LEIDSCH DAGBLAD
[Jaargang
Donderdag 23 Mei 1935
No. 21
OVERBLIJF-UURTJE.
ALS DE BREM BLOEIT.
lEUfii
(Slot)
snelde ze. Ze trof het. Toen ze
Cor binnenkwam was deze alleen
winkel. Zonder groeten bracht
kastig haar boodschap over.
jomt er van als je 's middags boos
I", zei tante Cor droog, „dan ver
wat je doen moet",
voelde zich driftig worden en
|ets te zeggen keerde ze zich om
weggaan.
[stond ze bij de deur, toen ze in
haar tram hoorde aankomen,
nog juist bijtijds.
Ide deur achter je dicht, kind",
Ite.
I Lucie antwoordde in haar drift:
I zelf maar", en meteen snelde ze
ante het gehoord hebben? 't Kon
i dit oogenblik niets schelen. Doch
f eenmaal in de tram zat en haar
Jat gezakt was, begon ze er toch
Itje anders over te denken. Verve
lt ze dat gezegd had. Nü zou tante
Irgen wel heelemaal boos op haar
had ook nog best die deur even
sluiten. Zóó dicht bij was de
j niet eens geweest. En al had
lin haar haast de deur open laten
jdan had ze toch dat., dat., dat
antwoord wel binnen kunnen hou-
l brutaal was het, dat zag Lucie
J ook wel in. En wat zou moeder
Igen, als ze het hoorde? Lucie zelf
T natuurlijk niet vertellen, ze zou
|zer zijn. Maar als tante Cor moe-
I spreken, dan zou alles in kleuren
pen verteld worden, daar kon je
[aan. Enfin er was niets meer aan
Ze zou het maar kalm afwach-
Izou Lucie het niemand willen toe-
[toch zag ze, toen ze den volgenden
i twaalf uur uit school kwam, wel
Jetje tegen de ontmoeting met tante
I Ze zou maar heel gewoon doen,
misschien nog het beste. Alsof er
lebeurd was, stapte ze dus den win-
I tante binnen. In den winkel was
pand, maar in de huiskamer, achter
Inkel, daar was tante Cor.
tante", groette Lucie, „daar ben
iatste kwam er gewild vroolijk ach-
Lucie", zei tante. Verder niets,
[maar op een andere manier pro-
dacht het meisje. En schijnbaar
|tkt begon ze iets over school te ver
gaf weinig of geen antwoord,
later zette ze Lucie's boterham-
i melk voor haar neer.
altijd zwijgend.
i toen werd het Lucie te veel. Weg
[haar goede voornemens! Wat kon
ook eigenlijk schelen of tante boos
1 niet.
>rong op van haar stoel.
u.." begon ze, terwijl ze van drift
ar eigen woorden struikelde, „u
eft niet te doen of ikof ik
Ivoor u ben., want., want., zonder
Jkun je niet leven".
onmerkbaar glimlachje trok erover
gezicht, maar dat zag Lucie niet.
5/oep haar hoed en mantel van de
en voor ze goed wist wat er ge-
|was, stond ze weer buiten.
De brem bloeit! Wat een gouden pracht.
Komt allen vlug naar buiten.
Waar we genieten van de zon
En vogels hooren fluiten!
'tls alsof duizend vlindertjes
Van goud en o, zoo fijn!
Daar op die struiken overal
Plots neergestreken zijn.
Laat plukken ons die bloemenpracht.
We gaan belaên terug
En vullen thuis de vazen dan
Met gele brem heel vlug.
Zoo bloeit de brem bij ons in huis
En maakt ons allen blij.
Want wie zou er niet vroolijk zijn,
Nu 't Lente is en Mei?
(Nadruk verboden). CARLA HOOG.
„Lucie", riep tante nog, „Lucie, je moet
eten", maar 't meisje hoorde het niet.
Doelloos liep ze een paar straten door.
Waar zou ze heengaan? Naar tante
Marie? Nee, dat kon niet, want natuur
lijk zou er dan gevraagd worden, waarom
ze niet bij tante Cor was. Nee, 't was
maar het beste om een beetje rond te
loopen en dan straks Gerry te gaan ha
len. Dat ze geen eten gehad had, kon
haar niets schelen. Ze zou toch geen stuk
door haar keel kunnen krijgen. Maar o,
wat duurde dat middaguur vandaag toch
ontzettend lang. Ze had alle winkels al
gekeken en nog was 't te vroeg om Gerry
te gaan halen Maar eindelijk, een tien
minuten vroeger als ze gewend was, zou
ze het toch maar wagen
Toen ze bij Gerry aanbelde, deed deze
haar zelf open.
„Fijn", zei ze, „dat je zoo vroeg bent.
We zijn al klaar met eten, want vader
moest op reis. 'k Ga dadelijk met je mee".
Even later liepen de beide meisjes stijf
gearmd over de straat.
En nu kon Lucie zich niet langer goed
houden. Ze moest aan iemand vertellen
wat een nare middag ze gehad had.
„Maar Lucie", zei Gerry, toen ze alles
gehoord had, „dan heb je niet eens ge
geten. Toe, ga mee naar moeder. Wij heb
ben nog genoeg en 't kan nog best. 't Is
nog niet eens half twee".
Maar Lucie wou er niet van hooren.
.Mee hoor, dat doe ik niet. Dan moet
ik alles aan je moeder vertellen en dat
wil ik niet. Ik kan best een keer zonder
eten".
Maar Gerry hield vol.
„Dat kun je niet Lucie en 't is heusch
niet goed voor je ook. Toe, ga nu mee".
Hartelijk drukte Lucie Gerry's arm
tegen zich aan.
„Je bent een snoes, Ger, dat je het
vraagt. Maar heusch, ik doe het toch lie
ver niet".
Toen drong Gerry niet verder aan.
Doch toen ze langs een bakkerij gin
gen, stapte ze zonder iets te zeggen naar
binnen.
„Mag ik twee gevulde koeken?" vroeg
ze aan de juffrouw die voor kwam.
Een oogenblik later kwam ze er alweer
mee naar buiten en duwde ze de verwon
derde Lucie in de hand.
„En die eet je nu eens netjes op. Kom
maar mee in een stil straatje".
Lucie wilde weigeren, doch Gerry zei:
„Schiet nu een beetje op. 't Is al haast
kwart voor twee. We gaan toch niet eer
der naar school, voordat jij je koeken op
hebt".
En eindelijk hapte Lucie gretig toe.
Nog juist bijtijds kwamen ze in school...
't Was vier uur.
Druk pratend en lachtend, zwermden
de meisjes van de H.B.S. de school uit.
Lucie en Gerry gearmd.
Maar plotseling liet Lucie haar vrien
dinnetje los „Daar staat moeder", zei ze,
ze wacht op mij".
Mevrouw Groen had haar dochtertje
ook ontdekt en kwam nu haastig op de
beide meisjes toe.
„Dag Lucie", zei ze, ,,'k ben vanmiddag
bij tante Cor op bezoek geweest en nu
gaan we samen naar huis. Is dat nu je
vriendin, Gerry?"
„Ja, moeder", antwoordde Lucie.
Terwijl mevrouw Groen met Gerry
praatte, liepen ze langzaam op naar de
tramhalte. En toen even later de tram
kwam, bleef Gerry staan tot Lucie en
haar moeder weggereden waren.
Lucie was onderweg erg stil. Op alles
wat haar moeder zei. gaf ze maar korte
antwoorden.
Geen wonder ook!
Ze dacht maar steeds aan één ding.
Moeder was bij tante Cor geweest. Na
tuurlijk zou tante alles wel verteld heb
ben. En dan zou straks de bom wel bars
ten. Hier in de tram kon dat natuurlijk
niet. Maar straks, als ze thuis waren dan
zou er wel wat voor haar opzitten.
Doch toen ze thuiskwamen, ging moe
der vlug voor een kopje thee zorgen en
er gebeurde niets. Toen ook het verdere
deel van den avond heel gewoon verliep,
kreeg Lucie weer moed.
Zou tante Cor dan toch niets verteld
hebben? Maar maar dat zou toch
erg aardig van haar zijn?
Den volgenden dag was 't Woensdag.
„Gelukkig", was Lucie's eerste gedach
te 's morgens, „gelukkig een vrijen mid-