Athletiekwedstrijden - Handbal NederlandDuitschland
76»le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Oud en jong schuttert
FEUILLETON.
De Roman van Maxime
GROOTE NATIONALE JUBILEUM ATllLETIEK-WEDSTRIJDEN OM DEN „TE
MERVE-WISSELBEKER'' op het Te Werve-terrein te Rijswijk. De fjnale 10 x
100 M. estafette voor dames. De winnende dames van Brunhjlde uit Groningen
(achtorste haan). Voorste baan de dames van A.D.A.
MINISTER CAILLAUX, PRESIDENT
LEBRUN EN MINISTER LAVAL
op de binnenplaats van het Elysee
wandelend tijdens een belangwekkende
discussie.
DE TE WERVE-WEDSTRIJDEN.
Mej. R. Briejer van Brunhilde (alhier)
won het nummer verspringen met een
sprong van 4 meter 79.
HET HART VAN PILSOEDSKI
naar Wilna overgebracht.
Officieren dragen
den urn.
DE OUD-MENSCHENREDDER
JANUS KUIPER te den Helde?
en zijn echtgenoote, die heden
60 jaar getrouwd zijn.
Een aardig snapshot van het schuttersfeest te Broekhem bij Valkenburg.
DE EERSTE OFFICIEELE LANDEN HANDBALWEDSTRIJD NEDERLAND—DUITSCHLAND
den Haag. De Duitschers wonnen met 152. Spelmoment.
op het V.U.C.-terrein in
door OCTAVE FEUILLET.
het Fransch door H. A. C. Snethlage.
8)
»0, ik, ik raak minder gemakkelijk in
verrukking. Als u denkt, dat ik u bewon
der, moet u zoo goed zijn nog een tijdje te
Jachten. Ik ben niet gewoon licht over
4e menschelijke daden te oordeelen, die
IWoonlijk twee kanten hebben. Ik geef
j* dat uw manier van doen tegenover
keule de Porhoët er mooi uitziet,
haarzij hield op, trok haar hoofd
JP. en ging door. op een ernstigen, bitte
ren en werkelijk beleedigenden toon:
.Maar ik ben er niet zeker van, dat u haar
J*t het hof maaJct, in de hoop van haar
I erven".
ft voelde, dat ik verbleekte. Evenwel,
ik er over nadacht, dat het bespotte-
jk was dit jonge meisje ruw aan te pak-
qt hield ik mij in en antwoordde ge-
hthtig: „Sta mij toe, juffrouw, u ernstig
beklagen".
„?>i leek erg verrast. „Mij te beklagen,
minheer?"
I Ja, juffrouw, u moet het maar goed
yen, dat ik tegenover u uiting gaf van
oijn eerbiedig medelijden, waarop u, naar
m) schijnt, recht hebt".
„Medelijden!" zei ze, terwijl zij haar
jiird stil liet staan, en langzaam haar
«w minachting half gesloten oogen naar
I toekeerde. „Ik heb niet het voorrecht
Ibegrijpen!"
„Dat is echter heel eenvoudig, juf
frouw. Als de désiilusie over het goede, de
twijfel en de dorheid van ziel, de bitterste
vruchten zijn van een lange levenserva
ring, dan verdient niets in de wereld meer
medelijden dan een hart, dat al verwelkt
ls door argwaan vóór het geleefd heeft".
„Mijnheer", antwoordde juffrouw Laro-
que, met een heftigheid, welke geheel ver
schilde van haar gewone wijze van spre
ken, „u weet niet waarover u praat! En",
voegde zij er streng bij, „u vergeet tot wie
u spreekt!"
„Dat is waar, juffrouw", antwoordde ik
beleefd, terwijl ik boog, „ik praat een
beetje zonder dat ik weet, wat, en ik ver
geet een beetje, tot wie ik spreek, maar u
hebt het voorbeeld gegeven".
Juffrouw Marguérite zei toen, terwijl zij
haar oogen naar de rij boomen langs den
weg richtte, met een ironische hoogheid:
„Moet ik u vergeving vragen?"
„Zeker, juffrouw", antwoordde ik met
beslistheid, „als een van ons hier ver
geving heeft te vragen, dan bent u het: u
bent rijk en ik ben arm; u kunt u veroot
moedigen. ik kan het niet!"
Wij zwegen. Haar dicht geknepen lip
pen, haar open neusgaten, de plotselinge
bleekheid van haar gezicht, getuigden van
een strijd, die binnen in haar gestreden
werd. Eensklaps zei ze, terwijl zij haar rij
zweep liet zakken, alsof zij een groet
bracht' „Nu dan, vergeef mij!" Op het
zelfde oogenblik gaf ze een flinken zweep
slag aan haar paard en vertrok in galop,
terwijl zij mij midden op den weg ach
ter liet.
Ik heb haar daarna niet terug gezien.
30 Juli.
De berekening van wat mogelijk' is, is
nooit vergeefscher dan wanneer het gaat
om de gedachten en gevoelens van een
vrouw. Daar ik er niet op gesteld was
spoedig weer in gezelschap van juffrouw
Marguérite te zijn, na de pijnlijke scène,
welke er tusschen ons geweest was, had ik
twee dagen laten voorbijgaan zonder mij
op het kasteel te vertoonen; ik kon nau
welijks hopen, dat deze korte tusschen-
poos voldoende was geweest om de ge
voeligheden, welke ik in dit hoogmoedige
hart had opgewekt, tot bedaren te bren
gen. Evenwel, ëergistermorgen, tegen
zeven uur, toen ik aan het werk was bij
het raam van mijn toren, hoorde ik plot
seling dat ik op een vriendschappelijken,
vroolijken toon geroepen werd door de
zelfde persoon, die ik meende tot mijn
vijand gemaakt te hebben.
„Bent u daar, mijnheer Odiot?"
Ik vertoonde mij voor mijn raam en ik
ontdekte in een boot, die bij de brug lag,
juffrouw Marguérite, die met haar eene
hand den rand van haar groote bruin-
strooien hoed opklapte, en haar oogen
naar boven richtte, naar mijn donkeren
toren.
„Hier ben ik, juffrouw", zei ik haastig.
„Gaat u mee uit?"
Na de gerechtvaardigde onrust, welke
mij twee dagen lang gekweld had, deed
zooveel vriendelijkheid mij vreezen, dat ik
zooals het gewoonlijk heet het
slachtoffer was van een zinneloozen
droom.
„Pardon, juffrouw.wat zegt u?"
„Gaat u mee met Alain, Merwijn en mij
een tochtje maken?"
„Graag, juffrouw".
„Nu, neem dan uw schetsboek mee".
Ik ahastte mij naar beneden en liep
naar den kant van de rivier. „Ah, ah!"
zei het jonge meisje lachend tegen mij, „u
bent in een goed humeur, vanmorgen,
naar het schijnt?"
Ik mompelde, onhandig, een paar ver
legen woorden, waar de bedoeling van was
haar te doen begrijpen, dat ik altijd een
goed humeur had, waar echter juffrouw
Marguérite weinig van overtuigd scheen,
dan sprong ik in de boot en ging naast
haar zitten.
„Roeien, Alain", zei ze dadelijk daarop,
en de oude Alain, die er zich op laat voor
staan dat hij een roeikampioen is, begon
regelmatig de riemen te bewegen, wat
hem er deed uitzien als een zware vogel,
die vruchtelooze pogingen doet te vliegen.
„Ik moet u wel uit uw slottoren komen
weghalen, omdat u al twee dagen hard
nekkig uit uw humeur bent", zei juffrouw
Marguérite.
„Juffrouw, ik verzeker u, dat alleen be
scheidenheid eerbiedvrees
„O, eerbied.... vrees. u waart uit
uw humeur, dat is het. Wij zijn beter dan
u, heel zeker. Mijn moeder, die beweert,
ik weet niet heel goed waarom, dat wij
u met groote onderscheiding moeten be
handelen, heeft mij gesmeekt mij op het
altaar van uw trots te offeren, en, als ge
hoorzame dochter, offer ik mij".
Ik uitte haar, duidelijk en oprecht, en
ronduit, mijn erkentelijkheid.
„Om de zaken niet half te doen" ging
zij voort, „heb ik besloten u een feest te
bezorgen, dat naar uw smaak is: daarom
een mooie zomermorgen, bosch en uit-
kijkjes met alle verlangde lichteffecten,
vogels, die op de takken zingen, een
mysterieuse boot, die over het water
glijdt; u, die van deze soort dingen houdt,
moet wel tevreden zijn?"
„Ik ben verrukt, juffrouw".
„Ha, dat is niet kwaad".
Ik was inderdaad op het oogenblik vrij,
voldaan over mijn lot. De beide oevers,
tusschen welke wij voortgleden, waren be
dekt met pas gemaaid hooi, dat de lucht
geuren deed.
Ik zag om ons heen de sombere landen
van het park, dat de morgenzon vol-
strooiae met lichtstrepen, terugwijken:
miljoenen vroolijk gonzende insecten
dronken zich dronken aan den dauw in
de bloemkelken. Tegenover mij lachte de
goede Alain, bij eiken riemslag, mij met
een gedienstig en beschermend gezicht
toe; dichterbij zat juffrouw Marguérite,
tegen haar gewoonte in het licht gekleed,
mooi, frisch en rein als een maagde-
palm, en schudde met de eene hand de
vochtparels van haar hoed, die op dit
vroege morgenuur aan het kantwerk hin
gen, en hield de andere als een lokaas
Merwijn voor, die ons zwemmend volgde.
Waarlijk, men zou niet veel kracht behoe
ven aan te wenden mij te smeeken om
naar het einde der wereld mee te gaan in
deze kleine witte boot.
Toen wij buiten de grenzen van het
park kwamen, en onder een van de bo
gen, die den ringmuur doorboren, door
voeren, zei de jonge Creoolsche tegen mij
„Vraagt u mij heelemaal niet, waar ik
u heen breng, mijnheer?"
„Neen, neen, juffrouw, dat is mij vol
komen onverschillig!"
„Ik breng u in het land der feeën",
„Dat vermoedde ik".
.(Wordt vervolgd!» J