Botsing te Voorburg - Muur ingestort te Dommelen
LIEFDE EN POLITIEK
76sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
DE BEKENDE SCHILDERES LIZZY AN SINGH TE AMSTERDAM vierde gis- DE AMERIKAAN SCHE MARGARET SIMMS BIJ EEN VERBOUWING IN EEN BIERBROUWERIJ TE DOMMELEN
teren ih&ar zestigsten verjaardag. Lizzy Ansingh verzamelt knoopen in touwen. Miss Sdmms met stortte een muur in. Drie arbeiders werden onder het puin bedolven,
in haar atelier. haar eigenaardige verzameling. Twee hunner werden gedood, een. zwaar gewond.
OP DEN PARKWEG TE VOORBURG vond gistermiddag een botsing plaats
tusschen een auto en de blauwe tram". De bestuurder van de auto
werd ernstig gewond. De totaal vernielde auto.
NOU TABc DAN. Met de „Johan de
Wit" vertrok een detachement aanvullings
troepen van de Koloniale Reserve
naar Indiö.
DRUKTE BIJ DE HOEPELMAKERS. Te Hardinxveld worden hoepels van
griendhout vervaardigd voor de haringtonnen voor Schevenin£en, Vlaardingen
en IJmuiden. De voorraden worden langs den weg
opgeslagen.
door WILLIAM LE QUEUX.
"Vertaling W. H. C. B.
3)
Hij besefte te laat, dat hij verkeerd had
gedaan door in Majestic af te stappen. Hij
had hier reeds vroeger eenige malen gelo
geerd onder zijn waren naam en het was
toen niet noodig geweest dien te verbergen.
Nu was hij hier met een zeer bijzondere
zending en zou het hoogst onaangenaam
zijn als hij hier werd ontdekt onder een
valschen naam.
Majestic was een zeer cosmopolitisch
hotel. Men zag er menschen uit alle we-
relddeelen en daarom zou het mogelijk
kunnen zijn dat hij daar een van zijn tal-
rijke buitenlandsche vrienden ontmoette,
die hem als Salcedo zouden begroeten.
Daarom besloot hij elders te gaan eten
en wel In Restaurant Antonio, waar de
kans gering was, dat hij een bekende ont
moette. Hij nam zich voor om den volgen
den morgen een briefje aan Danecourt te
zenden om hem te melden, dat hij in Hotel
Majestic moest vragen naar Madden. Hij
wilde voor alle zekerheid een briefje
adresseeren naar de club en een ander
naar Brown's Hotel, waar de jonge diplo
maat gewoonlijk logeerde.
Het was nu reeds acht uur en hij begon
honger te krijgen. Zoo gaarne had hij ge
dineerd in Hotel Majestic, maar het was
te gevaarlijk. Hij ging dus naar Antonio.
Het restaurant was overvol. Het was on
mogelijk om een tafel alleen te krijgen. Hij
moest aanzitten bij twee heeren. Van tijd
tot tijd keek bij steelsgewijs rond om te
zien of er een bekende aanwezig was en hij
voelde zich opgelucht, toen hij niets dan
vreemde gezichten rond zich heen zag. Hij
was onrustig en terneergeslagen. Hij had!
Danecourt noodzakelijk dezen avond wil
len ontmoeten. Hij zou straks nog eens
naar de club gaan. hoewel het niet waar
schijnlijk was, dat Danecourt daar zou
terugkomen.
Eén van zijn tafelgenooten maakte een
algemeene opmerking en daardoor werd
hij in het gesprek betrokken. De belde
vreemdelingen waren sympathieke men
schen en hadden veel gereisd. Zij vertel
den veel van hun reizen, doch Salcedo was
zoo voorzichtig om niet te laten merken
wie of wat hij was. Hij kende elke hoofd
stad in Europa en deed hen verbaasd
staan over zijn kennis omtrent verschil
lende landen.
Het was tien uur, toen hij het restaurant
verliet. Door het gesprek met deze vreem
delingen was de tijd omgevlogen. Hij had
eenige sigaren gerookt en een glaasje
likeur gedronken. Zijn neerslachtigheid
was geweken.
Toen hij in Hotel Majestic terug kwam
was zijn vrees om een bekende te ontmoe
ten, verdwenen. Hij gevoelde lust om in de
bar nog iets te gaan drinken. Het was te
vroeg om te gaan slapen en hij sliep over
het algemeen minder goed. Toch keek hij
onderzoekend rond toen hij de bar binnen
trad. Er waren bijzonder weinig menschen,
niet meer dan zes of zeven. Het was er
veilig. Hij stapte naar het bufffet en be
stelde een whisky-soda.
Toen hij plaats had genomen, kwam er
een man op hem af, die hem aansprak
met een onmiskenbaar Amerikaansch
accent.
„Mijnheer Lomax, het doet mij veel ge
noegen u hier in Londen te ontmoeten. Ik
kwam verleden Dinsdag hier uit New
York",
Het gezicht van Salcedo was als een
masker. Het was een feit, dat hij zich
dien Amerikaan in het geheel niet her
innerde. Lomax was een zijner schuil
namen en deze vriendelijke man had hem
ongetwijfeld ergens ontmoet en was zeer
verheugd hem weer te zien.
„Ik geloof, mijnheer, dat u mij voor
iemand anders aanziet", zeide hij beleefd.
.Mijn naam is Madden en ik ben sinds
jaren niet in het buitenland geweest".
De Amerikaan keek verbaasd.
„Daar begrijp ik niets van. Ik zou wil
len zweren, dat u George Lomax is, die ik
vijf jaren geleden in Palermo ontmoette.
U lijkt sprekend op hem en u spreekt
Engelsdh met een vreemd accent, juist als
hij .Ik begrijp er niets van, maar als Ik mij
vergist heb. bied ik u mijn excuses aan".
Salcedo, alias Madden, alias Lomax, nam
de verontschuldiging vriendelijk aan,
maar hij was er zeker van, dat de Ameri
kaan slechts ten deele overtuigd was. Hij
dronk haastig zijn glas leeg en verliet met
een kort goedenavond de bar; hij begreep
nu hoe dom hij was geweest om daar bin
nen te gaan en maakte zich zeiven ver
wijten over zijn dwaasheid om in dit cos-
mopolitische hotel zijn intrek te nemen.
Hij gaf het kamermeisje order om hem
's morgens te wekken. Hij was gewend
vroeg op te staan en had het den volgen-
genden dag zeer druk.
Het dienstmeisje bracht hem den vol
genden morgen om acht uur warm water:
zij vond de kamerdeur niet afgesloten.
Hij antwoordde niet op haar kloppen en
daarom ging zij de kamer in tot bij zijn
bed. Toen zij zijn gezicht zag, gaf zij een
gil en liep hard de gang in en zond een
boodschap naar den directeur om onmid
dellijk boven te komen. De man, die inge
schreven stond als George Madden, was
dood.
De directeur kwam een oogenblik later
boven. Het witte gelaat van den overledene
toonde geen teekenen van doodstrijd; het
leek waarschijnlijk, dat hij aan een hart
kwaal was overleden.
De directeur keek de kamer rond en ging
naar de toilettafel. Daarop lag een zilveren
damesbeursje.
„Wie sliep den vorigen nacht in deze
kamer?" vroeg hij aan het angstig bevende
kamermeisje.
„Een mijnheer Williams, mijnheer Dat
ls een oude klant van ons. Hij is gister
middag vertrokken".
„En dat beursje was niet hier toen jij de
kamer schoonmaakte?"
Daarvan was zij zeker.
Hij opende het beursje. Het bevatte
achttien franken en een spuitje voor
onderhuidsche inspuiting; niets anders.
Hij ging weer op het bed toe en onder
zocht den doode. Achter zijn oor was een
fijn gaatje, dat door de naald van het
spuitje kon gemaakt zijn.
Het was duidelijk dat een vrouw de ka
mer was binnen geslopen en hem eenig
zwaar en snel werkend vergif had inge
spoten, terwijl de ongelukkige sliep. In
haar haast had zij het beursje vergeten en
daardoor werd het overtuigend vastgesteld
hoe de moord was gepleegd.
„Raak niets aan! Sluit de deur en geef
mij de sleutel. Ik zal de politie telefo-
neeren".
HOOFDSTUK IL
Op den morgen, volgende op deze tra
gische gebeurtenis ging Danecourt zijn
club binnen en ontving van den portier
het kaartje van den overledene en de
boodschap die voor hem was gegeven.
Het viel hem op, dat de naam op het
kaartje niet was gedrukt, doch door Sal
cedo eigenhandig geschreven. Hij ging de
rookkamer binnen en zette zich tot na
denken.
„Dus die slimme oude kerel is weer in
Londen en wil mij spreken. Er is iets gaan
de, dat is zeker, want anders zou hij geen
boodschap hebben achtergelaten". Aldus
overwoog hij. „Het is altijd een eigenaar
digheid van hem om blanco kaartjes bij
zich te hebben, zoodat hij eiken schufT-
naam kan aannemen, die hem op dat
oogenblik invalt. Best, ik ga onmiddellijk
naar Hotel Majestic".
Toen hij aan het bureau vroeg naar
mijnheer Salcedo, kreeg hij ten antwoord,
dat er ln het hotel niemand van dien
naam logeerde.
Een oogenblik was hij overbluft. Wat be-
teekende dat? Was Salcedo op het laat
ste oogenblik tot andere gedachten geko
men en was hij naar een ander hotel ge
gaan? In dat geval had hij Danecourt dit
laten weten, hetzij in de club of in Brown's
Hotel. Hij besloot onmiddellijk naar beide
adressen te gaan om te vragen of er eenig
bericht voor hem was.
.(Wordt vervolgd).