LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad
Zaterdag 11 Mei 19;
CRICKET.
|MJN/T IN lETTCREN^
„STEENEN HART".
llttKiaaimmiiiiUiiltllillliHiillllii111111
kederlandsche cricketbond.
Programma roor morgen.
Ie klasse: V.O.C—Rood en Wit; V.V.V.
—H.C.C. I.
Overgangsklasse: P W.-A.C.C.
2e klasse: H.C.C. TV—L.C.C
Overaicht.
Morgen begint officieel de competitie
van den Nederlandschen Cricketbond;
zooals steeds met een zeer bescheiden pro
gram, omdat ook nu weer de voetballerij
belet, dat wij, zooals dit in Engeland ge
bruikelijk is. direct met een volledig pro
gramma beginnen. Schelding tusschen
voetbal- en cricket-seizoen gelijk in En
geland, zal In ons land wel een droom
beeld blijven. Eerlijkheidshalve zij overi
gens erkend, dat de competitieleider van
den N.C.B er ditmaal al bijzonder vroeg
bij is. Offcieel moeten immers de veree-
nigingen hun terrein voor cricket beschik
baar hebben van 15 Mei—15 September en
voor eind Mei pleegt de cricketcompetitie
dan ook nooit op gang te komen. Elke
Zondag eerder is dus winst, al moeten
wij er aan den anderen kant op wijzen,
dat het niet geregeld vaststellen van een
vol programma kan leiden tot een minder
juiste beoordeeling van de krachtsverhou
ding ln de ranglijst En dit klemt dan
temeer in liet competitie-systeem, dat de
N.C.B. huldigt voor de eerste klasse. Dat
het Amsterdamsche V.V.V. als achtste in
het eerste-klasse-milieu is teruggekeerd
en dat de promotie- en degradatiewed
strijden zijn afgeschaft, doet aan het sy
steem niets toe of af; ook al niet, omdat
de mogelijkheid van promotie en degra
datie blijft bestaan, hoewel dan uitge
maakt door een commissie achter de
groene tafel binnenskamers.
In het begin van het seizoen valt er
natuurlijk weinig te voorspellen Zoo op
het eerste gezicht krijgt het pas bij keuze
gepromoveerde V V V. een kans tegen
H.C.C. I In een tijd van de emoties van
een voetbalpromotle zal er bij de Haag-
sche nog niet te veel aan crickettralnlng
zijn gedaan. Of de club van Qrootmeyer
daarvan gebruik zal weten te maken? In
ieder geval krijgen de Amsterdammers
het op dezen eersten Zondag heel wat ge
makkelijker tegen H.C.C. I dan later ln
het seizoen.
9
Wat ter wille van het spelpeil ln de eer
ste klasse van den N.C.B. niet deugt ls
goed genoeg voor de Overgangsklasse,
waarvoor dit jaar het veelbestreden sy
steem-De Meyere ls ingevoerd. Dertien
overgangers zullen elkaar bekampen,
waarbij als stelsel moest gelden: sterke
ren er. zwakkeren ontmoeten elkaar een
keer. hetzij uit of thuis; sterkeren en
zwakkeren onderling spelen uit en thuis
en sommige clubs ontmoeten elkaar hee-
lemaai niet. Van dien opzet is echter bij
de uitwerking van het competitie-schema
weinig overgebleven. Waartegen wij aller
minst bezwaren hebben, omdat een sy
steem-De Meyere, waarvan wij nog steeds
voorstanders zijn, zich niet aan banden
laat leggen.
In de overgangsklasse is de wedstrijd
KampongAjax uitgesteld Wij hebben
zoo'n vermoeden, dat het onzen stadge-
nooten danig aan oefening zou hebben
ontbroken. A.C.C. gaat de verre reis ma
ken naar het jubileerende P W. De Am
sterdamsche pleegt zich voorloopig ern
stig voor te bereiden, en dat kan ln het
begin van het seizoen doorslaggevend
zijn.
Volgens het programma gaat L.C.C. op
bezoek bij H.C.C. IV. De Leldsche heeft
aderlatingen ondergaan. Enkele oude spe
lers zullen niet meer uitkomen en voor
jongeren als Kantebeen is voetbal alleen-
zalig-makend Hetgeen wij best kunnen
begrijpen. L.C.C. staat echter voor de
moeilijkheden van vervanging: juist bij
cricket zoo groot, omdat men maar niet
zonder meer een bat ter hand kan ne
men Onder de beproefde leiding van
Metsch zullen de moeilijkheden zonder
twijfel worden opgelost. Is L.C.C. mor
gen niet al te onvolledig dan rekenen wij
zelfs op een overwinning tegen H.C.C. IV.
HET ELFTAL VAN L. C. C.
Het elftal, waarmede L.C.C. morgen te
gen H.C.C. IV zal uitkomen. Is als volgt
samengesteld'. Metsch, A. van Goor, C. v.
Goor, A. van Es, Kraneveld, Leo Kan-
tcbeen, Hop. B. Nelson, De Vringer, G.
Jonker en J. Jonker.
Van Schle en F. van Es zijn Zondag
a.s. verhinderd. L.C.C. zal dit seizoen niet
kunnen rekenen op P. en F. Kantebeen,
Van der Poel. L. Nelson en Belt.
PROGRAMMA VAN AJAX.
In het competitieschema der Overgangs
klasse van Ajax hebben wij gisteravond
ten onrechte een thuiswedstrijd tegen A.
C.C. opgenomen. Deze Amsterdammer
ontmoet Ajax in het geheel niet, evenmin
dus als P.W Quick en S.C.H.C., welke
laatste club niet in Eindhoven maar in
Bilthoven is gevestigd.
o
DAMMEN.
BORDEN- EN BEKERWEDSTRIJD
PJ>.L.V. (LISSE).
De uitslagen der 4e ronde zijn:
le Tiental;
H Baartman Jr.J. C. Hobo02
S. van DuinC. Blom 20
C. GastelaarsA. Wijnhout 20
Y de JongK. van Essen afgebr.
D VergunstG. Balkenende 20
2e Tiental;
P. G. BalkenendeD. Algera 02
I. v. d. Meulen—Th. Booden20
C. BoogerdTh. de Jong 11
H EigenbroodA. Kersbergen 20
3e Tiental:
C. v. d. LeedeJoh. Langbroek 0—2
S. Klein—S. Algera 1—1
B KuipersC. de Jong 11
4e Tiental:
Hageman—J. v. Drunen 02
J v. Heusden- H. v. Drunen 20
M SminkDleterman 20
Afgebroken partijen:
Th. BoodenC. Boogerd 20
HET NEDERLANDSCH
MUZIEKFEEST 1935.
TWEEDE EN DERDE
ORKESTCONCERT.
Deze avond die een bijzonder feestelijk
karakter droeg, wegens de aanwezigheid
van Prinses Juliana, werd geopend en
gesloten met het ln pralenden orkestklank
gehulde Wilhelmus, door prof. dr. Willem
Mengelberg met breeden zwier gediri
geerd De Eerste Symphonle van Willem
van Otterloo ls een in vele opzichten te
loven werk. uitnemend geïnstrumenteerd
en meestal mooi van klank. De compo
nist is zeer „fransch" georiënteerd Hoe
wel het vast staat, dat eenlge latUnsche
inwerking, speciaal franSche. ons Hollan
ders volslrek: geen kwaad kan, ja zelfs
zeer wenschelljk is, (heeft de fransche
cultuur niet altijd een stimuleerenden in
vloed op de onze uitgeoefend?) moet de
Noordeling toch altijd oppassen, dat hij
zich niet blind staart op datgene, wat
voor het latynsch genie een tweede na
tuur is: het streven naar het zinnelijk-
schoone. Van Otterloo musiceert in deze
symphonle onbekommerd, maar kan van
zijn vondsten geen afstand meer doen.
Vandaar dat het werk wat structuur be
treft voor ons gevoel veel te lang ls en
niet evenwichtig in lengte en inhoud der
onderdeelen. Hier luistere hij naar De
bussy. het grootste latijnsche muziekge
nie; deze laat ons altijd een kleine rest
verlangen naar méér. wanneer een stuk
weer ln de stilte is overgegaan. Het
„lento" staat nogal onder Invloed van
voornoemden componist, benevens Ravel,
terwijl in de vlugge gedeelten de behan
deling der rythmlek sterk aan Strawinsky
doet denken. De componist leidde zijn
werk met energie en souplesse uit het
hoofd. Sem Dresden's Chorus tragicus:
Hierusalem verwoest" (naar Vondels ge
lijknamig werk), voor gemengd koor. trom
petten, bugels en slaginstrumenten, ls
een hoogst eigenaardig werk. Groot van
opzet, wrang, van een stroef loopende
maar felle inspiratie, uitstekend voor koor
geschreven, nieuwe gebieden openend wat
betreft expressiemogelijkheden van het
slagwerk afzonderlijk, of in verband
met bepaalden klank en toch. ondanks
dit alles niet geheel bevredigend. Het kan
echter ztjn. dat men dit werk veel vaker
moet hooren, om dan zoo zich met dit
zeer unieke muzikale Idioom vertrouwd te
maken. Dresden's gebruik van het „ac-
coord" als expressiemiddel heeft Iets ge
heel eigens, een gebruik dat vooral
„werkt" in tegenstelling met de meer ly
rische klaag-gedeelten die geïnspireerd
schijnen op de Joodsch-synagogale mells-
matlek. Dit werk leek ons het hoogepunt
van den avond. Het is onnoodig iets te
zeggen over Dresden als dirigent van zijn
(versterkte) Haarlemsche Motet- en Ma-
drigaalvereeniging. Op het gebied van
koor en koorleiding is hij wel een der
grootsten op het oogenblik. Het werk
kwam voortreffelijk tot klank. Johan
Wagenaar's „Aveux de Phèdre" voor so
praan en orkest, door den auteur gediri
geerd. opent geen nieuwe gebieden, maar
is in het dramatische genre zooals we dat
van dezen componist kennen een goed
werk. Else Rijkens niet zeer volumineus
maar wel helder en zuiver geluid, dat
vooral in de hooge registers mooi rond
klinkt, gaf een veelal goede uitbeelding
van dezen, ons niet meer veel zeggenden
tekst. Emile Enthoven's Lyrische Suite,
waar wel achter kon staan: vrij naar
Mahler, op drie Li-Tai-Po-gedichten. door
Klabund over-gedacht, ls ons weinig sym
pathiek. Het is alles van een gekunstelde
fijnheid, het is dat dierbare „China van
de zijden gewaden, rozen, maneschijn".
Else Rijkens stem kon hier veel meer tot
ontplooiing komen dan in Wagenaar's
werk. Jan van Gilse's „Prologus brevls"
zfj alleen vermeld. Henriëtte Bosman's
zwaar romantisch „Poeme" voor violoncel
met orkest vond veel waardeering. Marix
Loevensohn als solist had mooie momen
ten maar speelde niet feilloos. Tot slot
Wagenaar's oergezonde, brillante ouver
ture voor Shakespeare's „De getemde
Feeks". De meesterlijke instrumentatie-
kunst van den Jeugdigen grijzen compo
nist kwam voor honderd procent tot reali
satie. Het orkest heeft weer geklonken,
en Mengelberg zijn dirgenten-genie kun
nen uitleven op een wijze die tot een mee
slepend, joyeus resultaat móest leiden.
Men bracht dirigent, orkest en componist
een langdurige ovatie.
Dezen laatsten avond heeft men aller-
wege wat de uitvoering betreft wel de
hoogste troeven uitgespeeld. Wat het pro
gramma aan belangrijkheid inboette,
werd dus in zekeren zin teruggewonnen
door verbluffend mooi koorgezang en bril-
lant, men kan wel zeggen volmaakt orkest-
spel. Muzikaal leken ons de twee geeste
lijke liederen van Hendrik Andriessen, op
teksten van Thomas a Kempis het zui
verst. Het waren „Fiat Domine" en „Magna
res est Amor". Een vloeiende contrapunc-
tiek, heldere doorzlohtige instrumentatie,
expressieve melodische welvingen, een
mooi samenwerken van zangstem en or-
kestcoloriet. De zeer dankbare sopraan
partij werd door To van der Sluys prach
tig gezongen. Haar volle, weeke stem leen
de zich uitstekend voor deze muziek. De
componist, die zijn werken zelf leidde,
mocht een langdurig applaus in ontvangst
nemen. Het „Tusschenspel en slotscène uit
het mysteriespel „Beatrijs", van Willem
Landré eveneens met To v. d. Sluys als
soliste, bevatte veel zeer mooie momenten,
maar hier en daar werd de muziek wel
eens wat zoet. Wat echter zoo sympathiek
aandoet ln de voornoemde werken en wat
hen dan ook ver doet verheffen boven de
andere werken, is de beschaafde toon, de
eerlijke inspiratie, die, zonder te verras
sen met nieuwe vondsten, maar ook zon
der gewildheden in de klank haar uitdruk
king vindt. Ook aan Landré werd terecht
hulde gebracht. „Ons Hollandsch" van
Bernard Zweers is een stug, oninteressant
werk en in de behandeling van de com
binatie orkest-mannenkoor bepaald zeer
zwak. H'-t gaf aan Fred Rne'ke en de Kon
Mann"'"'''"">voreen Anollo" echter gele-
eenheid een prachtig, overal verzorgd
koorge'ang te laten hooren. Dopper's Ze
vende Symphonie (De Zuiderzeel is van
dat soort oubollige Hollandschheid dat
Vrij naar het Engelsch van
A. G. OREENWOOD.
Door T. de R.
(Nadruk verboden).
Het was een ontzettend moeilijk oogen
blik voor Martha Melson. Als zij daar
bleef, in haar afgelegen woning op de
hei, zou betzelfde zijn, alsof zij haar
kindje liet sterven. Maar naar Ganthorp
te hollen om den dokter te halen, be-
teekendc haar kindje alleen laten liggen.
Beide dingen waren even erg. Haar man
was uit sinds een paar dagen, plotseling bij
zijn stervende moeder geroepen. Buren
waren er niet op geen uren afstand Do
ademhaling van het kleine kindje werd
steeds piepender en benauwder, zijn kleur
steeds blauwachtiger. Zij knielde neer in
doodsangst, stond dan weer weer op om
rusteloos heen en weer te loopen, niet
wetende wat te doen, en eindelijk holde zij,
zonder meer na te denken, naar buiten over
de eenzame uitgestrektheden van de in
mist gehulde heivlakte naar het naburige
stadje.
Dokter Harrison deed een paar korte
vragen, terwijl bij zijn koetsier het paard
hielp inspannen en met de angstige moeder
naast zich reed hij vlug naar haar huisje
toe.
Toen Martha haar woning binnentrad,
was haar eeste gewaarwording er een
van schrik. Een soort van tent, gevormd
door lakens en tafellakens, was boven het
wiegje van het kind gemaakt. Een klein
spiritus-stelletje stond op een stoel naast
het wiegje te stoomen. Een stuk oude fiets
band, naar het scheen, was ban de tuit
van den ketel bevestigd, en verdween in
de overkapping, die het wiegje bedekte.
Een vrouw stond over de wieg heen
gebogen. De dokter duwde Martha op
zij. De onbekende vrouw draaide zich om.
De dokter boog zijn hoofd om het zieke
kindje te beluisteren.
„Een zware aanval van bronchitis", mom
pelde hij, zich naar de zwijgende, vreemde
vrouw wendend ,.U hebt het kind pracchtig
geholpen. Mrs. Melson, deze vriendin van'
u heeft waarschijnlijk uw kind het leven
gered".
De vreemdelinge wendde zich tot
Martha. „Ik kwam hier langs. Ik was ver
dwaald. ik klopte hier aan om u den weg
te vragen. Niemand antwoordde. Toen deed
ik de deur open en lk hoorde het be
nauwde, piepende ademhalen van het
kindje. Ik heb meer zulke gevallen mee
gemaakt. Ik wist, wat ik moest doen. Ik..."
„Gelukkig voor mrs. Melson en voor het
arme, kleine wurm", zei de dokter.
„God beloone u", zei Martha, maar zij
keek ondertusschen met verwonderde oogen
naar de kleeren, die de vrouw droeg, en
die zij als haar eigen herkende. Zij legde
haar hand op den arm van de vreemde
vrouw en fluisterde: „U draagt mijn klee
ren" De vreemdelinge knikte. „En mijn
hoed". Weer knikte de vreemdelinge. „U
bent geen vrouw", riep Martha ineens uit.
„U bent een veroordeelde, een gevangene?"
„Ja", zei hij huiverend. „Ik kwam hier
om een vermonning te vragen. Ik kwam om
te dreigen. Toen ik uw huisje leeg vond
staan, naam ik wat ik noodlg had. Ik
zag de baby niet eens, totdat ik haar
hoorde huilen Het huilde zoo zielig als
een kindje, dat verdwaald is".
Zijn oogen werden vochtig. „God zegene
u", zei Martha, zij die altijd de gevangenis
van Ganthorp en al zijn bewoners had
onaangenaam werkt. Ieder weet dat deze
componist een groot instruments tor is en
ook zeker wat men een „componist" noemt.
Maar er ls te weinig geest, het is alles te
plat en van een goedkoojie „bioscoop"-
romantiek, te langdradig en te dik. Ameri
kanen die Holland „doen" zullen hier veel
van hun gading vinden. Het heeft weinig
zin e; meer van te zeggen; wij verwijzen
naar Matthijs Vermeulen. Van Julius
Röntgen werd een Suite voor orkest uit
gevoerd: Oud-Nederland, een viertal dan
sen, gedeeltelijk goed geïnstrumenteerd.
In de symphonische beweging „Arbeid"
van Marius Monnikendam kunnen we
moeilijk gelooven. Het ls een gewilde mo
derniteit, zonder veel melodische stuw
kracht en werkend met Strawlnsky-effec-
ten. waarop men toch spoedig raakt uit
gehoord.
De Hymne „Op Amstelredam" voor ge
mengd koor en orkest van Rudolf Mengel
berg diende als apothese voor dit muziek
feest en is dat voorzoover zij aan het
concertgebouw-orkest, het Amsterdamsche
toonkunstkoor en den dirigent Mengel
berg gelegenheid gaf tot een klinkend re
sultaat van overweldigende kracht en vol
maaktheid te komen ook ongetwijfeld
geweest. Het is een muzikaal niet zeei
sterk, doch kundig geschreven werk. Tot
slot natuurlijk lange ovaties en vreugde
betoon voor alle medewerkenden, maar
vooral voor prof. dr. Willem Mengelberg,
die een forsch Wilhelmus inzette, dat door
leder werd meegezongen.
RUDOLF ESOHER.
TIJDSCHRIFTEN.
Johan Fabriclus reist in de „Haagsche
Post" van deze week verder ln Indlè. De
militaire medewerker vraagt of wij vol
doende zijn voorbereid op de verdediging
van.den vrede? Voorts wordt er ge
schreven over de eerste ongelukkige liefde
van Napoleon: het rariteitenkabinet van
onze taal; de gouden standaard in Zwit
serland en over vele andere onderwerpen.
De „Wereldkroniek" bevat een artikel
over het leven op een vulkaan, in den
werkelijken zin van het woord en welke
bijdrage wederom vergezeld gaat van ver
schillende foto's. Dit is eveneens het ge
val met het artikel dat Margot Asquith
schrijft over het jubileum van het Engel-
sche koningspaar. Met verschillende an
dere bijdragen wordt het nummer ge
sloten.
„Nijhoff's index op de Nederlandsche
periodieken van algemeenen inhoud" be
staat 25 jaar. In deze 25 jaar kwamen 25
öeeien met meer dan 8000 blz. en ongeveer
150 000 titelopgaven tot stand. Voor tal
van onderzoekers op velerlei gebied, is
deze Index van groot nut geweest en ook
in de komende jaren zal hij stellig voort
gaan dit te blijven doen.
gevreesd, voor wie een ontsnapte gevan
gene hel allerergste schrikbeeld was ge
weest, ai de Jaren, dat zij in het huisje
hadden gewoond.
Eensklaps deed een geluid hen opschrik
ken. in de verte naderde een rijtuigje, dat
zij herkende ais te behooren aan kapitein
Graves, den directeur van de groote straf
gevangenis.
,,'t Is de kapitein", mompelde zij, den
man bij den arm grijpend. Hij huiverde,
zijn oogen werden gruot en een hopelooze
uitdrukking kwam er in. Zij wees naar
een deur, opende die en wees naar een
groote hoop takkebosscn. „Kruip daar
achter", zei 2e.
Toen kapitein Giaves binnenkwam, vond
hij Martha en den dokter over het kribje
gebogen.
Gevangene No 86 was in den mist ont
snapt, die plotseling 's morgens was komen
opzetten.
„Hebt u geen vreemden man hier ge
zien?" vroeg de kapitein hun. „Hij zou
hier bijvoorbeeld kleeren zijn kunnen ko
men vragen".
Martha (felson keek niet op. „ik ben
naar de stad geweest om den dokter te
halen",
„Dat kan wel zijn", antwoordde de
kapitein barsch, „maar daarom kun je
dien schurk toch wel hebben gezien? Hij
zal je toch niet blind hebben gemaakt?"
„Ik heb geen schurk gezien", ontkende
Martha vlug. En zij sprak waarheid. Zij
had geen schurk gezien. Zij had een goe
den Samaritaan gezien; een mensch, die
zijn kans op ontvluchting had opgegeven
om een klein, ziek kindje to redden.
„Goeden dag, dokter. U hebt ook geen
man hier gezien?"
„Ik heb geen man gezien en geen vreem
deling", antwoordde de dokter grimmig.
„Was de hut leeg, toen u wegliep om
den dokter te halen?"
„Ja, kapitein, behalve de baby was er
niemand".
„En die kan ik toch moeilijk ondervra
gen", antwoordde Graves ruw.
Martha kromp ineen Geen wonder, dat de
mcnschen van Ganthorp den kapitein tien
bijnaam van „Steenen Hart" hadden ge
geven. Wat sprak hij ook nu weer koud
en hard en hoc meedoogenloos was zijn
lach!
„Het kind ligt op sterven. Er ls heusch
niets om te lachen'antwoordde de dokter
ernstig. De kapitein glimlachte. „De lum-
•mel kan hier in dien tijd best een De-
zoekje hebben gebracht.', zei hij, mrs.
Melson aankijkend. „Vergun me uw kleer
kast even te onderzoeken. Mits u niet
van uw kleeren?"
„Er is niets van mij gestolen", ant
woordde Martha. Zij had hem immers
vrijwillig gegeven, wat de man eerst uit
zichzelf had genomen.
„Maar mijn goeie mensch, je hebt nog
niet eens rondgekeken. Ben je al boven
geweest? Haast je wat? De man kan zich
overal verborgen hebben".
Ineens drong een luid geblaf van buiten
door. De terner van den kapitein stond
in groote woede te blaffen tegen de deur
van het schuurtje.
„Wat is achter die deur?" vroeg de
kapitein.
„Een schuurtje, waarin we het hout be
waren, kapitein", antwoordde Martha met
kloppend hart. „Daar kan geen scnurk
in zijn. Vijf minuten geleden was ik er
zelf nog".
Maar de kapitein was er al naar toe.
Hij gluurde naar binnen De terrier schoot
het schuurtje binnen en bleef staan keffen
en snuffelen rond de groote bos opgesta
peld hout.
„Kom voor den dag, vriend, ik ben
gewapend", riep hij triomfantelijk.
No. 86 kwam te voorschijn. De kapitein
deed hem de boeien aan, gaf zijn revolver
aan den chauffeur en zei:
„Breng hem in de auto. Martin, {k kom
dadelijkHij verdween weer in het
schuurtje en awain even later terug met
Martha's kleeren.
„Dus je hebt hem een vermomming ge
geven?" zei hij. „Het zijn jouw kleeren!
Je hebt dus gelogen?"
Martha stond bleek en ontdaan vóór
hem. Groote tranen rolden langs haar
bleeke wangen.
„Het was geen schurk, kapitein".
„Ha, dus je kende hem? Je bent dus
vermoedelijk van het begin af aan in
dit komplot geweest? En u, dokter, moet
ik u ook van medeplichtigheid verdenken?
Deze vrouw heeft een gevangene helpen
ontvluchten en hem verborgen in haar
houtschuur. Kan dat kind worden ver
voerd?"
„Vervoerd? Genadige hemel, neen. Geen
denken aan".
„Dan moet er maar een zuster komen.
Want hier deze vrouw moet mee in
arrest".
Martha zonk op een stoel neer.
„Maar, mijnheer", smeekte zij, haar
handen naar hem uitstrekkend „Wat
kon ik anders doen? Hij is hier
binnen komen loopen, toen ik naar
Ganthorp was. Wij vonden hem hier. Hij
heeft mijn kind het leven gered. Vraag
het maar aan den dokter hier. Ik had
hem nooit eer gezien. En pas toen hij
wegging, zag ik, dat hij mijn kleeren aan
had. Toen vroeg ik hem, wat dat be-
teekende. En toen ik uw auto zag komen,
kapitein, toen kon ik hem toch niet aan-
feven? Hij, die pas mijn kind het leven
ad gered?"
„Uw plicht had anders duidelijk vóór
u gelegen", antwoordde de kapitein koel.
„Hij had weg kunnen zijn. Mijlen ver
weg, als hij niet het leven van mijn kind
had gered", snikte Margaretha. „Hij heeft
dit alles gemaakt boven het wiegje".
„Het is zooals mrs. Melson zegt", viel
de dokter in de rede. „Het kind heeft
een zwaren aanval van bronchitis. Van
wat de moeder mij in Ganthorp vertelde
en den toestand, waarin ik het kind nu
vind, geloof ik zeker, dat deze man het
leven van het kind heeft gered".
„O, kapitein, hij heeft hem gered. U
kon toch niet willen, dat ik den redder
van mijn kind aangaf?"
„Plicht is dikwiils onplezierig", was zijn
grimmig antwoord
Hij stond voor de deur recht en
sterk met breede, vierkante schouders, zijn
staal-blauwe oogen glinsterend van haat.
„Kom eens hier", zei de dokier kort.
Hij deed het laken weg en als mechanisch
volgde de kapitein met zijn oogen de
handbeweging van den dokter Hij keek
naar het klein: lichaampje, dat zoo zwaar
hijgend lag te ademen, naar zijn slappe,
hoogroode wangetjes.
„Denk u zelf even in zijn plaats", zei
de dokter heel langzaam en beslist „Hij
had een vermomming gevonden. Hij was
alleen. Niemand had iets van zijn vluc
gemerkt. Niemand had hem gezien. H
had kunnen doorloopen. In plaals daarr
zag hij wat u nu ziet en hoorde wat
nu hoort. En hij bleef, net zoolang fc
mrs. Melson mij meebracht. En denk
nu eens in haar plaats, als u kunt. ij
is haar eenigst kind. Mijn eerste woordi
toen ik binnenkwam, waren woorden v,
lot. Ik zei, dat de vreemdeling haar ki,
hot leven had gered. En daarbij blijf
Het is absoluut waar. Aan No. 88 is
kind zijn leven verschuldigd en aan
kind dankt No. 86 do mislukking van
vlucht. Als mrs. Melson den luchteiii
aan u had overgegeven, zou ik haar i
hebben kunnen gclukwenschen".
„Zij had niet het minste recht hen
herbergen", zei de kapitein.
„En toch zeg ik: God zegene haar dai
voor", was het antwoord van den dolst
„U lijkt mij nogal sentimenteel",
loof ik.
Dr. Harrison keek niet eens op bij l
schimp. „Ik heb alleen maar een har
zei hij eenvoudig.
Er kwam een oogenblik van groole
nauwdheid voor het zioke kind. Het hap
naar lucht. De kapitein keek naar Marihi
gezicht, dat vertrokken was van angst, I
zag ook de ingespannen trekken van
dokter en hoe het zweet parelde op i
voorhoofd.
Het oogenblik van crisis ging voor
en nog stond de kapitein roerloos,
„lk zou liever een veroordeelde zijn,
een loven gered had, dan een koning, wi
niemand het leven dankte", zei de dokt
eensklaps onder een sterko emotie. „Nc<
de moedor van dit kind af en lk zeg
dat dan u do moordenaar van dit tl
zult zijn".
„(ie vergeet, wie ge zijt en wie ik bet
zei kapitein Graves. Hij scheen onbewogi
Zijn sterke handen waren achter zijn i
in elkaar gevouwen. Zijn op elkaar
knepen lippen waren even streng
altijd".
„God helpe een harteloos mensch!" i
Harrison ineens heftig uit.
„Amen", was het onverwachte aahvoa
van den kapitein. Toen, gedurende lacj
tijd, stond bij stil naar het wiegje
kijken.
„Hij was vroeger zelf dokter, No. I
zei hij plotseling.
„Dat komt uit", antwoordde Hari
„Het moet iemand geweest zijn, die il
dat het hier ging op leven cn dood".
Weer was kapitein Graves stil. lo
wendde hij zich norsch tot mrs. Mels
„Hou je mond over deze geschiede:
Verstaan?" zei hij streng.
„Graves man God zegen je", l
Harrison.
„Waarvoor? Omdat ik een halve idio
ben? Omdat ik mijn plicht verzuim?" vio
Graves met flikkerende oogen .„Ik hw
dat ik u zal kunnen vertrouwen, dokli
dat deze geschiedenis niet bekend word
„Dat kunt u zeker, kapitein, dat zwt
ik", was zijn plechtig antwoord.
„Heel goed dan. Onthoud mijn va
schuwing, mrs. Melson, goeden dag".
En hij draaide zich om, liep met zvt
langzame schreden hot huisje uit, den tl
door, naar de auto, waar do chaulii
een waakzaam oogjo hield op No.
Dr. Hatrison zag hem gaan.
De gevangene stond op. De kapit
nam de revolver en deed die in
zak. Iets werd verhandeld tusschen
en No. 86. De dokter zag hoe de kapit<
zijn hand in zijn zak stak. No. 86 stiel
zijn handen uit. De handboeien glinstert
een oogenblik in de zon, toen stak
kapitein ze in zijn zak.
Dr. Harrison vertelde mij dit verbs
toen hij mij van het station bracht M
de groote Ganthorp-gevangenis, waar
tein Graves gevaarlijk ziek lag en
ik hem zou opereeren. Een vriend
mij had mij den bijnaam van den kapitr
verleid„Steenen Hart".
„Geloof het niet, mr. Mansfield",
dokter Harrison. „Na dien nacht wi'
mijn oogen geopend. Graves wisi, dat
zich voor mij niet harder behoefde va
te doen dan hij was. Denk niet aan d
naam .Steenen Hart',als u hem opera
Ik had gezworen, dit nooit te vertelk
Ik heb nu dien plechtigen eed gebrokt
maar ik geloof, dat ik gereebtvaatd)
ben. U zult al uw sympathie noodig bf
ben en uw heele hart en al uw kuns
Kapitein Graves leeft en is nog sla:
directeur van de groote strafgevangti
op de hei.
MiiiimiimmiinHniimiiHiiiiiiiiiiiii!
BUSLICHTINGEN.
Stationsplein en Perron fl. S. M.
Op werkdagen:
Richting:
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
3—
3.—
3.-'
7.10
15.40
10.30
10.30
16.40
13.30
13.30
20.40
15.20
14.30
16.15
16.15
17.40
16.50
18.25
22—
19.15
22.45
22.45
Des Maandags en daags
na
feestdag niet.
Op Z o n-
en Feestdagen:
3—
3—
3c-
22.56
22—
De buslichting van 22 uur 45 geeft
sluiting op de nachtpostterreinen.
Station Beerensingel.
Bus aan den trein niet op
Vertrek der Dosttretncn werk(1?L
12.35 16.27 1844