De Stresa-conferentie - Opening „Flora 3" te Heemstede LIEFDE EN POUTIEK 76ïte Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. PRINSES JULIANA woonde in het City-Theater in de resi- „FLORA 3" TE HEERSTEDE is door den commissaris DE VLIEGENDE MENSOH. Een grappig moment uit e^e© dentie den gala-avond bij ten bate van de der Koningin in Zuid-Holland jhr. mr. dr. H. A. van Kar- trainingswedstrijd van het Castleford Nederlandsche afdeeJing van de Cité nebeek officieel geopend. Jhr. van Karnebeek op het Universitaire te Parijs. tentoonstellingsterrein. 1Ue ea,m* De conferentie van Stresa. De Italiaansche minister-president Mussolini begroet den Engelschen minister-president Ramsay MacDonald in Stresa. EEN DRIJVEND DOK VOOR WATERVLIEGTUIGEN in gebruik bij de Royal Air Force te Pembroke. HET VRACHTSCHIP „BULYSSIS" afkomstig uit Londen, werd te Amsterdam naar Werkspoor versleept voor het inzetten van nieuwe motoren. Het transport ging door smalle bruggen. Het lukte maar net! door WILLIAM LE QUEUX. Vertaling W. H. C. B. 28) „Kinderachtige Nada! In je stem weer klinkt trots, maar een nederige trots. Na tuurlijk weet je heel goed dat ik meende, wat ik zelde. Je hebt een buitengewoon helder verstand". De gravin streek zachtjes over de hand, die nog steeds de hare vasthield; zij had voor Zita de warme toegenegenheid van een oudere en beschermende zuster. „En ook u heeft een goed verstand en bovendien gaat er groote bekoring van u nit, iets dat ik nooit bezat, behalve wel licht in de oogen van één man". Felix Saleedo?" fluisterde de prinses. Nada's oogen keken droevig bij het hoo ien van dien geliefden naam, „U heeft goed geraden. Het groote on derscheid tusschen ons is dat bij mij de onstuimigheid der jeugd is verdwenen. Zoo af en toe komt die bij u boven". „Dat weet ik", antwoordde de prinses ■net een lichte blos. „Toen ik hier in die stoel neerviel, had ik behoefte om te razen en te tieren. Als ik een man was geweest, zou ik gevloekt hebben, ik zou iets stuk hebben gegooid. Weet u waarom?" Nada scheen dat te weten of kon dat begrijpen. „Omdat u twee vervelende uren met die papagaaiachtige aartshertogin hebt zitten praten". „Juist", riep de prinses uit. „Zij is niet kwaad, maar zij is zoo dom en zoo vreese- lijk vormelijk", „Zou zij Frans gehuwd hebben, indien zij dat niet geweest was?" vroeg de gravin op kalmen, nuchteren toon. „Natuurlijk niet. Het motief van ons ge sprek gedurende die twee lange, vervelen de uren was steeds hetzelfde. Wees niet dom, Zita. Trouw met prins Albert en red je vaders troon. O, mijn arm kind, wees toch niet eigenzinnig. Wij moeten ons verstand gebruiken". De prinses boog zich met glinsterende oogen naar haar toe. „Maar jij. Nada, die zulk een groote liefde hebt gekend jij zou je op zulk een wijze niet onteerd heb ben. Je zou het voorbeeld van die babbel kous niet gevolgd hebben. Maar het is on beschaamd van mij om dat te vragen". De gravin glimlachte droevig. „Ik zal nooit trouwen om de redenen die u noemde. Maar het heeft geen zin om ver gelijkingen te maken tusschen die babbel kous, zooals u haar noemde en mij. Zij heeft koninklijk bloed in haar aderen en dat is met mij niet het geval. Er is een groot verschil tusschen mij en haar, even als tusschen mij en een boerenmeisje. Wij denken over zulke zaken dus geheel anders". De prinses kwam terug op het onder houd. dat haar in de war had gebracht. „En dan, Nada, al dat praten over een huwelijk met den prins werd afgewisseld door verhalen over haar nieuwe toiletten, over haar vroegere gevoelens voor de jongelui aan haars vaders hof, voor zij Frans trouwde, en opmerkingen over ver schillende menschen. O. het was om dol te worden". Na een oogenblik zwijgen ging zij voort. „Wanneer kunnen wij vertrekken, Nada, ik meen fatsoenshalve. De keizer heeft mij duidelijk te kennen gegeven, dat hij mij niet meer wil zien. Wanneer kunnen wij gaan?" Voor de gravin kon antwoorden, kwam een meid binnen met een brief in de hand. Zij was een Fransche, die Zita twee jaren geleden in Parijs had aangenomen; zij was zeer gehecht aan haar meesteres. Zij strekte haar hand uit. „Een brief voor mij, Marie? Van wien komt die?" De meid antwoordde op fluisterenden toon: „De bediende van mijnheer Danecourt gaf mij dien brief met de strikte aanma ning om hem persoonlijk aan uwe ko ninklijke hoogheid te geven". Zij boog en ging heen. Zita scheurde de enveloppe open. „Tracht mij morgen om twaalf uur in' het Prater te ontmoeten Onderhoud drin gend. Ik heb hedenmorgen iets zeer be langrijks gehoord. Het moet op een of andere wijze geregeld worden". De prinses gaf het briefje aan Nada. „Hij heeft iets belangrijks mede te dee- len", zei zij. De gravin knikte. „Wij moeten daarheen. Wij zullen dat wel zien te regelen", zei zij beslist. „Als u niet kunt gaan, zal ik alleen gaan, maar beter gezamenlijk, als het gelukt." Dien avond ging Nada naar een feest bij de aartshertogin. Zita liet zich veront schuldigen wegens ongesteldheid. Zij was volkomen gezond, doch zij had een afkeer gekregen van die hoffeesten. Bovendien wist zij lat prins Albert ook zou komen. Hij was de aanleidencte oorzaak, hoewel zelf daaraan onschuldig, van al die onaan genaamheden. Hij was op zich zelf een knappe man en bezat voor vele vrouwen eenige aantrek kelijkheid. Het was zeer waarschijnlijk, dat hij toegenegenheid koesterde voor de een of andere prinses en dat hij weinig gevoelde voor een huwelijk met Zita. Later hoorde zij, dat dit niet het geval was. Hij was een onbewogen Duitscher, die zich weinig tot vrouwen aangetrokken gevoelde. Maar, voor zoover dit was overeen te brengen met zijn koud temperament, had hij zich aangetrokken gevoeld tot Zita. die echter geen moeite had gedaan om hem te bekoren. Afgescheiden van politieke vraagstukken zou hij verrukt geweest zijn haar ten huwelijk te kunnen vragen, in dien hij 'n wenk had gekregen, dat zijn aanzoek gunstig zou worden opgenomen. Dien avond wisselde hij een paar woor den met de hofdame. „Ik hoor van onze gastvrouw, dat de prinses ons zeer spoedig gaat verlaten. Dat spijt mij; wij zullen haar zeer missen", zei hij op zijn stijve, deftige wijze, terwijl hij als een volmaakt militair voor haar stond. Nada kon niet nalaten te denken dat als hij een weinig van de bekoring van andere mannen, zooals bijvoorbeeld Ge rald Danecourt, had bezeten, Zita wellicht méér geneigd zou geweest zijn om aan de wenschen van den keizer te voldoen, om daardoor de moeilijke tijden af te wenden, die volgens haar overtuiging voor het on gelukkige Slavonië zouden komen. „Wij hebben den dag van ons vertrek nog niet vastgesteld", antwoordde zij, „doch het zal spoedig gebeuren". Zij zweeg een oogenblik ep voegdp er veelzeggend aan toe, „sinds de mislukking van zekere plannen gevoelt Hare Konink lijke Hoogheid dat zij vermoedelijk hier geen gewenschte gast meer is." De prins keek haar met zijn koude blauwe oogen aan. Toen hij echter sprak, meendp zij Iets gevoeligs in zijn stem te hooren. „Ach! is dat het geval? Het is echter zeer te betreuren. De prinses is zoo lief, zoo bekoorlijk in elk opzicht. Er zijn vele aantrekkelijke vrouwen aan dit hof, maar volgens mij schitterde zij als een heldere, bijzondere ster boven alles uit." Dit was een groote lof van dezen stijven Duitscher. Nada gevoelde op dit oogenblik meer sympathie voor hem, want zij wist dat hij niet spoedig in vuur geraakte. Haar antwoord was hoffelijk en tactvol. „Het is, zooals Uwe Koninklijke Hoogheid opmerkt, zeer Jammer. Misschien zou de afloop geheel anders zijn geweest, indien alles op een andere wijze was behandeld. Het is zeer betreurenswaardig", besloot zij stoutmoedig, „dat een zoo teere zaak niet werd behandeld door de in de zaak be trokken personen." „Ach!" riep hij wederom uit. „Gelooft u dat." Hij zweeg en scheen op het punt om meer te zeggen. De gravin viel daarom haastig in de rede. Misschien had zij te veel gezegd: zij wenschte hem niet aan te moedigen. „Maar het is nu te laat, het is te ver gegaan. Zelfs een prinses kan zich ook wel eens beleedigd gevoelen indien haar door drang het hof gemaakt wordt." (Wordt vervolgd)..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5