BIJ DEN SCHOENMAKER Wat Jaapje voor Mo kocht dachten natuurlijk, dat jij je net zoo goed vermaakte, als de andere meisjes. En dan wordt je opeens vermist. Moeten zij dan maar in het onzekere verkeeren waar je heen bent gegaan? Denk Je dat Ut het prettig zou vinden, als een meisje zich bij mij zoo gedroeg?'' „Ja maar moeder, ze zeiden toch dat Hilda niets van mij weten wilde!" „Dat moest jij beter weten, kind. We hebben Hilda leeren kennen als een heel aardig meisje, dat er zich niets op laat voorstaan dat ze zooveel rijker is dan Jij. Thuis is Hilda veel alleen en daarom kwam ze graag hier. Jij moogt er van denken wat Je wilt, maar ik weet zeker dat Hilda veel van je houdt. Maar zal ik je eens wat zeggen, Laura? Die twee meisjes hebben jou beleedigd, door zoo over je kleeren en je kleine huls te praten. En toen heb jij aan je trots toegegeven en bent boos de deur ultgeloopen. Je had juist kalm moe ten blijven en aan Hilda moeten vragen of het waar was wat die twee meisjes zeiden. Daar had je veel beter aan gedaan, kind." Beschaamd boog Laura het hoofd. Ja, moeder had gelijk. Woedend was ze ge weest, toen ze hoorde dat die twee haar het „arme kind" van de klas hadden ge noemd. En in haar woede had ze nergens meer aan gedacht. Moeder zag wel dat Laura het nu met haar eens was. „Je mag nog even opblijven tot vader terugkomt Laura. En dan één-twee-drie naar bed." Onrustig bleef Laura wachten. Met welke boodschap zou vader thuiskomen? Gelukkig werd haar geduld niet op een al te lange proef gesteld. Na een kwar tiertje hoorden ze vader de sleutel in het slot van de hulsdeur steken. Even later kwam hij binnen. ,.En?" vroeg moeder. ,,'k Ben blij dat ik zoo gauw gegaan ben, vrouw. Toen ik mijnheer Verlint te spre ken vroeg, hadden ze Laura's afwezigheid nog niet bemerkt. Mijnheer had natuurlijk niet veel tijd en daarom heb ik hem maar vlug verteld dat Laura al thuis was en dat ze morgen zelf wel zou komen ver tellen hoe dat zoo gekomen is." „Ja, ja" lachte mijnheer, „ik begrijp het wel een beetje. Gekibbeld zeker. Nu, dat hoor ik morgen dan wel." „Dus Laura. morgen na schooltijd, wordt je bij mevrouw Verlïnt verwacht om je excuus te maken. En nu niet meer tob ben kind", zei moeder hartelijk. „Je vindt nu zelf ook dat je niet goed gedaan hebt en dan valt het excuus vragen ook niet zoo moeilijk. Wel te rusten, Laura." Met een bezwaard hart zocht Laura haar slaapkamertje op. Moeder was erg lief geweest voor haar, o, ja, maar toch zag ze vreeselijk tegen den dag van morgen op. Den volgenden dag was werkelijk erg moeilijk voor Laura. Direct al bij haar komst op school merkte ze dat de meisjes met elkander over haar smoesden. Tcikens keken ze haar kant uit en stootten elkaar dan lachend aan. En wat nog het ergste was, ook Hilda was boos op haar. „Toe Hilda", fluisterde Laura smeekend, „luister nu eens even naar me." Maar boos draaide Hilda zich om. Wat behoefde Laura zich ook zoo dwaas aan te stellen en weg te loopen zonder iemand te groeten. En dat nog wel op haar ver jaardag. Nee hoor, ze vond het niets aardig Langzaam kroop de schooldag voorbij. Maar eindelijk, eindelijk was het toch vier uur. .Hilda", fluisterde Laura in het kleed lokaal. „Hilda, ik moet naar je huis om excuus te vragen. Moet ik alleen gaan, of ga je tegelijk met me mee?" ,,'k Zal wel meegaan", beloofde Hilda half onwillig. Ze kon het toch niet over zich verkrijgen om Laura alleen te laten gaan. De klas viel het tegen. Er waren niet weinig meisjes die partij hoopten te trek ken van de oneenigheid tusschen Hilda en Laura. Wie weet, koos Hilda zich nu wel een andere vriendin? En nu gingen die twee toch samen naar huis." „Kom", zei Hilda, zoodra ze in haar huis waren, „kom. ik zal je bij moeder brengen." Met een kloppend hart betrad Laura de kamer, waarheen Hilda haar bracht. Maar plotseling helderde haar gezicht heelemaal op! Daar, bij mevrouw Verlint zat moeder! Zou moeder alvast wat aan mevrouw verteld hebben? Ja, 't scheen van wel, want mevrouw wenkte haar glimla chend om naderbij te komgn. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. I fa Schoenmaker, schoenmaker, heb je 't zoo druk? Zijn er zoo heel, heel veel schoenen weer stuk? Ijverig klop je! Je werkt steeds maar door! Ben je niet boos, dat ik even je stoor? Weet je, dat Hannle, mijn lief poppekind, Haar stukke schoenen zoo akelig vindt? Heb je den tijd, och toe, maak Je ze dan? Kom, wees eens lief voor mijn kindje, mijn Han! Want als het plotseling regei (Paps zegt, dat 't weerglas h< al wee Krijgt mijn lief popje de vo En als ze ziek wordt, die H; mijn Klaagt z'over pijn in haar buil 't Is bij haar heusch niet zo< weer Schoenmaker, toe! Doe me du Kijk, voor 't gemak heb 'k schoentjes al Goed, mevrouw Annie, ik zorg er wel voor. Jou en Je pop wil ik graag helpen, hoor! 'k Maak dus de schoentjes heel netjes en vlug, Breng ze, voor 't avond wordt, zelf weer terug! (Nadruk verboden), „Zoo vluchteling", zei ze, „ben je daar weer? Ja, ik was eerst wel een beetje boos op je, maar nu is het alweer over. Maar zul jij er nu voortaan om denken niet meer naar booze kwaadspreeksters te luisteren?" Dankbaar nam Laura de hand aan, die mevrouw haar toestak. Mevrouw Verboog zag wel dat Hilda nog niets begreep van hetgeen er gebeurd was. „Toe Laura", zei ze daarom, „ik heb alles aan mevrouw verteld, doe jij het nu aan Hilda". „Ja", zei Hilda's moeder, „gaan Jullie maar even naar boven, Laura's moeder blijft nog wel een half uurtje." En daar boven in Hilda's kamer, waar Laura al zoo dikwijls geweest was, vertelde ze wat ze dien vorigen avond gehoord had en hoe boos ze daarom geworden was. Hilda was erg verontwaardigd. „Wat gemeen", zei ze, „nu begrijp ik best dat je zoo weggeloopen bent. Ze kunnen zeker met velen dat wij vriendin met elkander zijn." „Maar moeder zei toch dat het niet goed van me was, Hilda. En 'k heb er nu ook wel spijt van. Efcn je niet boos meer op me?" „Boos, welnee, 'k Houdt nu nog meer van je dan eerst. Wij willen samen altijd echte vriendinnen blijven, hé! Laat dan de anderen maar praten." Toen mevrouw Verlint de meisjes riep om beneden te komen, daalden ze gearmd de trappen af. „Daar zijn de twee getrouwen", glim lachte Laura's moeder, toen ze hen zoo zag binnenkomen FRANCINA. door C, E. DE LILLE HOGERWAA 1. Bakker, och toe, luister even. 'k Wou wat aan mijn Moedei, 'k Heb één stuiver en twee ce Maar ik ben 't koopen niet 2. Kan 'k wat lekkers daarvoor kr Jaapje blijft nu even zwijgen 'n Roomsoes of iets van fond! Want daar houdt mijn Moei 3. Chocola is ook heel goed, Niet te bitter, niet te zoet! Ik weet heusch niet, wat 't mi Deze peer van marsepein? 4. O, is die te duur, geef dan Maar voor zeven cent fondaiJn 't Zakje is wel heel erg klein. Maar wat zal het lekker zijn! 5. Weg loopt 't baasje met zijn schi Blij, dat hij voor Moeder had Een verrassing. Moeder lacht. Jaap vraagt: Had je wel ge< 6. Moes, dat ik voor jou wat koet Je zei wel, dat 'k uitgaan mo En van 't zakje met fondant Smullen Moes en Jaapje dan, (Nadruk verboden.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 14