Holland-Indië-ziüemwedstrijden - Marine-uitzending voor de K. 18 De Roman van Maxime 768te Jaargang LE1DSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. NATIONALE PO LITIE-Rl ITERATED STRIJD EN TE AMSTERDAM ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan der Amsterdamsche bereden politie. Dressuurproeven door de Arasterdamsche ruiters. KOOS SPEENHOEF amuseert zich in den draaimolen op het Voor jaarsfeest in de residentie. ROODE KRUIS-OEFENINGEN IN DE ORANJE N A SS A U-MIJ N EN te Heerlen, De hulpverleening aan enkele j,slachtoffers". „HOLLAND—INDIë" ZWEM- EN WATERPOLOWEDSTRIJDEN' te Amsterdam. De 8 x 50 M. vrije slag estafette dames werd gewonnen door de ploeg Indië met de dames v.l.n.r. O. Ladde, Sieberg, B. Muns, Th. Moll; achter: D. Heyman, W. Jongerius. J. Boxman en L. v. Leeuwen. HE BESTE SCHUTTER VAX HET ST. SEBASTIAXIS-GILDE te Seve- num, dje drie jaar lang schutterskoning is gewee-st, is tot keizer gekroond. De keizer met zijn kroon. DE MARINE-UITZENDING VOOR DE K 18 via den Phohi-zender. Mevr. Hetterschy, echtgenoote van den commandant, spreekt met haar man. OM 1IET KAMPIOENSCHAP VAN NEDERLAND. D.W.S.—Go Ahead (2—2) in het stadion te Amsterdam. Het Go Ahead-doel in gevaar, doch onze nationale doel verdediger Halle weet .do situatie te redden. door OCTAVE FEUTT.TiKT. uit het Fransch door H. A. C. Snethlage. I 18) 25 Juli. I »mV den '00p ^er maand. die bezig is wrbij te gaan. heb ik een vriendin ge- ™nen. en ik geloof, dat ik twee vijanden «maakt heb. De vijanden zijn juffrouw "Mguerite en juffrouw Hélouin. De vrien- Is een dame van acht en tachtig jaar. banS> dat het een niet tegen het I „""er opweegt. Juffrouw Hélouin, met wie reist wil afrekenen, is een ondankbare. Zjouten, die zij beweert, dat ik tegen- w haar heb begaan, moesten mij liever a« achting bezoi-gen; maar zij schijnt van die vrouwen te zijn, waarvan er ,p? vee' 1b de wereld zijn, die onder de I'oeleba. welke zij graag opwekken of aartoe men ze gemakkelijk inspireert, de niet meetellen. Van het eerste ^enblik van mijn verblijf alhier hadden itr van gelijkvormigheid in het lot onderwijzeres en in dat van den rent te»?' de met elkaar gedeelde omstan- br'ir'11 op het kasteel, mij er toe ge- .Ji u met juffrouw Hélouin betrekkin- kir. Sn te knoopen. die vriendelijk en stort hi waren. Steeds heb ik het als een nl-, Oriaediging gevoeld aan deze arme »SKmk die belangstelling te toonen, «ike ondankbare taak. hun hache- omstandigheden, die zoo alledaagsch en zonder toekomst zijn, aLs vanzelf op wekken. Juffrouw Hélouin is overigens lief, intelligent, heeft veel talenten, en, hoewel zij dat alles een beetje bederft door haar driftige manier van doen, door een koortsige coquetterie en door de lichte pedanterie, welke de gewone grillen van dit beroep zijn, had ik de zeer geringe ver dienste, ik geef het toe, tegenover haar de ridderlijke rol te mogen spelen, welke ik mijzelf had toegedacht. Deze rol kreeg voor mij het karakter van een soort plicht, toen ik ging ontdekken, nadat ver scheidene waarschuwingen mij een voor gevoel er van hadden gegeven, dat een verscheurende leeuw, met de trekken van Frans I, met geheime bedoelingen om mijn jonge beschermelinge heensloop. Deze dubbelhartigheid, welke volkomen past bij den brutalen mijnheer de Béval- lan, openbaart zich onder den schijn van een beminnelijke familiariteit, en zóó po litiek en onbeschroomd, dat onoplettende of reine blikken gemakkelijk bedrogen worden. Mevrouw Laroque, en in 't bijzonder haar dochter, zijn te veel vreemdelingen in de wereld der gemeene dingen, en leven te ver van de werkelijkheid af, dan dat zij ook maar een schaduw van verdenking koesteren. Wat mij betreft: ik, die erg geprikkeld ben door dezen onverzadelijken hartenverslinder, heb er een pleizier in zijn plannen tegen te werken: meer dan eens leidde ik de aandacht, waar hij zich van wilde meester maken, af, ik spande mij vooral in om in het hart van juffrouw Hélouin dat bittere gevoel van verlaten heid en eenzaamheid kleiner te maken, dat haai- zoo vatbaar maakt voor de vertroostingen, welke haar worden aan geboden. Heb ik ooit, in den loop van dezen onbezonnen strijd, de preciese grens van een broederlijke bescherming over schreden? Ik geloof van niet, en de woor den van het korte gesprek, dat plotseling den aard van onze verhouding gewijzigd heeft, schijnen ten gunste van mijn be hoedzaamheid te spreken. Op een avond der vorige week, toen men van de frissche lucht genoot op het terras, nam juffrouw Hélouin, die ik juist in den loop van den dag in de gelegenheid was geweest eenige bepaalde vriendelijkheden te bewijzen, zachtjes mijn arm, en terwijl zij met haar kleine witte tanden op een oranjebloesem beet, zei ze, met een eenigszins bewogen stem tegen mij „U bent goed, mijnheer Maxime", „Ik doe mijn best voor u, juffrouw". „U bent een waar vriend". „Ja", „Maar een vriend.. ..op welke wijze?" „Eéh ware, u hebt 't gezegd". .Een vriend die van mij houdt?" „Zonder twijfel". „Veel?" „Zeker". „Hartstochtelijk?". „Neen". Op dit korte woord, dat ik erg duidelijk uitsprak, en vergezeld Het gaan door een zwakken blik, gooide juffrouw Hélouin met een heftige beweging den oranje bloesem weg en liet mijn arm los Van af dit noodlottige oogenblik behandelt men mij met verachting die ik niet nage jaagd heb en ik moet wel gelooven, dat de vriendschap van de eene sexe voor de andere, een denkbeeldig gevoel is en mijn ongelukkig avontuur gaf mij den volgen den dag een soort van tegenhanger. Ik was den avond op het kasteel gaan doorbrengen; twee of drie vreemde fami lies, welke er een veertien dagen hadden doorgebracht, waren 's morgens vertrok ken, Ik vond er slechts de gewone gasten: den pastoor, den ontvanger, dokter Des marets en tenslotte generaal de Saint Cast en zijn vrouw, die, evenals de dokter, in het naburige stadje wonen. Mevrouw de SaintCast, die haar echtgenoot een vrij aardig fortuin schijnt bezorgd te heb ben, was, toen ik binnenkwam, in een zeer geanimeerd gesprek met mevrouw Aubry. Deze twee dames begrepen elkaar, zooals gewoonlijk, buitengewoon goed: zij verheerlijkten om beurten, als twee zin gende herders, de onvergelijkelijke beko ringen van den rijkdom, in een taal, waarbij de gedistingeerde vorm wedij verde met de verheven gedachten: „U hebt wel gelijk, mevrouw", zei mevrouw Aubry, „er is toch maar één ding in de Wereld, en dat is rijk te zijn. Wanneer ik het was, zou ik met heel mijn hart neerzien op hen, die het niet zijn; ik vind het nu ook heel natuurlijk, dat men op mij neerziet, en ik klaag er niet over". „Men ziet niet op u neer, daarom, me vrouw", antwoordde mevrouw de Saint Cast, „heel zeker niet, mevrouw, maar het is zeker, dat rijk te zijn of arm, dat geeft een groot onderscheid. Daar heb je den generaal, die er iets van weet, hij, die ab soluut niets had, toen ik met hem trouw de alleen zijn degen en het is niet de degen, die de soep vet maakt, nietwaar, mevrouw?" „Nee, nee, o neen! mevrouw", riep me vrouw Aubry. terwijl zij deze stoute ver gelijking toejuichte. „De eer en de roem. die zijn heel mooi in romans, maar ik houd meer van een goed rijtuig, is 't niet zoo, mevrouw?" „Ja, zeker, mevrouw, en dat zei Ut van morgen nog aan den generaal, toen wij hier naar toe kwamen, is 't niet zoo, generaal?" „Hè!" bromde de generaal, die in een sombere stemming, in een hoekje aan het spelen was met den ouden kaperkapitein. „Je hadt niets, toen ik met je trouwde, generaal", ging mevrouw de SaintCast verder, „je denkt er toch, hoop ik, niet over, om het te ontkennen?" „Je hebt "t al gezegd!" mompelde de generaal. „Dat belet niet, dat je, zonder mij, te voet zoudt gaan, mijn generaal, wat niet vroolijk zou zijn met je wonden... Met je zes of zeven duizend francs pensioen zou je niet in een equipage kunnen rijden, mijn vriend.Ik zei hem dit vanmor gen, mevrouw, a propos van ons nieuwe rijtuig, dat zóó zacht rijdt, als geen enkel rijtuig rijden kan. Overigens, ik heb er wat voor betaalddat kost me vierduizend goede francs uit mijn portemonnaie, mevrouw!" „Dat geloof ik best, mevrouw! Mijn galarijtuig kostte mij wel vijfduizend, het tijgervel er bij gerekend, dat alleen al vijf honderd francs kostte". „Ik", hernam mevrouw de Saint-Cast, „ik ben genoodzaakt een beetje op te iet- etn. want ik heb juist m'n salon laten ver nieuwen en alleen aan tapijten en behang heb ik al voor vijftienduizend francs. Dat is wel veel te mooi voor zoo'n provincie gat zult u tegen mij zeggen, en dat is wel waar- Maar de geheeie stad is er in aanbidding voor en men is er toch op ge steld gerespecteerd te worden, is het niet zoo, mevrouw?" .(Wordt vejvolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5