Auto door trein gegrepen - Nederlandsch elftalCardiff City LIEFDE EN POLITIEK 76*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE SCHOOLJEUGD TE UTRECHT heeftin het plantsoen Le pelenburg een herdenkingsboom (treurwilg) geplant, ter herinne ring aan het feit, dat H M. de Koningin-Moeder een jaar geleden stierf. Nederlandsch elftalCardiff City. Moment voor het Nederlandsche doel. elftal won met 21. Het Nederlandsche SOLDATEN OP HOUTEN PAARDEN. Engelsche cavalerie-soldaten in de rijschool te Weedon, de eerste lessen ontvangend op houten paarden. DE ONBEWAAKTE OVERWEGEN. Op den onbewaakten overweg bij Deventer is de auto van den heer Wilbrink door een trein gegrepen. Wat er van de auto overbleef. Wonder boven wonder bleef de heer W. ongedeerd. BEZOEK VAN SCHOOLKINDEREN AAN DE BLOEMENTENTOONSTELING „FLORA" TE HEEMSTEDE. Een groep kinderen bij een rondgang over 'het tentoonstellingsterrein. 21 MAART BEGIN VAN DE LENTE. Wandelaars in het lente zonnetje onder de nog kale boomtakken. DE ZESDAAGSCHE IN PARIJS. Pijnenburg eS Wals met hun verzorger in Volen- damsch costuum. in de lichtstad. door WILLIAM LE QUEUX. Vertaling W. H. C. B. 8) Danecourt was overbluft. Hij wist niet wat op dit oogenblik bij haar de overhand had liefde of eerzucht. Prinses Zita glimlachte vriendelijk. .Luister mijn goede vriend. Zoodra gij teruggeroepen zijt uit Vanina zult gij be noemd worden in Weenen". „En heeft u daarvoor gezorgd, prinses?" Onwillekeurig stak hij zijn hand uit. Prinses Zita nam die In de hare. „Ik heb dat bewerkt bij mijnheer Grea- torex", zeide hij. „En blnn'en twee maan den kom ik zelf in Weenen". HOOFDSTUK V. Er was een uitgelezen gezelschap bijeen in de keizerlijke Hofburg. Er werd een bal gegeven, gedempt licht scheen neer op tal- 'ooze dames en heeren uit de hofkringen. De Weensche groote wereld kon bogen op vele mooie vrouwen en deze waren talrijk vertegenwoordigd hun uitgezochte kleeding stak levendig af bij de vele schitterende uniformen. De oude keizer Frans Jozef was in wit uniform omringd door zijn hoog- waardigheidsbekleeders en de leden der gezantschappen. Tot dit gezelschap behoorde de schoone prinses Zita die op bezoek was bij de aarts hertogin Valerie de gemalin van den aartshertog Frans Salvator. Op eenigen afstand van dit hooge gezel schap stond de jonge diplomaat Gerald Danecourt thans tweede secretaris bij het Engelsche gezantschap in Weenen. Hij was in gesprek met zijn oude vriendin, gravin Nada von Salzberg. Zijn overplaatsing was rustig gegaan. Voor hen, niet bekend met de intriges be- teekende deze verandering alleen bevor dering; van tal zijner vrienden had hij dan ook gelukwenschen ontvangen Het was zeer zeker een bevordering en zijn eerzucht was bevredigend. Maar nie mand wist hoe hij die dagen aan het Sla vonische hof miste. Ook de prinses miste hem meer dan zij ooit iemand dorst te zeggen. Onmiddellijk na zijn terugkeer in Vanina had koning Nicolaas hem ontboden. „Ik moest toegeven mijn waarde Dane court", verklaarde hU, u heeft ons veel toegenegenheid betoond, daarover zullen wij u steeds dankbaar blijven. Ik was ech ter verplicht mij naar de omstandigheden te schikken Uw overplaatsing is geen ach teruitstelling. u gaat van hier naar een belangrijk en schitterend hof" De monarch glimlachte vriendelijk ter wijl hij sprak. Hij boog stijf. Hij maakte koning Nico laas in zijn moeilijke omstandigheden geen verwijt, omdat deze niet in staat was geweest weerstand te bieden aan de op hem uitgeoefenden drang. Niettemin ge voelde hij zich beleedigd. „Uw majesteit is bijzonder welwillend voor mij geweest", zeide hij rustig. „U heeft onze belangen zoo goed ge diend, dat ik u blijft beschouwen als een vriend". Hij dempte zijn stem voor hij ver der sprak. In Vanina hadden ook de mu ren ooren. „In Oostenrijk zult u bemerken dat men tegen ons is. U moet oogen en ooren openhouden, mijn waarde Dane court. Ik neem aan, dat u mij en mijn dochter zult willen blijven steunen". Wederom boog Gerald. „Uwe majesteit kan op mij rekenen. U zult in mij steeds een oprecht vriend zien van het Slavo nische koningshuis". In zijn kamer teruggekeerd verdiepte hij zich in het onderhoud met den koning. Nicolaas was een oude slimme vos. De di plomatieke school had Danecourt geleerd om de handelingen en de woorden van hen waarmede hij in aanraking kwam, van verschillende zijden te belichten, om dat verschillende beweegredenen daartoe konden geleid hebben. Nicolaas had zeker één. wellicht twee dingen voor oogen. De mogelijkheid bestond, dat de koning van oordeel was. dat hij diens belangen beter in Weenen kon dienen. In dat geval kon de overplaatsing naar Weenen met Greatorex vooraf behandeld zijn. Ook was het mogelijk dat den koning de vriend schap tusschen hem en de prinses minder welgevallig was. Indien de koning werkelijk eenige arg waan tegen hem koesterde, kon Gerald hem dat niet euvel duiden. Zita moest een huwelijk aangaan dat zijn wankelenden troon zou steunen Hü kon haar niet toe staan om haar toegenegenheid te verspil len aan een betrekkelijk onbekenden zoon van een Engelschen edelman. Hij nam afscheid van haar op een par ticuliere audiëntie Zij had daarop aange drongen Dit onderhoud was voor beiden eenigszins pijnlijk De prinses was zenuw achtig en als zij glimlachte was haar op geruimdheid gedwongen Hij was onhandig en teruggetrokken. Hij moest de vrouw vaarwel zeggen, die hij innig lief had en aan wie hü zijn liefde niet durfde toonen. Toen het oogenblik waar was om af scheid te nemen, stond zü op en gaf zij hem een hand Haar stem beefde „Nu u ons moet verlaten, heb ik ge- wenscht, dat u waart afgereisd voor nüjn terugkomst. Ik vind het vreeselük om goede vrienden vaarwel te zeggen. Maar wij zullen elkaar in Weenen terugzien. Dat oogenblik zal spoedig komen". Hü kon geen woord uiten. Hü boog en kuste haar hand. Zü draaide haar hoofd af om haar gemoedsbewegingen te ver bergen. En hedenavond ontmoetten zü elkaar weder op het hofbal Het deed hem pün te moeten erkennen, dat zü nu zoo ver van hem afstond, dit meisje van koninküjken bloede. Terwül hü haar met de oogen volgde ge durende het dansen met verschillende hooggeplaatste heeren sprak hii met Nada von Salzberg. „Is zü niet heerlük mooi?" fluisterde de hofdame in verrukking. „De opwinding heeft haar het blosje gegeven, dat haar wangen noodig hebben. Welk een verande ring voor haar Hier is alles licht en leven, wat zal zü genieten!" Gerald gaf dit met warmte toe „Er zün hier vanavond vele mooie vrou wen. maar zü schittert als een ster boven allen uit. Uit haar lief gezicht straalt jeugd en schoonheid. Met wien danst zü nu?" „Kent u hem niet? Prins Albert van Weimar Eisenach In vertrouwen gezegd, hü is een huwelükscandidaat. Hij bracht ons onlangs een bezoek. De koning is hem gunstig gestemd om politieke redenen". „Altüd zwak en weifelend", zei hij scherp. „Gelooft hü werkeüjk. dat hü zün troon hechter zal maken door een verbintenis met een onbeduldenden Duitschen prins, die zal verbannen worden als de gelegen heid zich voordoet? Waarom steunt hij niet met vertrouwen op den sterken arm van Engeland?" De gravin haalde haar schouders op. Ook zü stelde weinig vértrouwen in de politiek van koning Nicolaas Gerald nam den Duitschen prins nauw keurig op en niet zeer vriendelük. Hü was een man van ongeveer vü'f en dertig jaren met koude harde oogen. „Goede hemel, het zou heiligschennis zijn om zulk een verbintenis toe te laten. Is er met haar over gesproken? Zoo ja, hoe neemt zü het op?" „Tegen u mag ik wel vertrouwelijk zijn", antwoordde zü. „Zü veracht hem. Zü heeft mü gezegd, dat hü haar hoogst antipa thiek is. De koning en zü hebben een zeer onaangename onderhoud over hem gehad. Hij gaf hoog op over de hoedanigheid van den prins en zij haalde hem neer". „Heeft u aan dat twistgesprek deelge nomen?" vroeg Gerald. „U vergeet, geloof ik, tegen wie u spreekt?" Èen arme. nederige hofdame; welken stem kan zij hebben in zulke be- langrüke zaken?" Gerald lachte. „U is zeer diplomatiek, freule, maar ik ben ook diplomaat. Ik heb steeds gehoord, dat er twee personen zün, die altüd het laatste woord bü den koning hebben, de prinses en u." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5