Bloesemweelde - De jubileumfeesten te Londen LIEFDE EN POLITIEK 76,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Bloesempracht in Zeeland. FEUILLETON. Waschda-g onder de perenboom-bloesem. Oö STENRIJK SOHE STUDENTEN bij een demonstratie van Oosten-» rijksche nationale dansen in de Sheffield-universiteit. COSTUUMS EN HOEDEN gedragen van 1910 tot beden, in tijdperk van koning George's regeering, werden te Londen getoond op een tuinfeest bij dï. Cunmington. DE FEESTEN IN VERBAND MET HET REG!EER1NGSJUBILEUM. VAN KONING GEORGE. Klaar voor de jubileumviering op Maandag a.s. Ludgate Hill in feesttooi. HET BEZOEK AAN TRIPOLI DOOR HET ITALIAANSCHE KROON PRINSELIJK PAAR. De prins en prinses van Piemont bij aankomst te Tripóli. Links maarschalk Balbo, gouverneur van Libië. door WILLIAM LE QUEUX. Vertaling W. H. C. B. 44) „En zeg mij eerlijk waarom?" fluister de Zij. „Dat is zeer moeilijk te zeggen, prinses, ™t zou zeer lastig zijn om de juiste woor- °en te vinden om u niet te beleedigen". Toen scheen haar zenuwachtigheid plot ting verdwenen te zijn; haar stem werd «alm en rustig. ïnï"Ü kennen elkaar reeds langen tijd; ™U nebben meermalen vertrouwelijk ge sproken u ia steeds in de vormen ge- befe^jiwaa,r®m bent u nu bang om mij te Hij antwoordde met gedwongen kalmte. hiiiÜi en een prinses van koninklijken en een jong diplomaat is een groot °™ndsverschil. Indien ik hier zou blijven, °u ik dat wellicht door een ondoordacht °°rd vergeten". lart kwam een lieve glimlach op haar ge- eïïi wril niet ontveinzen, dat ik u be- JhJP en ik aarzel niet om de eerste stap je ooen. Als ik geen prinses van Slavonië nt „en eenvoudig een gravin von Salzberg, een andere adellijke dame van dit hof, dan zou u mij zeggen, dat u mij lief had!" Er kwam een wanhopige trek op zijn gelaat. „Ik bedoel, als uw rang en stand dezelf de waren als de mijne, en als mijn levens geluk van uw antwoord afhing". In haar oogen kwam een zachte glans. „Vergeet een oogenblik, dat ik een prin ses ben en zeg mij dat u mij liefheeft. Ik beloof u, dat ik mij niet beleedlgd zal voe len. Geen enkele vrouw zal ooit een verkla ring van oprechte liefde kwalijk nemen". Hij geloofde zijn ooren niet, zijn zin tuigen moesten hem parten spelen. Maar neen, haar houding, de uitdrukking in haar oogen, haar lieve stem zeiden hem, hetgeen hij nooit had durven hopen. „Ik heb u lief", zei hij vurig, „en u neemt mij dat niet kwalijk?" „En is u er zeker van dat het de vrouw is, die u lief heeft en niet de prinses?" ..De vrouw, dat is zeker", antwoordde hij flink. „Ik heb grooten eerbied voor de prinses en zou haar tot mijn dood willen dienen, maar het is de vrouw in u, die ik oprecht liefheb". „Het is zoo heerlijk voor mij om dat te hooren. Vertel mij nu alles. Wanneer be gon u met mij lief te hebben?" „Bijna van het eerste oogenblik af, dat ik u ontmoette U was voor mij als een steri die door de wolken niet verduisterd kan worden. Ik ontdekte in u onmiddellijk de lieve, gevoelvolle, jonge vrouw en be treurde dat uw jeugd niet onbezorgd en gelukkig was". „Dat is zij nooit geweest", viel zij met een zucht in de rede. „In Parijs was ik een gelukkig kind. Toen ik hier kwam heb ik van mijn jeugd afscheid genomen". „Dat weet ik", antwoordde Danecourt. „Uw positie hier vervulde mij met mede lijden. Een roerig koninkrijk, een wanke lenden troon, overal verraad en slechts weinig getrouwen rond u". „U had dus dadelijk medelijden met mij", zei zij zachtjes. „En medelijden is verwant aan liefde. Duurde de overgang van het eene gevoel naar het andere lang?" vroeg zij glimlachend. „Ik heb reeds zooveel durven zeggen, dat ik het waag iets meer te zeggen. Mede lijden en liefde gingen dadelijk hand aan hand". Zij bloosde. „U kunt er zich niet over be klagen, dat ik u niet aanmoedig. Ik heb u tot een bekentenis gedwongen en ik wil ook gaarne opbiechten". Zij zweeg een oogenblik en zei toen met heldere stem: „Ik vertelde u zooeven, dat ik mijn geluk vaarwel zegde, toen ik hier in Vanina kwam. Ik vond weer eenig geluk terug toen u hier kwam. Het was eerst moeilijk om mijn eigen gevoelens te ont leden. Ik was van enkele dingen zeker, mijn lasten schenen lichter, de atmosfeer was helderder geworden". Hij luisterde in stilte, zijn zenuwen tril den bij elk woord, dat zij sprak. Hij be greep dat hij luisterde naar de ontboeze ming van een vrouwenhart. „Het was het ontluiken van liefde, Ge rald. Ik noem je nu voor het eerst bij je voornaam, maar je bent mijn Gerald reeds lang in mijn gedachten. Vergeef het mij je te zeggen, dat ik er tegen heb gevoch ten; ik wist wat mijn plicht was. Ik mocht niet hopen de voorrechten van de gewone vrouw te kunnen genieten. Ik had hoogere plichten. Maar steeds wist ik dat ik je liefhad". Hij nam haar hand en kuste die. „Mijn mooie, mijn geliefde prinses", was alles wat hij kon zeggen. „Als ik er ooit aan getwijfeld had", ging zij voort, „dan kreeg ik zekerheid toen ik hoorde dat er in Parijs een aanslag op Je was gesmeed en dat jij gewond was. Niets kon mij toen weerhouden om naar je toe te gaan. Ik bekende het aan Nada; ik drong op toestemming bij mijn vader aan en ik kwam bij Je. Het was een gebiedende roepstem en die stem moest ik gehoor zamen". Zij stond op. ging op een sofa zitten en gaf hem een wenk om naast haar te ko men zitten. Hij deed dat en nam haar hand in de zijne. „Het beteekentbegon hij en toen kon hij geen woord verder uitbrengen. Hij was van ontroering met stomheid ge slagen. Zij lachte. „O, Gerald, voor zoo'n groo ten, flinken man ben je toch een verlegen minnaar. Mijn stand maakt je nog bang. Wat zou jij doen als ik een gewoon meisje was?" Aangemoedigd door deze woorden sloeg hij zijn arm om haar middel, trok haar naar zich toe en drukte een kus op haar lippen. Zij gevoelde zioh gelukkig. „En nu, mijn lieve, dappere ridder, moet ik nog steeds voortgaan met de leiding nemen. Het schijnt zoo te moeten zijn". „Het moet zoo zijn", zei de 'jonge man zachtjes. „Omdat ik deze heerlijke werke lijkheid nog niet kan gelooven". „Jij wilt met mij trouwen, jij wilt dat ik het hofleven vaarwel zeg om je zoo noo- dig naar het einde der wereld te volgen. Ik ben daartoe bereid". „Heeft u aan den koning gedacht?" vroeg Gerald angstig. „Ik heb veel nagedacht gedurende de laatste dagen; nadat ik besefte, dat ik je moest vaarwel zeggen. Mijn vader zal mijn stap goedkeuren. En het klein beetje eer zucht, dat hij had, is, geloof ik, gedurende de laatste weken geheel verdwenen. Hij zal mij nooit willen opofferen ter wille van zijn troon. Wij weten, hij weet, dat wij hem vroeger of later zullen verliezen, want zij, die tegen ons samenspannen, zijn te machtig". „Dat geef ik toe", zei Danecourt. „Oos tenrijks pogingen zijn voor het oogenblik verijdeld. Maar hij zal een tweeden aanval doen en dan zal het een gevecht zijn van een muis tegen een olifanF'. En wederom zocht hij haar lippen en zei hij zachtjes: „Wil je, mijn lieveling, dat ik dadelijk naar den koning zal gaan om je hapd te vragen?" (Slot volgt), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5