De Faculteiten der Leidsche Hoogeschool
van 1860 tot 1935
Het hoogheemraadschap Rijnland
PROF. DR. L. KNAPPERT.
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 1 Maart 1933
Vierde Blad
No. 22988
door mr. P. A. Pijnacker Hordijk,
De voornaamste gebeurtenissen gedurende
de laatste 75 jaar.
door
Dijkgraaf van Rijnland.
De fraaie Kevel van het Rijnlandshuis aan de Breestraat.
Gaarne ben lk bereid, ter voldoening
»?n het verzoek van de Redactie, een kort
terslag samen te stellen, bevattende de
TOornaamste gebeurtenissen Rijnland be
tredende gedurende de laatste 75 jaren.
Voor goed begrip is het gewenscht eerst
eten stil te staan bij een belangrijk feit,
dat enkele jaren aan dit tijdperk is voor
afgegaan, te weten de droogmaking van
liet Haarlemmermeer (18421852). Daar
door was de oppervlakte van Rijnlands
boezem tot 2/13 van zijn oorspronke
lijke grootte teruggebracht, met het gevolg
dat de waterberging in regentijden te
gering zou worden en een tekort zou gaan
ontstaan in het benoodigde water voor
Mating in de polders. Aan die bezwaren
's tegemoet gekomen door den bouw van
S stoomgemalen, n.l. te Spaarndam, Half
weg en Gouda, welke achtereenvolgens in
1848, 1852 en 1853 in dienst konden wor
den genomen, terwijl ter versterking van
de uitwatering enkele kanalen zijn ver
breed en verruimd en een nieuw kanaal,
het tegenwoordige Oegstgeester Kanaal, is
gegraven. Al die werken zijn op Rijks
kosten uitgevoerd en de 3 gemalen koste
loos aan Rijnland in eigendom overge
dragen.
Vóór de droogmaking van het Haarlem
mermeer kon Rijnland zijn overtollig
water slechts kwijt door natuurlijke loo-
zing. Van windmolens voor zijn water-
looting heeft Rijnland nooit gebruik ge
maakt.
Bij den aanvang van het 75-jarig tijd
vak, waarover deze bijdrage handelt, was
Rijnland in het bezit van de 3 bovenge
noemde stoomgemalen en beschikte het
voor zijn natuurlijke loozing over 5 sluizen
te Spaarndam en 3 te Halfweg, alle gele
gen in den Spaarndamschen dijk en loo
iende op het IJ en 1 sluis te Katwijk aan
Zee, loozende op de Noordzee.
In 1872 werd die toestand ingrijpend
gewijzigd door de totstandkoming van het
Noordzeekanaal en de afdamming van het
U te Schellingwoude met afwaterende
sluizen te IJmuiden en Schellingwoude.
terwijl een stoomgemaal ln>laatstgenoemde
plaats werd gebouwd met het doel het
Noordzeekanaal met zijn zijkanalen op
het vaste peil van 0.50 M. N.A.P. te
houden, ten einde de natuurlijke loozing
Jan Rijnland, Amstelland enz. niet te
bemoeilijken. Men is er echter niet in
geslaagd dat Kanaal op dat peil te hou
den. met het nadeelige gevolg, dat na de
afsluiting van het IJ de natuurlijke loo
sing van Rijnland, welke vóór de afslui
ting 50»/o van de totale loozing bedroeg,
terugviel tot 11%.
Daartegenover staat dat door die af
sluiting de Spaarndamsche dijk, welke
oorspronkelijk een waterkeering tegen het
open IJ was, ophield buitenwaterkeering
'e zijn, doch Slaperdijk werd, dientenge
volge veel minder aan onderhoud ging
bosten, terwijl het gevaar voor doorbraken
vrijwel kwam te vervallen.
In Januari 1916 bij de talrijke doorbra
ken van de Zuiderzeedijken heeft het voor
Rijnland nog een oogenblik gespannen,
Joen de Zeeburg- en Diemerdijk ten
Dosten van Amsterdam gevaar voor door-
Waak heeft geloopen. Ware dat ge-
whied, zoo zou de Spaarndamsche dijk
siin oude taak van buitenwaterkeering
wosr hebben hervat.
Afdoende maatregelen ter versterking
v?n den Zeeburg- en Diemerdijk zijn
Jods dien genomen zoodat gevaar ven
Jen kant thans als uitgesloten mag wor
den beschouwd.
In oude tijden heeft Rijnland of juister
fesegd, een groot deel van Zuidholland,
"Oordholland beneden het IJ en Utrecht,
meerdere malen ernstig te lijden gehad
van overstroomingswater, ten gevolge van
doorbraken van den Noorderlekdijk.
In 1880 heeft Rijnland een overeen
komst gesloten met het Hoogheemraad
schap van den Lekdij k-Bovendams, waar
bij Rijnland In de verhooging en verzwa
ring van dien dijk een subsidie verleende
van de helft der kosten tot een maximum
van een half millioen gulden, op voor
waarde dat bepaalde afmetingen aan dien
dijk konden worden gegeven en deze
Noorderlekdijk een bepaalde overhoogte
boven den Zuiderlekdijk zou verkrijgen.
Die overeenkomst is nog steeds van kracht
en eens in de 10 jaren wordt door Rijn
land door waterpassing van dien dijk
nagegaan of de contractueele voorwaar
den nauwkeurig worden nageleefd.
Door dezen maatregel is ongetwijfeld
bereikt, dat de kans op doorbraak van
dien dijk aanzienlijk is verminderd, en
dus tevens het gevaar voor ontzettende
rampen, zooals het verleden die heeft
gekend.
Het rampjaar 1916, dat zooveel schade
en leed door dijkdoorbraken en overstroo
mingen in Nederland heeft gebracht,
heeft Rijnland voor de vraag gesteld of de
op talrijke plaatsen sterk verlaagde
Hooge Rijndijk, loopende ten Zuiden van
den Rijn, van Katwijk-Binnen tot Bode
graven, welke bij zijn aanleg waarschijn
lijk werd gemaakt tot keering van over
stroomingswater zoowel uit het Noorden
als uit het Zuiden, weer in zijn oorspron-
I. Eene geschiedenis onzer Universiteit
ach, dat zij komen mocht! koos
stellig eene andere verdeeling; wij be
grenzen ons uiteraard kort. op verzoek dei-
redactie gesteld overzicht tusschen de
jaren, door het jubileum van het dag
blad aangegeven. Moesten wij daarin mijl
palen oprichten, een ervan zou 1876 zijn,
toen de nieuwe wet op het H.O. der uni
versiteit hare zelfstandigheid, waaraan
men reeds in 1815 was begonnen te tor
nen. ontnam en haar, geen staat nu meer
in den Staat, onder het Departement van
onderwijs bracht, schoon zij, leerde ons
Meijers, rechtspersoon bleef. Ook Curato
ren zagen toen hunne macht inkrimpen
tot die van een adviseerend en bemidde
lend college; hun getal bleef als van ouds
vijf met den secretaris, onder wiens lei
ding ook het nieuwe Bureau der universi
teit gekomen en wiens arbeid al uitgebrei
der geworden is. Rector (met secretaris,
pro-secretaris en assessoren) en Senaat
hebben insgelijks van hun macht inge
boet, waarvan alleen handhaving der
tucht gebleven is. Al vertegenwoordigt de
Senaat dan niet meer het lichaam der
hoogeschool, te zamen met Curatoren
haren bloei bevorderen blijft zijn eer en
duurste plicht.
De veranderingen in het leven der uni
versiteit gedurende 75 jaren en de oor
zaken daarvan zijn niet dan met moeite
te overzien en kunnen in mijn kort bestek
maar gebrekkig vermeld worden: de groei
der wetenschap en de splitsing der vak
ken; de noodzakelijkheid daardoor van
telkens meer leerstoelen, bezet door ge
wone. buitengewone, kerkelijke en bijzon
dere hoogleeraren, die, maar met verschil
lende rechten, tot de faculteiten behooren;
een wassend aantal lectoren en privaat
docenten; de wederom daaruit voortsprui
tend en zeer dringend geworden eisch van
nieuwe gehoorzalen, laboratoria, klinieken.
Denkt aan de in deze jaren al duidelijker
gehoorde en al bereidwilliger gehoorzaam
de roepstem, de geestelijke en lichamelijke
behoeften van ons Oost- en West-Indiè
te leeren kennen en er door academisch
geschoolde krachten in te voorzien. Wat
meer? De toelating tot de hoogeschool
sinds het begin der eeuw van vrouwelijke
studenten bracht dit jaar haar aantal op
870. van wier bloeiende vereeniging wij
kort geleden de welgevallige openbaring
gezien hebben. De ontwikkeling var. het
vervoerwezen deed dit jaar de groep
spoorstudenten reeds uitdijen tot 53.3%
van het totaal. Dit geheel bedraagt 3337
(in 1860 522), van wie 580 corpsleden. Het
is waar, dat er deze maal 353 minder In
geschreven zijn dan het vorig jaar het
geen bij den tot voor kort steeds wassen-
dën vloed, ook van niet geschikten, aller
minst te betreuren valt.
2. Wij gaan thans door de ons opge
legde beknoptheid met grooten schroom
dit algemeene verbijzonderen door de
veranderingen bij de faculteiten te be
zien. Die der godgeleerdheid werd 1860/'61
bediend door vier hoogleeraren, thans door
negen en eenen privaat-docent, een gevolg
ten deele van de wet van 1876, die den
band tusschen faculteit en Herv. Kerk ver
brak, enkele vakken als „onwetenschap
pelijk" schrapte, doch als vergoeding de
Kerk in staat stelde twee hoogleeraren
voor de (ten deele onjuist aldus betitelde)
practische vakken te benoemen, ambtge-
nooten in engeren zin dus van den hoog
leeraar aan het remonstrantsch semina
rium, dat immers in 1873 van Amsterdam
naar Leiden verplaatst was. Er zijn andere
wisselingen in hare historie. Vroeger 1843
—1877 met Scholten, Kuenen, Prins, Rau-
wenhoff en Tiele door éénen geest gedra
gen, roemrijke phalanx, ontving de facul
teit met Gunning 1889, La Saussaye 1899,
geleerde vertegenwoordigers van ortho
doxer theologie en richting, welk gemengd,
karakter zij tot heden behouden heeft.
Voor den zetel van algemeene kerkge
schiedenis bedankte Moll in 1860 en kwa
men na Rauwenhoff, Acquoy 1881, Pijper
1897 en Eekhof 1915. sinds ook al heen
gegaan.
Bij de oude vakken deed 1877 in den per
soon van Tiêle de godsdienstgeschiedenis
hare intrede; sinds dat jaar konden ook de
nieuwe kerkelijke hoogleeraren aan dog
matiek, vaderlandsche kerkgeschiedenis,
zending, biblica, practische vakken alle recht
laten wedervaren. Ook verlegde zich al-
lengskens het accent van het litcrair-
historische naar het wijsgeerig-ethische,
mede door de bezielde stuwkracht van
Roessingh 1916 en De Graaf 1925, terwijl
de O.T.ische wetenschap thans den bijbel
leerde zien in het licht der gansche Se-
mietische wereld en „als bron voor onze
kennis van de gedachtenwereld der oud
heid" (Eerdmansi. De N. T ische arbeidde,
na het vroeger radicalisme, aan conserva
tiever opbouw; de godsdienstgeschiedenis,
het begrip ontwikkeling en hare wetten
afwijzend, richtte zich op den geestelijken
zin van de godsdiensten der ouden, en de
gansche nieuwe strooming deed vooral de
vragen naar de verhouding van christen
dom en beschaving onder de oogen zien.
Het getal theólogen is 157, onder wie 23
meisjes. Disputen zijn er 13. Nieuwe ge
bouwen eischte de faculteit niet; het theo
logisch verwulfsel, later ook Kloksteeg,
Kweekschool en oud Ziekenhuis boden en
bieden voldoende ruimte, In 1860 veran
derde (doch onder protest) de facuiteits-
kleur van oranje ln zwart, waarover een
verontwaardigd gedicht in den studenten
almanak voor 1860.
3 De faculteit van rechtsgeleerdheid
bestond 1860/61 uit vijf hoogleeraren,
thans uit dertien en zes privaat-docenten,
een groei ook hier uit nieuwe inzichten
en behoeften geboren. Van 18311849 had
hier Thorbecke's licht geschenen en „wie
behoefte voelt aan bezieling uit een groot
verleden, die wandele een paar stille mi
nuten langs Thorbepke's huis aan de Ga-
renmarkt" (van Vollenhoven,) Vissering,
1850 had toen van zijne vakken de oeco-
nomie gekregen, Goudsmit, 1859 gaf Ro-
meinsch recht, Buys, 1864 staats- en vol
kenrecht. Van Boneval Faure, 1859heden-
daagsch burgerlijk recht en Modderman,
1870 strafrecht. Levendig herinnert schr.
dezes zich uit zijne jongensjaren deze vijf
beroemde juristen op hunne dagelijksche
wandeling langs Breestraat en Rapenburg.
Sinds kwamen en gingen er velen, wier
portretten in eerbiedwaardige en (haast)
voltallige rij men thans in onze juridische
faculteitskamer bewonderen kan, Focke-
ma Andreae. 1877, die naar de nieuwe wet
oud-vaderlandsch recht gaf, eindelijk af
zonderlijk vak, schoon reeds de Wal er
onverplicht een uur aan gewijd had;
van der Vlugt, 1880 (Finlands pleit
bezorger!) voor wijsbegeerte en ency
clopaedic van het recht, wiens leerstoel
nog immer (hij overleed 1923) onbezet
staat, en zooveel anderen, die alleen kort-
heidseisch mij verbiedt te noemen. Wie
thans de faculteit overziet vindt oude
vakken in nieuwe groepeering soms, vol
kenrecht als afzonderlijk vak, strafrecht,
thans met die criminologie, die dat mis
schien ook nog eens worden zal. Hij vindt
ook de nieuwe, Indische vakken. Van Vol
lenhoven, de dlepbetreurde, 1901, meester
op het gansche wijde gebied der Rechten,
maar vooral het Indische recht toegewijd en
de (her)ontdekker van het Adatrecht,
opende tot zijn verscheiden in 1933 de rij
van wie thans tropische koloniale staat
huishoudkunde, Ned. Indisch burgerlijk
recht, Ned. Indisch strafrecht, Ned. Indisch
staatsrecht en adatrecht geven. Zij doen
dat in die Vereenigde faculteiten, waarvan
wij nog hierna spreken zullen en toonen
met de stukken die toewijding aan Indië's
belangen, waarvan wij boven gesproken
hebben. Nieuwe gebouwen heeft ook deze
faculteit niet geëischt, slechts bracht 1899
voor het groote getal juristen, nu 790,
onder wie 186 vrouwelijke, de nieuwe col
legekamers aan de zijde der Nonnensteeg.
De juridische leeszaal is van 1914. Sinds
1921 geeft het doctoraal Nederlandsch en
Indisch recht den meesterstitel. Van 1860
is een uitvoerig protest tegen het Latijn in
de faculteit.
4. De faculteit der geneeskunde telde
1860/61 vijf hoogleeraren, Pruys van der
Hoeven was internist en algemeen patho-
kelijken staat als doorloopende waterkee
ring met een kruinshoogte van 0.90 M.
N.A.P. en een kruinsbreedte van 2 Meter
moest worden hersteld. Daar sinds 1624 de
Hooge Rijndijk slechts tweemaal over
stroomingswater heeft behoeven te keeren
en wel in 1645 bij een doorbraak van den
Spaarndamschen dijk en in 1747 bij de
laatste doorbraak van den Lekdijk,
en daar, zooals boven gezien, de ge
varen voor doorbraken van den Spaarn-
Een kijkje ln de groote zaal met de fraaie antieke schouw.
damschen dijk, den Zuiderzeedijk ten
Oosten van Amsterdam en den Noorder
Lekdijk, zoo al niet geheel uitgesloten,
tóch aanzienlijk zijn verminderd, heeft
Rijnland in 1918 besloten den Hooge Rijn
dijk slechts als boezemwaterkeerenden
dijk te behouden en tevens tot scheiding,
zoo noodig, van Rijnlands boezem, ten
Zuiden en ten Noorden van den Rijn, het
geen kan worden bereikt door de sluiting
van de 52 in den Hoogen Rijndijk gelegen
keersluizen.
Het boezembeheer, waaronder dan is te
verstaan het volkomen kunnen beheer-
schen van den boezem, waarvan wel en
wee zoowel van de polders als van het
boezemland afhangt, heeft in toenemende
mate de zorg van Rijnland uitgemaakt.
De tijden zijn lang voorbij, dat, zooals
oude Leidenaars zich mogelijk nog herin
neren, de Apothekersdijk bij langdurige
regenperioden gedeeltelijk onder water
kwam te staan.
De eischen, waaraan de middelen om
den boezem te beheerschen moeten vol
doen, zijn steeds verzwaard. Vooreerst is
dit het geval door de altijd voortgaande
1 mechanisatie der polderbemalingen, maar
I ook door de in latere jaren veelvuldig
voorgekomen omzetting van weiland in
teelland voor de teelt van kostbare ge-
'wassen, welke veel gevoeliger zijn voor een
ijuisten waterstand (Men denke aar. de
juitbreiding van de bollencultuur, aan de
teelt van seringen, rozen enz. te Aals
peer. aan de kweekerijen te Boskoop en
IWaddinxveen, enz.)
Bovendien besloot de Vereenigde Ver
gadering in 1927 vrijwillig tot uitbreiding
fan Rijnlands taak door ook de zorg voor
de hoedanigheid van het boezemwater op
iich te nemen en dus zoo noodig de be
maling in werking, te stellen ter bestrij
ding van belangrijke verzouting of vervui
ling van den boezem. Dit is natuurlijk niet
ip zoo engen zin op te vatten, dat Rijn
land zich aansprakelijk zou stellen voor
den toestand van stadsgrachten.
Dit besluit brengt o.a. mee, dat met de
gemeente Leiden voortdurend overleg
wordt gepleegd in zake het maken van
een zuiveringsinrichting ten dienste van
de loozing der centrale rioleering van die
gemeente.
Voortdurende uitbreiding en versterking
van Rijnlands bemaling heeft dan ook
inderdaad plaats gehad zooals uit het
volgende blijkt.
In 1880 is een 4e stoomgemaal en wel
te Katwijk gebouwd, dat in de jaren 1921
en 1922 de noodige herstellingen en ver
beteringen heeft ondergaan, waardoor het
uitwaterend vermogen tevens werd ver
groot.
In 1923 is te Halfweg de bestaande be
maling vervangen door een nieuwe stoom
machine, gepaard gaande met de ver
sterking van het uitwaterende vermogen
met ongeveer 1/3 millioen M3. water per
etmaal.
De bouw van 'n Dieselgemaal ten Westen
van Gouda is in uitvoering, welk gemaal
bij gunstige omstandigheden een vermo
gen zal verkrijgen van ruim 3 millioen
M'. water per etmaal Ditgemaal.datopden
duur het bestaande gemaal te Gouda, dat
een veel geringer capaciteit heeft, zal
vervangen, zal waarschijnlijk in den na
zomer van dit jaar in werking worden
gesteld.
Bovendien zal de gelegenheid tot water-
inlating bij dit nieuwe gemaal, een be
langrijk grooter vermogen verkrijgen, dan
de thans bestaande, hetgeen voor het op
hoogte houden van een boezem in droge
tijden zeer bevorderlijk zal zijn, maar
waardoor tevens meer aandacht zal kun
nen worden geschonken aan het groote
belang van de boezemverversching.
Ln voorbereiding is de vervanging van
de bestaande stoombemaiing te Spaarn
dam door een Dieselmotorinstallatie, welke
in 1936 zal worden uitgevoerd en gepaard
zal gaan met de vermeerdering van het
uitwaterend vermogen met 10%.
Om een inzicht te geven om welke hoe
veelheden water het gaat, zij meegedeeld,
dat in het natte jaaT 1930 in totaal
617.669.000 M'. water werden geloosd,
waarvan slechts 64.382.000 M3. door natuur
lijke loozing, terwijl in het droge jaar 1929
een hoeveelheid van 159.166.000 M\ werd
ingelaten.
In tijden als we thans beleven, waarin
het finantieele beheer meer dan ooit de
openbare lichamen voor haast onoplos
bare vraagstukken stelt, mag dit korte
verslag niet worden beëindigd, zonder een
enkel woord aan Rljnland's finantieelen
toestand te wijden.
Tusschen de jaren 1885 en 1932 had
Rijnland geen leeningschuld
Voor den bouw van het Dieselgemaal
ten Westen van Gouda, den aankoop van
een aan de Breestraat gelegen pand naast
Rijnlands huis, noodig geworden door uit
breiding van den dienst, en den bouw van
een archiefbewaarplaats aan de Lange-
brug voor een veilige berging van het
Oud-archief, zijn 2 leeningen gesloten,
thans gezamenlijk pro resto groot
f. 553300.
Het hoogste bundergeld in het na-oor
logsjaar 1921, bedroeg f. 6.20. Sedert dien
is het bundergeld geleidelijk weder ge
daald. Over de jaren 1926 tot en met 1932
bedroeg het f. 4. voor 1933 en 1934 f. 3 en
voor 1935 kon het worden gesteld op f. 2.75.
Van het totaal der uitgaven voor den
gewonen dienst voor 1935 behoeft slechts
47% door bundergeld te worden gedekt
Uit een en ander blijkt, dat de finan-
tieele toestand van Rijnland gunstig kan
worden genoemd.