Afscheidscollege prof. dr. Albert Verwey. Tentoonstelling van bakkerswaren. 176»" Jaargang DONDERDAG 23 MEI 1935 No. 23057 STADSNIEUWS^ OVER HET LEZEN EN SCHATTEN VAN GEDICHTEN. GROOTE BELANGSTELLING. Het voornaamste Nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN PRIJS DER ADVERTENTIES: 50 cis. per regel voor advertenties uit Lelden en plaatsen waar Ijtntschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertentles belangrijk lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 ets. bij maximum aantal woorden van 30. - Incasso volgens poslrecht Voor opzending van brieven 10 ets. porto te betalen. - Verplicht bewijsnummer 5 ets. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummer* voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijn^ per 3 maanden f2.35 per week f. 0.18 Franco per post f. 2 35 per 3 maanden -f portokosten. (voor binnenland f. 0.80 per 3 mnd.) |mt rummer bestaat uit VIER bladen EERSTE BLAD. IDE VERKEERSREGELING BIJ DE VEEMARKT. fci HET PARKEEREN VAN VEE-AUTO'S. Meer medewerking verzocht. Under verwijzing naar de in ons Blad I dezer verschenen openbare kennls- Jr-ng van B. en W. terzake van de in- ulk-neming van het veemarkt-par- terterrein op het Schuttersveld, verzocht directeur van den Markt, en Haven- >ns betrokkenen er nadrukkelijk op willen wijzen, ter voorkoming van on- [Tenschte gevolgen, dat voor het par eren van wagens of automobielen be ad voor veetransport, zoowel op het thuttersveld als op andere plaatsen in |estad. cn niet alleen op veemarkt-dagen, rook op dagen, waarop vette varkens- jikt wordt gehouden, parkecrgeld ver- Unldlgd is. [lit het bovenstaande volgt reeds, dat s nieuwe regeling, welke de vorige week tor het eerst in werking is getreden, op jsen tegenstand is gestuit. Er hebben zich wel eenlge zeer merk irdige gebeurtenissen voorgedaan, nede men in de toekomst natuurlijk lening zal houden, doch die' zich tot jM in de praktijk niet hebben ge ard. [Iteri men bijv. de op het Schuttersveld fee schapen via den Rijnsburgersingel irde veemarkt wilde drijven, bleek het. Ide dieren een onoverwinnelijke angst kin voor het asfalt, zoodat het trans- ernstig werd gestagneerd. Ook het der varkens over dit groote traject Bde vertraging in den aanvoer op, het- i weer een opstopping veroorzaakte in i lossen der vee-auto's, die een file inden tot een eindweegs op den Morsch- sgel. [ren dcele ontstond deze stagnatie door feit, dat het nieuwe parkeerterrein op 'Schuttersveld overbelast werd, doordat 't auto's, welke gewoonlijk op het vee- jrktterreln zelf parkeeren, dit thans niet. aden doen in verband met de aldaar in (üvoering zijnde werkzaamheden. De ervaring van de vorige week, gevoegd i de wetenschap, dat ook morgen ge- dien van de veemarkten, welke in de «komst bestemd zijn als parkeerterrein, «f niet als zoodanig beschikbaar zijn, «ft do directeur van den Markt- en nvendienst doen besluiten voorloopig de iieuwe regeling buiten werking te stellen, ]_De aanvoer geschiedt dus vanaf morgen op precies dezelfde wijze als vóór de [onfe week, met dit, verschil, dat de ge- wagens zich via den nieuwen weg fs den molen ..De Valk" naar 't Schut- («sveld moeten begeven. Teneinde te kunnen laden moeten de 'iito's via den Rijnsburgersingel naar het tarktterrein rijden. De oude regeling blijft van kracht totdat werkzaamheden op het veemarktter- in gereed zullen zijn en een nieuwe fjeling, getoetst aan de thans opgedane [CTaringen, kan worden toegepast. "i vergete niet, dat alles wat met de narkt samenhangt, zich momenteel als pole van de alom in uitvoering zijnde plannen in een overgangsstadium bevindt, waarin slechts volledige medewerking van zijde der veehouders de moeilijkheden vertraging tot een minimum kan be lleken! Onder groote belangstelling van de zijde der curatoren, hoogleeraren, lectoren, pri vaat-docenten, studenten en vele oud- leerlingen, heeft hedenmiddag in het groot-auditorium der Universiteit prof. dr. Albert Verwey zijn afscheidscollege gege ven, waarin hij het lezen en schatten van gedichten behandelde. Prof. Verwey aan het woord. Spreker ging uit van de overweging dat hij, niet alleen bij de lectuur met de ean- didaten en bij het gemeenschappelijke werk op het practicum, maar ook op de catheder altijd hetzelfde doel gehad had. namelijk zich en de studenten te oefenen in het lezen en schatten van letterkun dige werken. In zijn historische colleges had hij getracht het beeld van onze lite ratuur op die wijs te teekenen dat in elk tijdperk het oorspronkelijk-gevormde ster ker kwam te spreken dan het overgele verde en geleerde. Lezen en nopen tot lezen bleef evenwel op alle colleges het wezenlijke doel. In verband hiermee stelde spr. de vraag hoe het kwam dat hij nooit gezind ge weest was tot het geven van een theore tisch college over aesthetica. Door bespre king van een Engelsch geschrift, The Theory of poetry van Lascelles Abeicom- bie, maakte hij duidelijk dat zelfs de beste theorie niet afdoend is. omdat als het eigenlijke in de werken van dicht- en prozakunst altijd iets ondefinieerbaars overblijft, dat aan Iedere formuleering ontsnapt. Dit eigenlijke, dat in de toon van de werken kenbaar wordt, kan alleen door aandachtige lezing benaderd wor den, niet door enkel-verstandelijke aan dacht, maar door eene waarin oor, ge voel en verbeelding onmiddellijk betrok ken zijn. Spreker ging hierop de verschillende weerstanden na, die men bij dit lezen te overwinnen heeft. Ten eerste de gewoonte alleen bij wijze van ontspanning te lezen. Ten tweede het vertrouwen op den per soonlijken smaak, die bij de meesten wei nig betrouwbaar is. Ten derde het onder hevig zijn aan den tijdssmaak die men voor eeuwig houdt, zonder te bedenken dat iedere tijd zijn eigen smaak heeft. Behalve deze weerstanden zijn er ook afwijkingen, die bij de letterkundige stu die meetellen. De eene student is meer historisch, de andere meer filosofisch aan gelegd, een derde heeft minder studie- dan schrijversneigingen. Deze laatste afwijking bracht spr. tot de vraag: welk onderscheid er dan be staat tusschen den academischen neer landicus en den nederlandschen letterkun dige? Hij beantwoordde dit met de stel ling dat de academicus zich op het ver leden van onze literatuur richt, de letter kundige op haar toekomst of. tenminste, op haar bestaan van dit oogenblik. „Hoe dicht men in zijn beschouwingen het heden ook nadert en in onder scheiding van een vroeger geslacht van hoogleeraren weigeren wij niet tot aan gisteren, ja tot vandaag te gaan men kan aan de Universiteit niet werkzaam zijn zonder zich bewust te blijven dat dit gisteren, dit vandaag, gezien moeten wor den als ringen, toegevoegd aan een keten, -iïtLiFr.- W'. v. v i.! Belegenheid van de gisteren alhier g^iouden iaarvergadiilng van de Ver. van "kerszonen was ook 'n bakkerswedstrijd ..geschreven. Hierboven eenige producten de afdeeiing vlechtwerk. In het midden de inzending van G. van Rijn uit -lKi°UcJe. Óekroond met den 3den prijs en rechts een inzending van P. van Noord, ""er, welke bekroond werd met den 2den prijs. Links een buiten mededinging ingezonden stuk. die in de twaalfde eeuw begonnen is. Dit is de geest van de Universiteit, die in de leeropdracht werd meegegeven en in de examina tot plicht gesteld: ,de Synopsis, het Overzicht". „Vandaar dan ook dat, zoodra op ons practicum een van de aanwezigen zich meer als jeugdig hedendaagsch letterkun dige dan als academisch neerlandici^ kennen deed. er een bedenking gevoeld werd. die nauwelijks behoefde te worden uitgesproken. Ze werkte aanstonds als correctief en ik zag duidelijk dat de vrees van hén ongemotiveerd was die meenden dat een practicum als het onze een kweekschool voor nieuwe letterkundige recensenten zou blijken". Na deze twee figuren, die van den aca demicus en van den letterkundige in de vrije samenleving scherp tegenover elkaar te hebben gesteld, toonde spreker aan dat niettemin een groote invloed van die let terkundigen op de academische voorstel ling van de letterkunde was uitgegaan. „Een frons van Potgieter was voldoende om de plaats van Cats, een spot van Mul- tatuli om die van Bilderdijk te wijzigen". Er is dan ook tusschen die twee soorten vïn litteraten wel degelijk ook een ge meenschap. Zij vinden elkander, wanneer zij goed hun werk doen, juist in diezelfde aandacht voor de letterkundige werken, waarvan in het begin gesproken was. ,.Ik zou willen zei spr. dat ik aan de hedendaagsche letterkundige critici, aan hen die in dagbladen en tijdschriften onafgebroken hun keus doen uit het ge- bodene, iets kon geven van de aandacht van ons practicum, van onze lektuur met de candidaten, van onze gezamenlijke on derzoekingen. Zonder die aandacht kan men noch het eene bereiken, noch het an dere, noch de karakteristiek van de we tenschappelijk gebleken studie, noch het gezaghebbende oordeel van de literaire kritiek. Of men het verleden beschouwt, of het heden ordent, of de toekomst voor bereidt. achter al dat werk moet altijd een aandacht staan, die zichzelf geen achteloosheid vergeeft, die geen opper vlakkigheid duldt, die zich onvoorwaar delijk weggeeft aan zijn onderwerp en zijn doel". Als het einddoel van de studie zoowel als van de kritiek, wees spreker de vor ming en omvorming van de traditie van onze letteren aan en gaf te kennen wat onder die traditie verstaan moet worden. .De bewering is vaak geuit en ze is zelfs gangbaar geworden, dat wij niet in de eerste plaats het volk zijn van een letter kunde, dat onze waardevolste schepping veeleer in de schilderkunst ligt. Ze mag juist zijn ik heb zelf voor de schilder kunst een groote partijdigheid al meen ik dat ook voor dit vergelijkend oordeel het eind van de tijden nog niet gekomen is. Ze mag juist zijn, maar ze verandert niets aan het feit dat onze letterkunde oudheid, belang en aanzien heeft Van het oogenblik af dat het lied en het ver haal. in hun hoofschen vorm. zich over Europa uitbreidden, hebben wij aan dien kunstvorm met niet geringe stalen deel genomen. Wij bezitten een diersproke. een mystieke poëzie en proza, een vroegtijdig wereldlijk drama, zooals ze niet, of alleen van mindere voortreffelijkheid, elders zijn aan te wijzen. Didactiek en geschied schrijving vonden op de grens van ons noorden en zuiden een man van groot formaat, die de letterkunde in dienst stel de van de opvoeding van 'n nederlandsch volk En in tal van vormen is dat verband tusschen volk en dichtkunst werkzaam gebleven gedurende dat geheele belang wekkende tijdperk, waarin de Middel eeuwen eindigen en de Nieuwe Tijd zich aankondigt. Wat men als volkslied vereert en als rederijkersrijm nog niet geheel doorgrond heeft, is een groei en een kweek van krachtige en kunstige forma ties waarvoor geen grooter volk zich zou hebben te schamen. In het zuiden be gint nog. maar in het noorden komt dan tot haar eeuwig bewonderenswaardige uiting die nieuwe kunst van vers en proza, die één van de machten is, waaraan de Republiek van de Zeven Provinciën haar gezag ontleent, niet alleen in de herin nering van vaderlanders, maar in de werkelijkheid van haar tijd en in de ge schiedenis van naburige literaturen. Wij moeten ons niet laten overweldigen door het gezag dat andere volken voor hun dichtkunst opeischen Wij hebben vóór alles met innige liefde te letten op de grootheid van die werkstukken die in onze eigen taal zijn tot stand gebracht. Wij hebben te bedenken dat, wanneer wij het inzicht verliezen in de waarde en beteeke- nis van onze letterkunde, wij al half op weg zijn om het inzicht kwijt te gaan in de waarde en beteekenis van onze taal en ons volksbestaan. Er zijn tijdperken ge weest. dat die twee minder en trager leefden, maar er zijn er geene geweest waarin ze niet op geheel eigen, op neder- landsche wijze, dat wil zeggen met die wonderlijke mengeling van nuchterheid en bezieling die ons eigen is. het aanzijn gaven aan merk-waardige, ae.n bewonde- rens-waardige scheppingen. Wat wij de traditie van onze literatuur noemen, is die aldoor zich ontwikkelende vorm van voorstelling en uitdrukking, waarin ons het beste is bewaard gebleven, wat, van oude tijden tot heden, sommige van de ongemeenste Nederlanders met hun taal hebben weten te doen. Dit beste te ken nen. het te ordenen, het zijn plaats te geven in den samenhang van de litera turen, en verder het levend te houden. - doen doorwerken, en zoo mogelijk er iets aan toe te voegen, dat is de veelvou dige taak van dichters en schrijvers, van studenten in de letteren én van letter kundige critici" Spreker besloot met enkele woorden tot de Universiteit, zijn ambtgenooten en de studenten. Vervolgens was het woord aan den rec- tor-magnificus, prof, dr. W. van der Woude. De rector-magnificus spreekt. Aan diens toespraak is het volgende ontleend Nu de onverbiddellijke wet U dwingt Uw ambt neer te leggen wegens het be reiken van een leeftijd, die niemand U zou toeschrijven, is het mij een voorrecht daarbij een kort woord te spreken Na tuurlijk is het mijn wensch te spreken uitsluitend als rector. Maar het valt mij moeilijk niet een enkele opmerking te ma ken, die misschien eenigszins persoonlijk klinkt, maar zeker niet zóó gemeend is. Ik bedoel, dat Gij waarschijnlijk noch in Uw jeugd noch op rijperen leeftijd vei- wacht zult hebben bij een zoo belangrijke gebeurtenis in Uw leven als deze het eerst toegesproken te zullen worden door iemand wiens dageltjksche gedachtenkrlng zoo ver van de Uwe af ligt. Ik vermoed, dat Gi.i een dergelijke voorspelling aangehoord zoudt hebben met evenveel vriendelijkheid als ongeloof. Dat ik deze opmerking waag is niet om hier op de onberekenbaarheid van het menschenlot te wijzen, maar zij illustreert misschien, waarom voor 10 jaar de hoog- leeraarsbenoeming van den dichter Ver wey voor velen zoo'n hoogst onverwachtte en belangwekkende gebeurtenis was; even belangwekkend als nu voor de niet-inge- wijden de vraag, hoe ziet de Senaat den hoogleeraar Verwey vertrekken' Ik ant woord daarop: „met diep leedwezen, om dat de Universiteit een harer sieraden ver liest". Ik geloof gaarne, dat zij die U van na bij kenden, U hier met volle vertrouwen zagen komen: maar de anderen heeft Uwe werkzaamheid vervuld met bewonde ring voor den zestigjarige, die een hem zoo geheel nieuw ambt op zich nam, dat tien jaar lang met zooveel toewijding en succes bekleedde en het zoo jong en frisch weer neerlegt. Slechts op één punt wijs ik nog. Ik hoorde, dat Gij gesproken hebt over 10 gelukkige jaren. Dat bewijst, dat hethoog- leeraarschap U gebracht heeft, wat wij eiken scheidenden collega toewenschen, de herinnering aan werkzame, moeilijke en succesvolle jaren, die een bron van dank baarheid en geluk kunnen zijn voor het verdere leven. m m De decaan van de faculteit der letteren en wijsbegeerte, prof. dr. A. J. Wensinck sprak daarna als volgt: Toespraak van prof. dr. A. J. Wensinck. Ook de faculteit ziet U met leedwezen uit haar midden heengaan. Zij heeft dan ook thans een woord van erkentelijkheid I te spreken voor hetgeen gij voor haar ge- weest zijt. Ruim tien jaar hebt gij aan deze univer siteit den leerstoel in de geschiedenis der Nederlandsche letteren bekleed Een in vele opzichten merkwaardige taak voor een man, die zelf een deel dezer geschie denis mede gevormd heeft en wiens naam dan ook zal leven zoolang de geschiedenis onzer letterkunde bestaat. Dit is zeker geen geringe roem. Ook tien jaar geleden, toen uw voorganger Kalff. aesthetisch historicus onzer letteren en kenner van vele literaturen daarbuiten, ons ontvallen was, waren wij met uw naam en beteekenis nagenoeg even vertrouwd als thans. Toch was uwe benoeming tot op zekere hoogte een experiment. Dat gij met het gebied der geschiedenis die gij zoudt doceeren, uitstekend bekend waart, hadden uwe studies over Vondel, Spieghel, Potgieter en over de jongste periode onzer letteren genoegzaam ge toond. Doch gij zelf zoudt zeker de laat ste geweest zijn om er u over te verwon deren dat men in u in de eerste plaats den dichter zag En nu mag een profes sor gerust dichter zijn: maar of een dich ter ook professor mag zijn, daarover kan men sceptisch zijn, want voorbeelden van I illuptre mislukking zijn niet onbekend. BINNENLAND Afscheidscollege van prof. dr. Alb. Ver- wev als Leidsch hoogleeraar (Stadsnieuws, le Blad). Regeeringssteun aan de zeescheepvaart: ruim 8 millioen uitgetrokken ter verstrek king van rentelooze en ongedekte credie- ten (Binnenland, 3e Bladi. Ons parlementair overzicht (3e Blad). De match om het wereldkampioenschap schaken tusschen dr. Euwe en dr. Aljechin is th3ns definitief vastgesteld (Sport, 3e Blad i BUITENLAND, Baldwin beantwoordt Hitler's rede in zake de luchtmacht en dient voorstellen in tot bijkans verdriedubbelen der Engelsche luchtmacht (3e Blad, Buitenland 2e Blad en Tel. Ie Blad). Nadere verklaring over de Duitsche wcermacht-wet (Buitenland, 2e Blad). Het veto van president Roosevelt. Het Huis van Afgevaardigden aanvaardt dit niet (Buitenland, 2e Blad). ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN lste BLAD. Ik mag dit ook in het openbaar zonder bedenking tot u zeggen, want uw profes soraat is een voorbeeld van het tegendeel: het is een groot succes geweest. Wie u kent, kan dit succes gemakkelijk verklaren. De stof die gij aan de ontvan kelijke jeugd hadt mede te deelen, was uw levend en persoonlijk eigendom. En ver der een even onmisbare conditie uw I geestdrift en uw bewegelijkheid van geest konden niet nalaten uw gehoor te boeien. i Het moet u een groote voldoening geweest j zijn. dat ook de Prinses gedurende Haar I studiejaren aan onze universiteit, uwe colleges met Haar blijvende belangstelling j vereerd heeft. En een niet geringe voldoening moet het u geweest zijn. dat velen uwer toehoor ders uit uw studieterrein een onderwerp voor hun dissertatie en u daarmede als hun leider zochten. Zij zeiven oud-studenten en studen ten staan thans gereed hun leermeester bij zijn heengaan iets van hun dankbaar heid uit te drukken. Ik doe dit namens de faculteit, die U met erkentelijkheid voor het vele dat gij binnen haar kring hebt gewerkt, en met de beste wenschen voor een gezegenden ouderdom ziet heengaan. Dr. W. A P. Smit, sprekende namens de oud-leerlingen, bood den scheidenden hoogleeraar een bundel aan, samengesteld door medewerkers aan „De Beweging" en oud-leerlingen, welke bundel zal verschij nen als extra-nummer van ,.De Nieuwe Taalgids". Namens de litteraire faculteit der Leid- sche Studenten sprak ten slotte de heer P. G. J. Korteweg: Spr. wil niet alle deugden van prof. Verwey als mensch, dichter en hoogleeraar opsommen Maar wel wil hij hem danken voor één eigenschap, die we naast vele anderen wel bijzonder hebben gewaar deerd: Wanneer U op college een of ander werk besprak, wist U ons steeds de toon daarvan te doen hooren. U maakte ons opmerkzaam op de schakelende werking van het rijm, U wees ons op de toon van roem in Antonides' werk, in Uw college over de Noach van Vondel deed U ons de toon van het opkomende onrustige water hooren. Uw gevoelig oor voor poezie. samen met Uw groote opmerkzaamheid voor alles wat een kunstwerk of kunstenaar betrof, tot de kleinste en oogenschijnlijk onbelang rijke omstandigheden toe, stelden U in staat de toon van een werk te verstaan. En dat U ons daarvan deelgenoot kon ma ken was vooral doordat U zelf eerst tot het innerlijk van Uw onderwerp was ge gaan en daarvan vervuld tot ons sprak. Terwijl U verzen las, en over een bepaal den tijd over bepaalde feiten sprak, hoor den wij in Uw college steeds de toon van het werk dat U ons wilde doen kennen. Daardoor kwam er in Uw college een vast heid die groot was omdat hij geheel in nerlijk was Die herinnering houden wij aan U: vastheid zonder gewichtigheid, en Uw eigen toon, die van de Beweging zullen wij lang hooren. Daarvoor blijven wij u dankbaar. Onze stadgenoot de heer Krijn Dub beldam is geslaagd voor het examen bouwkundig opzichter. Bij den boekhandel Lankamp en Brinkman te Amsterdam verscheen een overzicht van de herdenkingsfeesten van het 300-iarig bestaan van het Remon- trantsch Seminarium alhier, dat 28 Octo ber van het vorige jaar herdacht werd. Het met eenige foto's verluchte boekje werd samengesteld door den heer N. Blok ker uit Utrecht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 1