LEIDSCH DAGBLAD
ONS POESJE
Donderdag 21 Maart 1935
No. 12
ar de Bal gebleven was.
1EUCP
t en Joost hadden ruzie. Het gebeurde
dikwijls, dat zij het oneens waren,
i nu zag het er uit, alsof zij nog niet
gauw weer goed op elkaar zouden
ien
'k heb je bal niet weggemaakt!" zei
t waarop Jet beweerde:
ij hebt 'm toch het laatst gehad!"
k heb er gisteravond mee gespeeld en
daarna op z'n plaats gelegd!" zei Joost
zijn verdediging.
Jan moest le nog op mijn plank lig-
rlep Jet boos uit.
Ik zeg je toch. dat ik 'm niet wegge-
ikt heb!" hield Joost vol
Jat moet!" gaf Jet als haar meening
rennen.
r kwam maar geen eind aan het ge
sel. Beiden bleven stofstijf op hun stuk
m. overtuigd als ieder voor zich was,
waarheid te spreken,
roer en Zus waren nu op het Plein ge
nen waar hun wegen naar school uit
aar Uepen Joost sloeg links af. Jet
hts en zonder één Vriendelijk woord
ven ze uit elkaar, verontwaardigd, dat
ander zoo bleef volhouden,
een van belden lette dien middag op
ooi op. Joost die ander een bolleboos
hoofdrekenen was, had nu de grootste
leite met het uitrekenen van een een-
rdige opgave, vervuld als hij was van
t onrecht hem door Jet aangedaan.
5n Jet? Die kon al evenmin opletten,
eds dwaalden haar gedachten naar
ar vermisten bal Maar het allerergste
id zij toch dat Joost met wien zij het
ders altijd zoo goed kon vinden, nu niet
.de bekennen dat hij haar bal had weg
maakt! Het kon immers niet anders!
ost had ér gisteravond mee gespeeld en
.n zij er dien morgen vóór schooltijd
■g even mee had willen spelen, was het
ig nergens te vinden.
Toen ze om twaalf uur uit school kwa-
n, keken ze op het Plein niet naar el-
ar uit Een heelen tijd na elkander
ramen ze thuis Jet was de eerste.
„Moes, hebt u mijn bal gevonden?"
oeg zij. toen Moeder haar opengedaan
ld.
„Ja, en je raad nooit waar!" luidde het
itwoord. „Kijk. hier is hij. Je mag drie
:er raden, waar hij was. meer niet".
Jet. blij, dat haar bal gevonden was,
lek al weer vriendelijk, terwijl ze zei:
„Onder de kast!"
„Mis!"
„Achter de rustbank!"
„Ook mis!"
„In een zak van Joosts pak!"
„Alweer mis!"
„Toe Moes. zegt u het dan!" vleide Jet.
„In de mand van Juun". zei Moeder ein
dlik.
En op eens herinnerde Jet zich. dat zij
steravond vóór zij naar bed ging. nog
de speelgoedkast geweest was. Ze had
aar legkaart gezocht. Er was daarbij iets
D den grond gevallen, maar hoe zij ook
izocht had ze had niets gevonden, zoo-
at zij ten slotte gemeend had zich te
bben vergist.
Dat ze daar nu vanmorgen heelemaal
liet meer aan gedacht had! Als ze het
Maan had, zou ze natuurlijk begrepen
door
C. E. DE LTT.T.K HOGERWAARD.
Poesje zit te spinnen
Bij den warmen haard.
Voelt zich zóó behaaglijk!
't Is een kiekje waard!
In elkaar gedoken
Zit zij daar voor 't vuur,
Dat zij al die warmte
Uithoudt op den duur!
Poesje knipoogt even,
Of zij zeggen wou:
Nergens is 't zoo lekker,
Kachel, als bij jou!
Buiten sneeuw en hagel;
Binnen is het goed!
Wie gaat nu naar buiten,
Als het toch niet moet?! -
Maar i k ga naar school, hoor!
Anders blijf ik dom,
En met overschoenen
Geef ik er niet om!
'k Hou wel van dat weertje,
't Geeft een frissche kleur,
Poes, blijf jij maar zitten
En kijk naar de deur,
Tot ik weer terugkom,
Want dan speel 'k met jou!
Poes wuift met haar staartje:
Dag hoor, kleine vrouw!
(Nadruk verboden.)
hebben, dat het haar bal geweest was
enzou ze heelemaal geen ruzie met
Joost gehad hebben!
Daar werd gebeld. Ditmaal was het Joost
„Joost! Joost! de bal is terecht!" riep
Jet blij uit en hij kreeg het heele verhaal
te hooren.
„Wees maar niet meer boos op me!"
eindigde ze "berouwvol.
„Wel nee! Niemand kon toch weten, dat
Juun je bal op den grond gevonden en
naar zijn mand gesleept had", zei Joost
edelmoedig en de vrede was weer getee-
kend.
„Zoo'n jonge hond is toch een kruis; hij
sleept alles weg!" zei Moeder
Maar daarvan wilden Jet en Joost niets
hooren. Juun was hun trouwe speelmak
ker; hij kon wel een potje bij hen breken
enzelfs een bal naar zün mand
sleepen.
,,'t Valt nog mee. dat de bal niet stuk
is!" vond Jet, terwijl zij er mee begon te
spelen.
CARLA HOOO. I
(Nadruk verboden).