Training Engelsche elftal - De recordvlucht van Miss Lindy 76»te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. De Roman van Maxime DE TRAINING VAN DE ENGELSCHE VOETBALSPELERS die hedenavond GENERA AL-VELDMAARSCHALK VON MAOKENSEN heeftop uitnoodiging van te Amsterdam tegen het Nederlandsch elftal spelen, Yrijdagrni^d.ag in het Stadion. Rijksbestuurder Hortbv een bezoek gebracht aan Boedapest. De begroeting van Boven: de spelers aan 't koppen". Onder: vrije beleningen. von Maekensen door generaal von Shvoy. W. I). H. BARON VAN ASBECK oud-gezant en oud-gouverneur van Suri name, is in den Haag 76 jaar oud overleden. DE ENKELSPELEN NEDERLAND-JAPAN de METS-banen te Scheveningen. Nishinuma in actie tegen Timmer. GEESTDRIFTIGE ONTVANGST VAN DE AMERIKA ANSCHE VLIEG STER AM ALIA EARHART (MISS LINDY) op het vliegveld"-te Newark na haar recordvlucht van Mexico na-ar Newark. door OCTAVE FEUILLET. "it het Fransch door H. A. C. Snethlage. II) Kasteel Laroque (d' Arz). Lijst der personen, die genoemd kasteel bewonen. Ie. de heer Laroque (Louis Auguste), rachtigjarige, op het oogenblik hoofd der janulie, voornaamste bron van het for- oud-zeeman, onder het eerste kei- *fwjk beroemd als erkend kaper; schijnt aii i gewerkt te hebben op zee, in t ki.,ei wettige ondernemingen van ver- «nlllenden aard; heeft lang in de kolo- gewoond. Geboortig uit Bretagne, is "U er teruggekomen, om er zich blijvend (- vestigen, voor ongeveer dertig jaar, met den Piere Antoine Laroque, zijn eenigen zoon, echtgenoot van •rh mevrouw Laroque (Joséphina Clara), jodoondochter van bovengenoemde, van geooorte een Creoolsche, oud veertig jaar, iwSf van •ogrg-kter, romantisch van geest, "wit enkele eigenaardigheden, iemand W een goed hart; mejuffrouw Laroque (Marguerite jOojse). kleindochter, dóchter en vermoe delijke erfgename van de twee vorige, wintig jaar oud, Creoolsche èn Breton- !u' enkele grillen, een goed hart' te. mevrouw Aubry, weduwe van mijn- ,:®r Aubry, makelaar in effecten, gestor- ui België; nicht, in den tweeden graad, opgenomen in het kasteel, een ver zuurd mensch; 5e mejuffrouw Hélouin (Caroloine Ga- brielle), zes en twintig jaar, vroeger on derwijzeres, tegenwoordig gezelschaps dame. ontwikkeld, twijfelachtig karakter. Verbrand dit. Dit document, ondanks het voorzichtige, dat er typisch in is, is mij wel van nut ge weest: ik voelde, dat een deel van mijn vrees en ook de angst voor het onbe kende werden weggenomen. Bovendien, wanneer er, zooals mijnheer Laubépin be weerde. twee menschen met een goed hart in het kasteel Laroque waren, was dit beslist meer dan men recht had te ver wachten bij een getal van vijf bewoners. Na een tocht van twee uren hield de koetsier stil voor een hek, dat geflankeerd was door twee paviljoens welke als woning dienen voor een portier. Ik liet daar mijn groote bagage, en ging op weg naar het kasteel, terwijl ik in mijn eene hand een nachtzak droeg, en in de andere mijn wandelstok, waarmede ik de madeliefjes, die op het gras groeiden, onthoofde. Na dat ik een paar honderd pas geloopen had, tusschen twee rijen enorme kastanje- boomen, kwam ik in een grooten, cirkel vormig aangelegden tuin, die een beetje verder in een park scheen te veranderen. Ik bemerkte rechts en links verre uitzich ten, tusschen dichte boschjes, die reeds groen waren, plekken water, dat onder de boomen stroomde, en witte bootjes, die onder rustieke afdaken vastgemaakt waren. Voor mij stond het kasteel, een aan zienlijk gebouw, in den sierlijken stijl, half Italiaansch, van de eerste jaren van Lo- delijk XIII. Er voor ligt een terras, dat een soort van particuliere tuin is, aan den voet van een stoep, opder de hooge ven sters van den voorgevel, dat men beklimt langs enkele lage, breede treden. Het vroolijke prachtige uiterlijk van dit huis was voor mij een ware teleurstelling, welke niet minder werd, toen ik, dicht bij het terras komend, het geluid van jeug dige vroolijke stemmen hoorde en daar tusschen door de verre toon van een piano'. Ik kwam beslist in een huis vol vroolijkheid, wel iets anders als het oude en strenge slot. dat ik mij had voorge steld, omdat ik dat gehoopt had. Intus- schen was het niet 't oogenblik voor overpeinzingen; vlug beklom ik de tre den, en bevond mij plotseling tegenover een tooneel, dat ik. in geheel andere om standigheden, bevallig gevonden zou heb ben. Op een grasveld dansten een half dozijn jongemeisjes, die elkaar, twee aan twee, vasthielden, en tegen elkaar lach ten, terwijl de zon straalde, en een piano, door een geoefende hand bespeeld, van uit een open venster de maat aangaf van een onstuimigen marsch. Ik had overigens nauwelijks den tijd de opgewekte gezich ten der dansende meisjes in mij op te nemen, hun loshangende haren, hun breede hoeden, welke op hun schouders hingen: mijn plotseling verschijnen ver oorzaakte een algemeen geroep, waarop dadelijk een diepe stilte volgde; het dan sen werd gestaakt en de geheele troep, in slagorde opgesteld, wachtte ernstig, om den vreemdeling voorbij te laten gaan. Maar de vreemdeling was blijven stil staan, niet zonder een beetje verlegenheid te verraden. Hoewel mijn gedachten zich sinds eenigen tijd niet bezig hielden met wereldsche vormen, moet ik bekennen, dat ik op het oogenblik graag mijn nachtzak was kwijt geweest, ik moest een besluit nemen. Toen ik verder ging, mijn hoed in de hand, naar de stoep, die toegang geeft tot het kasteel, zweeg de piano plotseling. Eerst zag ik voor het open venster een enorme hond, een New Foundlander, die zijn leeuwensnoet tusschen zijn twee ruige pooten op de vensterbank liet rusten; een oogenblik daarna verscheen een jong meisje, met een slanke gestalte, wier iet wat bruin gezicht en ernstige gelaats trekken omlijst werden door een massa dik haar, dat zwart en glanzend was. Haar oogen, welke mij buitengewoon van afme ting leken, keken met een nonchalante nieuwsgierigheid naar het tooneeltje, dat bulten te zien was. ,,Hé, wat gebeurt er toch", zeide ze met een rustige stem. Ik maakte een diepe bui ging voor haai' en nog eens mijn nacht zak verwenschend, die blijkbaar de dames amuseerde, stak ik vlug de stoep over. Een huisknecht, met grijs haar, in het zwart gekleed, dien ik in de vestibule aan trof. vroeg mijn naam. Enkele minuten later werd ik binnengelaten in een groo ten salon, die een geelzijden behang had. Het eerst zag ik de jonge vrouw, die ik zoo,Juist aan het raam opgemerkt had, en die beslist bijzonder mooi was. Bij den haard, waarin een waarlijk gloeiend vuur brandde, zat een dame van middelbaren leeftijd, wier trekken duidelijk het Creool sche type te zien gaven, begraven in een grooten leunstoel, die opgevuld was met eierdons, met kussens en kussentjes in alle maten. Een antieke driepoot, waarop een brasero was binnen haai' bereik geplaatst, en van tijd tot tijd hield zij haar koude, bleeke handen er vlak bij. Naast mevrouw Laroque zat een dame. die breide: haar norsche en onaangename gezicht liet mij geen twijfel, dat het de nicht in de tweede graad was de weduwe van den effectenmakelaar, die in België gestorven was. De eerste blik, dien ik van mevrouw La» roque kreeg, leek mij er een van verba zing, welke aan ontsteltenis grensde. Zij liet mij mijn naam herhalen. „Pardon!... Mijnheer?. „Odiot, mevrouw". „Maxime Odiot, de rentmeester, de be heerder, dien mijnheer Laubépin? „Ja, mevrouw". „U bent er wel zeker van?" Ik kon niet laten te lachen. „Heusch, mevrouw, hijzelf". Zij keek snel naar de weduwe van den effectenmakelaar, toen naar het meisje met het ernstige gezicht, alsof ze hun wilde zeggen: „Begrijpen jullie dat?" Daarna schoof ze zenuwachtig in haar kussens heen en weer, en hernam: „Nu dan, wilt u gaan zitten, mijnheer Odiot. Ik dank u hartelijk, mijnheer, dat u uw gaven aan ons wilt wijden. Wij heb ben uw hulp erg noodig, dat verzeker ik u, want wij hebben nu eenmaal, dat is niet te ontkennen, het ongeluk erg rijk te zijn. Toen zij merkte, dat, bi] deze woorden, de nicht in den tweeden graad haar schouders ophaalde: „Ja, mijn beste mevrouw Aubry", vervolgde mevrouw La roque, „dat houd ik vol. De goede God heeft mij op de proef willen stellen, door mij rijk te maken. Ik was beslist geboren voor de armoede, voor ontberingen, voor zelfopoffering, maar ik ben altijd tegen gewerkt. Bijvoorbeeld zou ik graag een zwakken man gehad hebben. Maar mijn heer Laroque was een man met een prachtige gezondheid. Zoo heb ik mijn bestemming gemist, en zal haar missen van het begin tot het einde. Open vuurpot. .(Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5