Het vliegongeluk bij Messina - De „Majestic" en de storm OVERSTE SAXON 75sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. rm Het ongeluk met de Engelsche militaire oliegboot bij Messina. Negen Britsohe vliegers werden bij dit ongeluk gedood. De lijken zijn aan boord van het oorlogsschip Durban" gebracht voor over-» brenging naar Malta. Een der kisten wordt aan boord gebracht. Historische Avonturenroman door G. P. BAKKER. 41) Een hellebaardier trad binnen, salu eerde. ..Overste kapitein Govaerts wenscht u te spreken". ..Kapitein Govaerts? Wie zou dat zijn?" .haat binnenkomen". .Kapitein-ingenieur Govaerts was de senansmeester, die had moeten constatee- ïen dat Willem de Schipper een Hollander was. Saxon had geen acht op den naam «slagen. Hoe lang was dat nu al ge lsden?" ..Overste", zei hij, „ik heb dikwijls van J gehoord. En daar we landgenooten zijn, aeb ik verlof gekregen u te bezoeken", hij sprak HollandsCh met een vreemd accent. .Bat is heel vriendelijk van u, kapitein". ..Uw maal staat nog onaangeroerd, zie U moet eerst flink eten en een glas "token. In zwarte oogenblikken heeft ™n de meeste kracht noodig. Ik weet on- scveer wat uw moeilijkheden zijn, maar vrees voor het noodlot is dikwijls erger jan het noodlot zelf. Zij ondermijnt de Facht en verzwakt den helderen blik, noodig om den vijand te bestrijden. Zoo- 'aag de bijl niet gevallen is, staat het noord nog op de schouders". ■to het huis van den gehangene ..Toch wel. Maar eet en drink eerst". Ka pitein Govaerts schonk twee roemers vol. „Uwe gezondheid". Saxon dronk. De woorden van den kapi tein hadden de gedachten van den gevan gene een andere richting gegeven. Onwil lekeurig begon hij te eten. De ander keek vroolijk toe. „En nu", zei hij zacht, zoo zacht, dat een derde het gefluister onmogelijk zou kun nen verstaan. „Ik heb toevallig een vriend van u ont- mkoet". Saxon keek hem verbaasd aan. De ander knikte bevestigend. „Ik deed een wandelritje. En daar zag ik aan den kant van den weg een jonge schipper zitten, een breede jongen met bolle wangen. Een Groninger, dacht ik, even breed als zijn tjalk of kof en even bolwangig als de boeg van zijn schip. Ik riep hem in het Hollandsch toe „Zeg, hoe kom jij hier verzeild?" De jongen vloog overeind, keek me aan en zei: „U is ook Groninger?" „Dat kon", zei ik. „Veel scheelt het niet. Mien mouder was 'n Gröneger wicht Het eenige Groningsch, dat lk ooit gespro ken heb". „En u is keizerlijk officier?" „Ook dat". ,Dan heeft God u gezonden", zei hij. „U zou mij een grooten dienst kunnen bewij zen door mijn groeten over te brengen aan mijn vriend Willem, die door de kei zerlijken gevangen genomen is. Hij moet ginds in het kamp zijn". „Wil je hem bevrijden?" vroeg ik. „Dat lijkt me nog al een onderneming". „Neen", zei hij. „Maar ik zou gaarne weten hoe het hem ging". „Ik vertelde hem uw geschiedenis, voegde er bij dat de veldmaarschalk u dezen nacht door een peleton Waalsche ruiters zou laten halen om u naar Halle over te brengen en dat Von Pappenheim juist weer vertrokken was". Saxon had met de grootste belangstel ling geluisterd. „En toen?" vroeg hij. „En toen, niets meer. Hij vroeg me nog of ik geen middel wist u te bevrijden. Maar ik maakte hem duidelijk dat ik als keizerlijk officier dat niet mocht doen, zelfs niet als het in mijn macht stond. Ik beloofde hem echter de groeten aan u over te brengen". „Ik dank u hartelijk", antwoordde Saxon. „Hij is een beste jongen". „En nu, overste", hij reikte Saxon de hand, „heb ik mijn boodschap overge bracht. Mocht ik nog het een of ander voor u kunnen doen, dan gaarne! Eenige escadrons van Montecucouli's kurassiers zijn naar Bingumstein vertrokken. Het schijnt niet mee te vallen het kasteel te nemen. Misschien is dat voor u een kleine troost. Het is overigens geen geheim. In elk geval kom lk u nog eens opzoeken. Het zij hier of in Halle". Toen de kapitein vertrokken was, ver zonk Saxon weer in gedachten, maar ze waren opgewekter dan vóór dit bezoek. Hij combineerde, Edzke, de meester. Zij had den hem toch niet geheel vergeten. Hij stond op. Op de tafel lag een reiger veer. Hoe kwam die daar? Hij wist zeker voor het bezoek van den kapitein was die er niet geweest. Een boodschap? Eensklaps werd het hem duidelijk. Van den meester. Het oude teeken van het veemgerecht, de reigerveer, die de hoofdman der rechters achter het oor droeg. Zou een ander rech ter ingrijpen? Zou er iets gaan gebeuren? Maar eerst moest hij slapen, een paar uren maar. Hij voelde zich doodmoe. Zijn oogen vielen dicht en weldra was hij onbe wust van hetgeen er om hem heen voor viel. Maar in den droom zag hij een rei gerveer, het teeken, dat een eeuw geleden den meest dapperen ridder den doodschrik op het lijf had gejaagd en waar zelfs vorsten voor hadden gesidderd, doch voor hem had die veer een andere beteekenis. Brand! Brand! klonk in het kamp. Saxon schrok in zijn tent op van het ge schreeuw en het rumoer, het loeien der vlammen, dat 's nachts zoo geheimzinnig en onheilspellend de menschen uit den slaap wekt. Hij hoorde lawaai in het wachtlokaal. Toen schreeuwde een stem: „Wachtmeester, je staat met je kop nu voor den gevangene. Laat je mannen niet aan den haal gaan, wat er ook moge ge beuren. Het kamp brandt aan vier kanten. De buitenste tenten staan in vlam en de hevige wind wakkert het vuur aan. Denk er aan, blijf op je post". De wachtmeester trad binnen. „Overste", sprak hij, „het geheele kamp staat in lichte laaie. De soldeniers zijn onder aan voering van kapitein Govaerts bezig met het blusschingswerk. Rijen mannen bren gen de emmers water over van het riviertje naar de brandende tenten. Ik sta met mijn hoofd voor u in. Belooft u mij op eerewoord, niet te zullen ontvluchten?" „Opdat jy het lijf zult kunnen redden en ik hier kalm verbranden? Daarvoor voel ik niets, vriendje. Neen samen uit, samen thuis". De wachtmeester keek op zijn neus. „Hoe is de brand ontstaan?" „Dat weet niemand, maar het moet brandstichting zijn. Een brand ontstaat niet van zelf op zooveel plaatsen tegelijk". „De soldeniers zullen het vuur wel mees ter worden", oordeelde Saxon. „Misschien, maar die vervloekte wind. Ik heb niet veel lust hier oon te komen". „Ik evenmin", opperde Saxon. „Laten we dan samen vluchten". „Als u mij uw woord geeft". „Neen, wachtmeester, dat heb ik reeds den veldmaarschalk geweigerd". De wachtmeester ging naar buiten. Een oogenbllk later kwam hij terug. „Ik ben bang, dat ze de vlammen niet meester worden. Aan den zuidkant begin nen de mannen te vluchten, ofschoon men doorgaat met blusschen. Kijkt u maar". Hij opende de deur van de groote tent. Saxon zag de vlammen, hoorde het tumult, maar in de wachtzaal zaten nog altijd .een viertal hellebaardiers en voor de buiten deur stonden de twee nog altijd op post. Als de brand erger wordt, krijg ik een kans dacht hij. Al zijn moed begon te herleven. Maar juist op dat oogenfolik werd zijn hoop den bodem ingeslagen. Hij hoorde de hoeven van een groot aantal paarden. „Madre Dios", klonk een stem met een onmiskenbaar Spaansohen klank. „Ook een grap om een brandend kamp binnen te rijden. Wie is hier commandant van de wacht? Kom te voorschijn". De wachtmeester trad naar voren. De officier steeg van zijn paard. Twee Waal sche ruiters volgden hem. „Hier is een bewijs van veldmaarschalk Von Pappenheim om een gevangene uit te leveren. Ik moet hem naar Halle escor teeren". .(Wordt vgrvolgd), j SONJA VAN SNEEUW. De Amerikaansche beeld houwer Wildcard Wide heeft voor het groote ijs-carna- yal jn Dartmouth een beeld van sneeuw van de kunst schaatsen-rijdster Sonja Henie gemaakt. DE GROOTE OCEAAN-STOOMER MAJESTIC" kon tengevolge van den storm pas 24 uur later vertrekken, das was vastgesteld. De Majestic" jn de haven van Southampton, omgeven door sleepbooten. 10 MAART zal de Ame rikaansche bokser Ha rnas (boven) te Hamburg tégen Schmeling ponder), boksen. HET CARILLON bestemd voor het 'helden-monu ment te den Helder wordt op de Jaarbeurs te Utrecht geëxposeerd. De klokken in de fabriek te Heiligerlee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5