Jaargang Donderdag 14 Februari 1935 No. 7 HET VLAS LEERDE KENNEN. RAPPORTEN. (Een Noorsche Sage), et bergland woonde vele eeuwen een boer, die dagelijks met zijn er op uit trok en als dan rustig ie op de berghelling liep te grazen, boer, die altijd kruisboog en pijlen n, op de gemzen-jacht. Op een en hij weer een gems bemerkte, op eens het dier achter een rots- rdwijnen, dat heel hoog lag. Jörgen, itte de boer, achtervolgde de gems. lij het rotsblok gekomen, dat op k lag, waar zelfs in den zomer de niet smolt, bemerkte hij in een gelegen gletscher een groote ope- Denkende, dat de gems wellicht men was gegaan, begaf hij zich arheen en in 't geheel niet be ging ook hij de opening, die heel heen, binnen. Tot zijn groote ver stond hij toen weldra in een ge il druipsteen, waarin groote, licht- inde steenen, die het geheele ge it in de verste hoeken verlichtten, it licht zag Jörgen toen weer iets s. Hij, die de gems zocht, zag plot en tiental in 't wit gekleede jonge die een kring vormden rond een ihoone vrouw, die een als zilver ld gewaad droeg en in haar rech- i een tuiltje blauwe bloemen liield. moet de sneeuwkoningin zijn", ie boer en hij wilde vlug de grot d. Doch de in 't zilver gehulde had ook hem reeds opgemerkt, ga nog niet heen, schaapher- gen", sprak ze vriendelijk. „Ik ken en weet, dat je een braaf en eer- rnsch bent. Alleen moet je mijn niet meer achtervolgen. Beloof je jn dieren voortaan rustig te laten dan mag je iets meenemen uit ijk, als een herinnering aan mij, Holda". 1). verblind door de schittering der neelen, die het gewaad der vrouw oomden, keek met knippende oogen rond. Maar niets was er, dat hij vond dan het tuiltje blauwe bloe- haar rechterhand. Hij begon daar- t verlegen: „Vrouw Holda, als het m ik, als herinnering aan u, heel een paar van die mooie blauwe jes meenemen en ze bewaren als idenken. ieed een zeer verstandige keuze, ïerder" sprak de vrouw, terwijl ze et geheele tuiltje gaf. „Want de zullen je geluk en voorspoed i. En omdat je wensch zoo beschei- wil ik je óók wat bloemzaad geven, et je op je akker zaaien...." zei de vrouw niet, want plotseling iet hevig te onweeren en nog vóór- er aan dacht, was vrouw Holda de lichtende druipsteen-grot op fdwenen en stond hij zelf buiten loene berghelling, waar zijn kudde >tig liep te grazen. Doch dat, wat beleefd, geen droom was geweest tgen wel aan het tuiltje blauwe o en het kleine zilveren dcosje, alléén bloemzaadjes waren, moet ik toch dadelijk aan mijn 'ertellen", dacht Jörgen. Hij ver- Morgen krijgen we rapporten! 'k Vrees voor onvoldoende Fransch; 'k Wou, dat ik zoo goed kon leeren Als mijn oudste broertje Hans! Hij heeft altijd mooie cijfers En een schitterend rapport; 't Mijne leg 'k met angst en beven Stilletjes naast Vaders bord. Vader zegt: „Als je je best doet, Kijk ik heusch je niet zwart aan, Al zag 'k liever op je lijstje Niets dan mooie cijfers staan. Hans leert vlot en jij met moeite. Maar span je ie belden in. Dan gaat het met mijn twee jongens Tóch naar wensch en naar mijn zin.' HERMANNA (Nadruk verboden.) zamelde toen vlug zijn schapen en ging naar huis. „O, jij domme man", sprak de vrouw, nadat hij haar de bloemen en de zaadjes had getoond en daarbij van zijn ontmoe ting met vrouw Holda vertelde. „Wat heb ben wij aan die bloemen en die zaadjes? Waarom vroeg je niet een van die schit terende steenen. die je tegenflonkerden, zooals je zegt? Ja, dkn waren wij op eens rijk geweest „Ja, je hebt misschien wel gelijk", zei Jörgen. „Maar die bloemen en die zaadjes zullen ons toch óók geluk brengen, heeft vrouw Holda gezegd. Daarom wil ik die bloemen bewaren, totdat zij tot stof zijn vergaan. En het bloemzaad zaai ik op een van mijn akkers". Zoo deed toen Jörgen, Maar hoeveel zaadjes hij ook uit het doosje nam, de inhoud verminderde niet en toen, begrij pende dat vrouw Holda's geschenk toch wel iets héél bijzonders moest zijn, strooide hij het bloemzaad ook op zijn pas omge ploegd bouwland, dat eenlge bunders groot was. Hij wachtte geduldig af, of ook daar de zaadjes zouden ontkiemen. En dit ge beurde al spoedig. Overal, waar hij het vreemde zaad had uitgestrooid, kwamen weldra frisch-groene plantjes op, die steeds hooger werden. 't Was in een maanlichten nacht, toen Jörgen over zijn velden wandelde. Steeds denkende aan de groene plantjes, die nog geen bloemen droegen, kon hij dien nacht niet inslapen. Terwijl hij, al voortgaande, over dit alles weer nadacht, zag hij plot seling een als in nevel gehulde gedaante, die zegenend de handen over het veld uitstrekte, op hem toezweven en daarna oogenblikkelijk weer verdwijnen. Eenlgszins bevreesd voor dit vreemde verschijnsel, hep Jörgen vlug naar huis, wekte zijn vrouw en vertelde haar, wat hij had gezien.. „Je hebt zeker in je slaap buiten ge wandeld", sprak de vrouw. „En natuurlijk heb je alles gedroomd. Kom, ga naar bed!" Jörgen zei hierop niets; hij ging naar bed. Doch nauwelijks brak de nieuwe dag aan, of hij stond op en liep weer naar zijn akkers. Toen zag hij, dat de groene plan tjes kleine bloemknopjes hadden gekre gen, En iederen dag werden de knopjes grooter; daarna openden zij zich en wa ren witte bloempjes, die zich steeds verdér openden. Maar hoe de bloempjes hem ge luk zouden brengen, neen, dit begreep Jörgen nog niet. „Wat heb je nu aan dat bloemzaad ge had?" vroeg dan ook op een dag, toen de witte bloempjes reeds verdorden, Jörgens vrouw. „Wanneer komt nu het geluk?" Jörgen schudde zwijgend het hoofd, hij wist het niet. Dien nacht echter kon hij weer niet in slapen en omdat buiten de maan zoo prachtig scheen, besloot hij op te staan en eens door de velden te wandelen. Weldra stond hij toen weer op den ak ker, waar hij eens de nevelgedaante had zien zweven, en hij keek naar de witte bloempjes, die nu geheel verdord waren. Toen trok er op eens weer een nevel over het aan den akker grenzende veld, een nevel, die ook nu weer een menschelijke gedaante had, en nu hoorde Jörgen een stem, die zacht, doch duidelijk, tot hem sprak: „Ge hebt op uw velden mijn vlas bloempjes gezaaid en goed verzorgd! Nu komt het geluk, Jörgen!" De stem ging toen voort met den verbaasden man te vertellen, hoe hij het vlas moest oogsten, hoe het daarna moest gehekeld en gespön nen worden en hoe ze het moesten weven en bleeken. Zoo hoorde toen Jörgen alles over het vlas, en nadat de stem, vrouw Holda's stem, hem dit alles had verteld, verdween óók weer op eens de nevelge daante. „Je hebt weer gedroomd, man", sprak weer Jörgens vrouw, nadat hij haar alles had verteld. Doch 't duurde niet lang, of ook zij leerde het geheim der vlasplant kennen en zij waardeerde nu óók het ge schenk van vrouw Holda, want 't was een der nuttigste geschenken! Van heinde en ver kwam men dan ook het linnen koopen, dat Jörgen gezaaid en geoogst en zijzelf gehekeld, gesponnen, geweven en gebleekt had. Heel oud werden Jörgen en zijn vrouw. En het tuiltje blauwe bloemen, dat eens vrouw Tolda hem gaf, bewaarde hij nog altijd. Want frisch waren de bloempjes gebleven. Maar op een dag, toen Jörgens vrouw, heel oud geworden, stierf, verwelkte eeni- ge dagen later het bloemtuiltje. Toen be sloot Jörgen nog ééns den berg te beklim men, om de opening naar vrouw Holda's verblijf te zoeken. Moeizaam leunende op zijn stok, beklom toen de oude man den berg tot aan den top, waar hij werkelijk weer, in den glet- cher, de opening vond. Aarzelend ging hij er binnen. Hij wilde nog éénmaal vrouw Holda zien en haar bedanken voor het ge schenk, dat hem zooveel voorspoed had ge bracht. En toen,Neen, nooit zag men toen op aarde den ouden Jörgen terug," zegt de sage. „Hij mocht blijven wonen in de door schitterende steenen verlichte druip steengroot, want zijn taak op de aarde had Jörgen volbracht! Het vlas was be kend! TANTE JOH. 1) Bij ons meer bekend als „vrouw Holle", waarvan het sprookje vertelt, dat, als zij haar bed schuldt, zóódat daaruit de veeren ronddwarrelen, het op de aaide sneeuwt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 13