Zeilwedstrijden te den Helder - Een reus - Maurice Chevalier in Londen
De Roman van Maxime
76sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
i)E KON. MARINE JACHTCLUB TE DEN HELDER hield een zeilwedstrijd
voor model- en fantasie-sloepen op de reede van den Helder.
Een der model-sloepen in actie.
EEN REUS. De 17-jarige Wadilow
uit Alton in den Amerikaanschen
staat Illinois, is 2 M. 50 lang. Naast
hem zijn moeder en zijn broertje.
MAURICE CHEVALIER r-, arriveerde
per vliegtuig te Londen, waar hij eenigen
tijd zal optreden.
HET ENGELSCHE JACHT ENDEAVOUR" verloor in de race tegen het Amerikaansche.jacht 1)E DUITSCHE GENERAAL VON
Yankee" den mast. Het beschadigde schip, gezien LIN8INGEN bekend uit den
wereldoorlog, is te Berlijn
vanuit een vliegtuig. overleden.
JAAÜijiJ KSCHE OEFENINGEN VAN DE LUCHTD 0ELABTILLER1K
uit Utrecht, langs de Noordzeekust. Het laden van een,
der luchtdoel-kanonnen.
door OCTAVE FEUILLET.
Dit het Fransch door H. A. C. Snethlage.
27)
Zij wijdde zelfs met een soort van wreed
heid, tegenover mij, over de talenten, de
kracht en de tegenwoordigheid van geest
uit, welke haar hond had ontplooid, die
zich, volgens haar, onder deze omstandig
heden, heldhaftig had gedragen. Blijk
baar veronderstelde zij, dat haar kort
stondige vriendelijkheid en de dienst, wel
ken ik zoo gelukkig was gaweest haar te
hebben kunnen bewijzen, mij naar het
hoofd gestegen zouden zijn en mij ver
waand gemaakt hadden en het dringend
noodig was daartegen op te treden.
Evenwel, toen juffrouw Hélouin en me
vrouw Aubry een hevig verlangen toonden
om met eigen oogen de zoo geprezen daden
van Merwijn herhaald te zien, riep het
jonge meisje den Newfoundlander, en
gooide, evenals den vorigen dag, haar
zakdoek in de stroomende rivier, maar bij
dit sein ging de brave Merwijn, inplaats
van zich in het meertje te storten, langs
den oever loopen en liep met veel drukte
heen en weer, woedend blaffend, zijn
staart bewegend en gaf duizend bewijzen
van reusachtige belangstelling, maar ter-
zelfdertijd van een voortreffelijk geheu
gen. Bij dit dier heerscht beslist het ver
stand over het hart. Tevergeefsch maakte
juffrouw Marguérite, beurtelings boos en
verlegen, van liefkoozingen en bedreigin
gen gebruik, om het hardnekkig verzet
van haar lieveling te overwinnen; niets
kon het verstandige beest overhalen op
nieuw zijn kostbare persoonlijkheid aan
die gevaarlijke golven toe te vertrouwen.
Na zulke hoogdravende aankondigingen
had de hardnekkige voorzichtigheid van
den moedigen Merwijn werkelijk iets grap
pigs Meer dan iemand anders had ik,
dacht ik, het recht er over te lachen en
ik verweet het mijzelf niet. Bovendien, de
vroolijkheid was weldra algemeen en juf
frouw Marguérite eindigde zelf er aan deel
te nemen, ofschoon zwakjes.
„Met dat al", zei ze, „nog een zakdoek
verloren!"
De zakdoek, meegesleept door de voort
durende beweging van de draaikolk, was
natuurlijk gestrand tusschen de takken
van de fatale struiken, op vrij korten af
stand van den overkant.
„Vertrouw op mij, juffrouw", riep mijn
heer de Bévalian. „In tien minuten zult
u uw zakdoek terug hebben, of ik ben er
niet meer!"
Het leek mij, dat juffrouw Marguérite,
bij deze grootmoedige verklaring, mij hei
melijk een beteekenisvollen blik toewierp,
als of zij zeggen wou: „U ziet wel, aat de
opoffering om mij heen niet zoo zeldzaam
is!" Daarop zei ze tegen mijnheer de
Bévalian; „Wel. doe geen dwaasheden!
't Water is erg diep.'t is werkelijk ge
vaarlijk
„Dat kan mij heelemaal niet schelen",
zei mijnheer de Bévalian. „Zeg Alain, je
je hebt zeker wel een mes?"
„Een mes?" herhaalde juffrouw Margué
rite op een verbaasden toon.
„Ja. Laat mij maar, laat mij maar!"
„Maar wat wilt u doen met een mes?"
„Ik wil een stok afsnijden", zei mijn
heer de Bévalian.
Het jonge meisje keek hem strak aan.
„Ik dacht", mompelde zij, „dat u ging
zwemmen?"
„O. zwemmen1" zei mijnheer de Béval
ian, „excuseer mij, juffrouwTen eer
ste ben ik niet in zwempaken dan
moet ik u bekennen, dat ik niet kan
zwemmen".
„Als u niet kunt zwemmen", antwoordde
het jonge meisje droogweg, „dan doet het
er weinig toe of u in zwempak bent
of niet!"
„Dat is volkomen juist", zei mijnheer de
Bévalian met vermakelijke kalmte, „maar
u staat er niet bepaald op, dat ik ver
drink, nietwaar? U wilt uw zakdoek heb
ben, daar is het om te doen. Zoodra ik
hem heb bent u voldaan, is dat niet zoo?"
„Nu! ga dan maar", zei het jonge
meisje, terwijl zij met een zekere gelaten
heid ging zitten. „Ga dan maar uw stok
snijden, mijnheer".
Mijnheer de Bévalian, die niet gemak
kelijk uit het veld te slaan is, verdween
toen in een boschje, vlak bij, waar wij,
een tijd lang, het gebreek van takken
hoorden; daarop kwam hij terug, gewa
pend met een langen hazelaarstok, dien
hij ging ontbladeren.
„Denkt u misschien met dien stok den
anderen oever te zullen bereiken?" vroeg
juffrouw Marguérite, wier vroolijkheid
blijkbaar boven ging komen.
.Laat mij maar begaan, laat mij toch
begaan!" hernam de onverstoorbare
gentleman. Men liet hem zijn gang gaan.
Hij kreeg hem klaar, zijn stok, en daarna
ging hij naar de boot. Wij begrepen toen,
dat hij plan had de rivier over te steken
boven den waterval, en, wanneer hij een
maal aan den anderen oever was, den
zakdoek op te pikken, die niet ver weg
was. Bij deze ontdekking werd er bij het
gezelschap slechts één kreet van veront
waardiging gehoord, daar de dames in
het algemeen, zooals men weet, veel hou
den van gevaarlijke ondernemingen bij
anderen.
„Dat is heusch een uitvinding! Foei!
foei! Mijnheer de Bévalian!"
„Ta! ta! ta! dames. Dat is als het ei
van Columbus. Je moet er maar op
komen I"
Echter, tegen alle verwachting in, ging
deze onderneming, welke zoo vreedzaam
scheen, niet zonder emoties eindigen, zelfs
niet zonder gevaren. Want mijnheer de
Bévalian, inplaats van rechtuit naar den
anderen oever te roeien, tegenover den
kleinen inham, waar de boot vastgelegd
lag, kreeg de noodlottige gedachte om te
willen landen op een punt, dichter bij den
waterval. Hij stootte daarom de boot mid
den in den stroom, liet haar toen een
oogenblik afdrijven, maar het duurde
maar even of hij bemerkte, dat in de
buurt van den waterval de rivier, alsof
zij door den afgrond wordt aangetrokken
en duizelig wordt, zich met een veront
rustende snelheid voortbeweegt. Wij be
merkten opeens het gevaar, en wij zagen,
hoe hij plotseling de boot dwars ginè
sturen en met een koortsachtige krachts
inspanning met de roeiriemen begon te
werken. Hij streed gedurende enkele
seconden tegen de strooming met een zeer
twijfelachtig succes. Evenwel naderde hij
langzamerhand den overkant, hoewel de
stroom hem bleef meesleepen. met een
schrikwekkende vaart, naar den water
val, waarvan het dreigende geluid tot zijn
ooren doordrong. Hij was er slechts enkele
voeten van af, toen een laatste poging
hem dicht genoeg bij den oever bracht om
zijn redding zeker te maken. Hij nam toen
een flinken sprong en kwam op de helling
van den oever terecht, terwijl hij, zonder
het te bedoelen, de aan zich zelf over ge
laten boot met zijn voet wegduwde, zoo
dat deze over de klippen duikelde en in
den vijver terecht kwam, met de kiel naai'
boven.
Zoolang er gevaar bestond, htfdden wij,
bij dit tooneel, geen ander gevoel gehad
dan dat van hevige ongerustheid, maar
nauwelijks waren wij gerustgesteld, of wij
werden ten sterkste getroffen door de
tegenstelling, die de ontknooping van het
avontuur vormde met de gewone gewich
tigheid en zelfverzekerdheid van hem, die
er de held van was. Lachen is overigens
even gemakkelijk als natuurlijk, nadat de
angst, op een gelukkige wijze, verdwenen
is. Ook was er niemand onder ons, die zich
niet aan een uitbundige vroolijkheid over
gaf, zoodra wij zagen, dat mijnheer de
Bévalian de boot uit was. Men moet zeg
gen, dat op dat oogenblik zijn tegenspoed
volkomen werd door een waarlijk droevige
bijzonderheid. De oever, waarop hij ge
sprongen was, had een steile en natte hel
ling: nauwelijk&Jiad hij zijn voet er op,
of hij gleed, en viel achterover; enkele
sterke takken waren gelukkig binnen zijn
bereik en hij klemde er zich met zijn beide
handen krampachtig aan vast, terwijl
zijn beenen als twee woedende rie
men in het water ploeterden, dat vlak
bij den oever weinig diep was. Daar
alle gevaar ten eenenmale voorbij was.
was het schouwspel van dezen strijd een
voudig bespottelijk, en ik vermoed, dat
deze wreede gedachte aan de pogingen
van mijnheer de Bévalian een verkeerde
haast gaf, die het succes er van vertraag
de. Hij slaagde er echter in zich op te
richten en weer vasten voet te krijgen op
de helling; daarna zagen wij hem plotse
ling opnieuw glijden, terwijl hij onderweg
de struiken kapot scheurde, waarna hij
opnieuw, met blijkbare wanhoop, zijn on
stuimige pantomime in het water her
vatte. Het was waarlijk niet om te hou
den! Nooit was, geloof ik, juffrouw Mar
guérite bij zoo'n feest geweest. Zij had de
bezorgdheid voor haar waardigheid volko
men verloren en als een nimf, die dronken
is van druiven, liet zij het boschje weer
klinken van de uitbarstingen van haar
bijna stuipachtige vreugde. Zij klapte in
haar handen, terwijl zij lachte, en riep met
een stem, die telkens afbrak:
(Wordt vervolgd).