruchtige pretjes, de
feesten en de danspartijen, welke elkaar
op het kasteel opvolgden, bewoog zij zich
als een schaduw, onverschillig, ijskoud,
soms geprikkeld van humeur. Haar ironie
kreeg het, met een onbegrijpelijke bitter
heid, te kwaad, nu eens met de zuiverste
genietingen van den geest, die, welke de
bespiegeling en de studie geven, dan weer
met de edelste en meest onschendbare ge
voelens. Wanneer men tegenover haar ge
wag maakte van den een of anderen trek
van moed of deugd, keerde zij het dadelijk
om, en zocht er het egoisme in; wanneer
men het ongeluk had, in haar tegenwoor
digheid het kleinste korreltje wierook in
brand te steken, op het altaar der kunst,
doofde zij het met een enkele beweging
van haar hand uit. Haar korte, scherpe,
geduchte lach, die, op haar lippen, over
eenkomst had met den spot van een ge
vallen engel, was er dol op om, overal
waar zij er maar een spoor van zag, de
meest edele krachten der menschelljke
ziel, de geestdrift en den hartstocht te
doen sterven.
Deze vreemde gril van zwart-maken
nam tegenover mij, zooals ik merkte, het
karakter aan van een bepaalde vervolging
en echte vijandigheid. Ik begreep niet, en
ik begrijp nog niet erg goed, waarom ik
deze bijzondere aandacht verdiende, want,
als het waar is, dat ik in mijn hart het
sterk geloof in de ideëele en eeuwige din
gen meedraag, en dat de dood alleen het
er aan kan ontrukken, (wat zou mij over
blijven, wanneer ik dat niet had!), toch
ben ik heelemaal niet geneigd tot uiter
lijke geestverrukking, en mijn bewonde
ring, evenals mijn liefde, zullen nooit
iemand overlast aandoen. Maar ik mocht
nog zoo goed, met nog meer nauwgezet
heid dan ooit te voren, die soort van
schaamte in acht nemen, welke aan de
waarachtige gevoelens eigen is, ik bereikte
er niets mee: ik was verdacht omdat ik
poëtisch ben. Men schreef mij roman
tische hersenschimmen toe. om het genot
te hebben ze te bestrijden, men stopte mij
in de handen, ik weet niet welke bespotte
lijke harp, om zich het vermaak te ver
schaffen de snaren er van te breken.
Ofschoon deze oorlogsverklaring aan
alles, wat zich boven de stoffelijke belan
gen en de droge werkelijkheden van het
leven verheft, geen nieuwe trek was in
het karakter van juffrouw Marguérite,
was hij op heftige wijze verscherpt en ver
ergerd, zóó, dat hij de harten, die het
sterkst aan het jonge meisje gehecht zijn,
wondde. Op 'n dag zei freule de Porhoët,
die die onophoudelijke spotternij moe was,
terwijl ik er bij was:
„Mijn liefste, er is, sinds eenigen tijd,
een duiveltje in je, dat je goed zult doen
zoo spoedig mogelijk uit te bannen,
anders zal je eindigen met het heilige
klaverblad te vormen met mevrouw Aubry
en mevrouw Saint-Cast, ik wil je daarvoor
waarschuwen. Wat mij betreft, ik stel er
geen eer in dat ik niet ben of ooit geweest
ben een erg romantisch mensch, maar ik
houd er van te bedenken, dat er nog in de
wereld enkele menschen zijn, die tot edele
gevoelens in staat zijn; ik geloof in de
belangeloosheid, al was het alleen de
mijne; ik geloof zelfs aan heldhaftigheid,
want ik heb helden gekend. Bovendien
heb ik er plezier in de kleine vogeltjes
onder mijn beuken te hooren zingen, en
mijn kathedraal te bouwen in de wolken,
die voorbij gaan. Dat alles kan erg be
lachelijk zijn, mijn lieveling, maar ik durf
je er aan te herinneren dat deze illusies
de schatten van de arme zijn, dat Mijn
heer en ik geen andere hebben, en dat
wij zoo zonderling zijn, dat wij onszelf er
niet om beklagen".
Op een anderen dag, toen ik juist, met
mijn gewone gevoelloosheid, de nauwelijks
vermomde hatelijkheden van juffrouw
Marguérite had doorstaan, nam haar moe
der mij apart:
„Mijnheer Maxime", zei ze, „mijn doch
ter plaagt u een beetje, ik smeek u haar
te vergeven. U zult hebben moeten mer
ken dat haar karakter sinds eenigen Tijd
veranderd is".
„Het lijkt mij, dat uw dochter, meer dan
ooit tevoren, door het een of ander hl be
slag wordt genomen".
„Daar is reden voor; zij staat op het
punt een zeer ernstige beslissing te nemen
en dat is een oogenblik, waarop het hu
meur van jonge menschen open staat voor
dwaze stemmingen".
Ik boog, zonder te antwoorden.
,.U bent thans een vriend van de fa
milie", zei mevrouw Laroque; als zoodanig
zoudt u mij verplichten mij te zeggen wat
u denkt van mijnheer de Bévallan?"
„Mijnheer de Bévallan, mevrouw, heeft,
geloof ik, een zeer mooi fortuin een
beetje kleiner dan het uwe maar toch
heel mooi, honderdvijftig duizend francs
inkomen ongeveer".
„Dat is zoo, maar hoe beoordeelt u zijn
persoon, zijn karakter?"
„Mevrouw, mijnheer de Bévallan Is, wat
men noemt, een zeer mooie man. Het ont
breekt hem niet aan geest; hij gaat door
voor een hoffelijk man".
„Maar gelooft u, dat hij mijn dochter
gelukkig zal maken?"
„Ik geloof niet, dat hij haar ongelukkig
zal maken. Hij is geen boosaardig
mensch".
„Wat wilt u, dat ik doen zal? Hij be
haagt mij heelemaal nietMaar hij is
de eenige, die Marguérite niet heelemaal
onsympathiek is en dan: er zijn zoo weinig
menschen, die honderdduizend francs
inkomen hebben. U begrijpt, dat mijn
dochter, in haar omstandigheden, geen
gebrek gehad heeft aan aanzoeken
Sinds twee of drie jaren worden wij er
letterlijk door belegerdEn, ja, er moet
een eind aan komenik ben ziek
ik kan iederen dag heengaanMijn
dochter zou onbeschermd achterblijven...
En nu er een huwelijk is, waarbij alles
klopt, en dat de wereld zeker zal goedkeu
ren. zou ik zeker schuldig zijn als ik er
niet mee instemde. Men beschuldigt mij
reeds, dat ik mijn dochter romantische
ideeën inblaas de waarheid is, dat ik
haar niets inblaas. Zij heeft ten volle een
eigen verstand. Wat raadt u mij ten
slotte?"
.(Wordt vervolgd)..