AT JANTJE VOOR ZIJN VERJAARDAG VROEG. DE GESTOLEN SCHAT. EEN VERLANGLIJST OP RIJM door C. E. DE LTT.T.E HOGERWAARD. Jantje zou gauw jarig wezen En hij vroeg., het alphabet, - Keurig had hij al zijn wenschen Op een lange lijst gezet. lat is een lief, klein Aapje, Want dat had ik toch zoo graag. ien dikke Boterletter, Zou 'k die krijgen, als 'k 'm vraag? s een Cactus. Daarvan heb ik, Weet je, een verzameling. 's een Duveltj' in een Doosje, Schik heb j'altijd met zoo n ding! s een Ezel voor mijn wagen. Jaap-broer zegt: - Die zit er in! een Fiets! 'k Geloof, dat 'k eig'lljk Met dien wensch het liefst begin. is een Garage voor mijn Auto's waarmee ik vaak speel, een Hoepel, welk' ik meeneem, Als ik mij op straat verveel. K Is Inkt om mee te schrijven. i( 'k Zit al in de tweede klas! ..daarmee kan 'k niets bedenken, Of 't moest zijn: een nieuwe Jas. Is een Kalender, waarvan 'k Alle platen goed bekijk, lC een Lotto-spel. Als Ti dat krijg, Ben 'k de Koningin te rijk! een Motorfiets, maar Vader Vindt me daarvoor veel te klein, de Nimfjes, doch die zullen Wel geen kinderspeelgoed zijn! 'seen Orgeltje, waarmee ik Mooi muziek steeds maken kan. een Paard, dat hobbelt, heisa! En ik ben de ruiter dan. dat Is zoo'n rare letter Nee, daar is toch vast niets bij! dat spreekt: een Radio-toestel, Dat zou juist iets zijn voor mij! dat is een mooie Stoomboot, Waarmee 'k verre reizen maak. een Taart, een Torenhooge, O, die wensch ik toch zoo vaak! zijn Ulevellen, heerlijk! Want die smaken lekker zoet. 1 'n Verkeersagent. Ik weet al, Hoe die teekens geven moet! teen Worst van marsepein, zeg! Of 'k daar soms niet dol op ben? I is heusch niet d'eerste letter Van een wensch, dien ik wel ken. I?.. Wel, een paar IJlster schaatsen, Waar ik om het hardst op rij, leen Zeemansboek, als 'k dat krijg, O, wat ben ik dan toch blij! Ik ben bang, als Jan zooveel vraagt, Krijgt hij niets, of heb ik 't mis2 't Is voor Janneman te hopen. Dat ik mij heel erg vergis! jg Verhaaltje op rijm door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. I. Spits de Muis is ijv'rig. zuinig. Heeft met moeite wat gespaard En denkt: In een kleine trommel In den grond is 't goed bewaard! Spits gaat. met een schop gewapend En zijn schat tn d' and're hand. 'n Pijpje rookend in den avond Naar een hoekje van het land. II. Daar begint hij fluks te graven. 't Kistje zie je naast hem staan. Maar terwijl Spits aan het werk is. Komt daar heel behoedzaam aan Roodstaart Vos. een echte deugniet. Spitsje, Spitsje, dat 's niet pluis! Spits merkt niéts en als hij klaar is, Gaat hij opgewekt naar huis. m. Maar als Spitsje is verdwenen. Sluipt die slechte, sluwe Vos Naar de plek, waar werd gegraven En hij wroet de aarde los. 't Duurt niet lang. of hij heeft 't kistje. Dat is zwaar! En Roodstaart lacht. Zeker zal daar geld in zitten! Hij heeft niet vergeefs gewacht! IV. Roodstaart Vos loopt met het kistje Haastig weg en naar zijn hol. Als ik nu maar veilig thuis kom! Jaagt het angstig door zijn bol. Want hij is wel heel voorzichtig En daarbij een sluwe guit. Maarje kunt het toch nooit weten: Éénmaal komt het wel eens uit! V. En pardoes loopt Roodstaart tegen Hektor, den agent, dan op. Staat beteuterd, 'krijgt van schaamte Als het kan! nog rooder kop. Halt! blaft Hektor 'k neem je mee naar Het bureau! J'ontsnapt me niet! Ik zou vast geen Hektor heeten. Als ik je niet straffen liet! VI. Achter slot en grendel zit nu Roodstaart Vos. Hij kniest zich dood*. En zijn maaltijden bestaan slechts Uit wat, water en droog brood. Hij heeft tijd om na te denken Over al zijn zonden en Prevelt: Ik begrijp nu tóch wel, Dat 'k een echte deugniet ben! (Nadruk verboden). .(Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 15