laargang
Donderdag 7 Februari 1935
No. 6
In de Vriendjes en
pinnetjes van Z.-Afrika
EN DE BUURTJES.
HOE DE REIS VAN
ROLLEBOL AFLIEP!
Kinderen,
I daar kwam de post alle dagen
[stapeltje brieven brengen. Alle-
1 kinderen, die het Jeugdblad van
|ch Dagblad lezen. Alles bij elkaar
(el meer dan honderd brieven ge-
(iet alleen uit Leiden, maar uit
en, waar het Leldsch Dagblad
pordt. En dat zijn er heel wat,
er een brief uit Doetinchem.
Itinderbij voegsel bij de krant is
wat fijn. Je moet weten, dat ik
!altijd de groote menschen ver-
pit de krant las.... ja, omdat er
jeugdblaadje was. En kijk! nu
groote menschen het jeugdbij-
want ook heb ik brieven van
[gehad, die om een correspondent
Jifrika vroegen.
|eisje uit Den Haag schreef mij,
grootmoeder altijd het jeugd
jaar haar opstuurde: dat ls leuk,
Hendrika? En dat is ook een
Jee van jullie, schoolkinderen uit
voude, om gezamenlijk te schrij-
schoolkinderen in Zuid-Afrika.
geloof, dat er nu al heel wat brie-
|eis zijn naar 't verre Zuid-Afrika.
uilen daar straks weer veel kin-
Ij zijn, als de post hun zoo'n
lief uit Holland brengt!
Tistje met Afrikaansche brieven is
pg niet leeg, hoor. Jongens adres-
c niet meer, maar van meisjes nog
ek wel van meisjes die met een
lillen correspondeeren, dus als er
J iemand ls die zegt: „Hè Ja, ik zou
J wel willen meedoen aan die cor-
Intle!", dan kan die nog gerust
(schrijven. Maar denk er dan wel
adres en leeftijd op te geven en
lts aan postzegels bij te doen voor
l en onkosten.
Ihrijvertjes en schrijfstertjes: be-
por jullie aardige brieven, hoor,
I sommige met zulke mooie plaat-
|aie hartlike groete van
TANTE MARIE,
klaan 12, Boskoop.
Vader had een auto;
1 mocht haast altijd mee!
p dat; zoo zou je zeggen
was Jantje ontevree!
IKeesje van de buren
(dikwijls in de tram,
pochten met het bootje
aar Grootpa in Oosthem.
lacht: ik wou wel ruilen! -
Ie buurtjes dachten dat,
l't meer dan prettig vinden,"
lm Vader 'n auto had!
het om te lachen,
I om 't eig'ne niet veel geeft
u het mooist wilt vinden,
|n wat een ander heeft!
HERMANNA.
|uk verboden.)
door
C. E. DE T.n.T.E HOGERWAARD.
Hup! Met een vaartje sprong de bal,
dien Hansje in de handen had, weg en
het heuveltje af. Teleurgesteld keek zijn
baasje hem na, want als Rollebol, zooals
Hansje zijn bal altijd noemde, zóó hard
wegliep, zou hij 'm natuurlijk niet kun
nen inhalen.
Rollebol was in een ondeugende bui.
Waarom hij zoo'n haast had? Wel, hij
vond het zóó kinderachtig en eentonig,
altijd bij zijn baasje te blijven en niet
meer van de wereld te zien, dan den weg,
dien Hansje liep, dathij besloot op
zijn eentje een voetreis te maken. Waar
heen, kwam er niet op aan, als het maar
ver, heel ver weg wasl
Toch was Hansje een goede baas voor
Rollebol geweest. Dat Moortje, de poes,
hem een paar dagen geleden achterna ge-
loopen en daarbij leelijk gekrabd had, kon
Hansje niet helpen Het baasje was er zelfs
boos om geworden en had op Moortje ge
bromd.
Maar Rollebol wilde eens op zijn eentje
op reis gaan: heelemaal zonder baasje.
Zijn eigenbaas te zijn, dat leek hem het
grootste geluk, dat er voor een bal was
weggelegd.
Hansje wist niet, dat Rollebol op een
gelegenheid wachtte om te ontsnappen.
Anders zou hij 'm wel stevig vast ge
houden hebben, vooral op het heuveltje!
Maar de ondeugende bal had gedacht:
„Nu of nooit!"
Tijd om naar Hansje om te kijken, gunde
hij zich niet. Ais hij het gedaan en het
bedroefde gezichtje van zijn baasje gezien
had, zou hij misschien nog spij t gekregen
en zijn vaart ingehouden hebben!
Zelfs onder aan het heuveltje gekomen,
spande hij al zijn krachten in om vlug weg
te rollen. Op den weg ging 't veel moei
lijker dan op de helling, maarwat
voelde hij daar?Een schop van een
groven schoen. Hansje zou hem uit
angst, zijn heldere kleuren en mooie tee-
keningen te beschadigen zeker nooit zoo
ruw behandeld hebben. Maar aan den
anderen kant was hij blij, dat hij nu weer
zoo'n vaart kreeg en een heel eind verder
rolde. Hup! daar was de schoen weer! En
op eens moest Rollebol denken aan iets,
wat Hansje's Moeder gisteren aan Rietje,
zijn zusje, gezegd had: „Wie mooi wil zijn
moet pijn lijden!" Hij dacht: „Wie verre
reizen maken wil moet pijn lijden!" Het
was een troost en hij moest die pijn dus
maar verdragen. Maarprettig was 't
niet, want al heel gauw deed zijn heele
lichaam hem pijn.
Auzoo'n harden schop had hij nog niet
gehad en hij vloog met een duizeling-wek
kende vaart die zelfs onzen Rollebol te
kras was! voort. Eindelijk bleef hij uit
geput liggen. Toen hij langzamerhand
wat op adem kwam en tot zijn verwonde
ring niet meer voortgetrapt werd (de
Jongen met de grove schoenen was een
anderen kant uitgegaan) zag hij, dat hij
aan den rand van een grooten plas lag.
En wat ontdekte hij toen? Zijn eigen
beeltenis! Rollebol had in het huis van
Hansje's Vader en Moeder zichzelf meer
malen in een spiegel gezien en was dan
niet weinig IJdel op zijn mooie kleuren
en teekeningen geweest, maar nu
Nee maar, wat zag hij er uit! Vol mod
der en zóó geschaafd door den ruwen
schoen en de harde straatsteenen, dat hij
zichzelf nauwelijks herkende. Wat een bal
toch gauw veranderen kan!
Er kwam een bedroefde trek op zijn
rond gezichtje en op eens was het denk
beeld: alleen op reis te gaan, niet meer
zóó aanlokkelijk, als 't hem eerst gesche
nen had. Maar toen de bal wat uitgerust
en misschien ook aan zijn nieuw spiegel
beeld gewend was, dacht hij toch: ,,'t
Beste zal zijn mijn reis maar te vervol
gen. Welke ontdekkingsreiziger heeft zich
ooit door de eerste de beste moeilijkheid
van zijn plannen laten afbrengen?"
Juist op dit oogenblik kwam er een
jongen met een stok. De jongen gaf hém
een zacht duwtje en riep verheugd tegen
de dame:
„O, Moeder! Kijk eens, wat 'n groote
bal!"
Rollebol dacht: „Wat een groote bal!
De eerste de beste ziet, dat ik niet mooi
meer ben! Maar ik moet mijn ijdelhêid
overwinnen. Misschien is groot wel Beter
dan mooi.
Hij kreeg een zetje en liep nu een klein
eindje voort. Toen bleef hij weer ligggen.
En hij had nu juist zijn reis willen ver
volgen! Dat was een tegenvaller! Maar
als hij heelemaal uitgerust was, zou hij
zeker in staat zijn verder te reizen.
Na een tijdje was hij werkelijk zóó ver,
dat hij er naar snakte zijn reis te kunnen
vervolgen, maar dat viel tegen! Hij was
niet in staat, ook maar nog zoo'n klein
eindje verder te rollen. En in eens drong
het tot hem door, dat hij, die op zijn
eentje, een groote reis op den vlakken weg
had willen melken, niet vooruit kon ko
men, alsniemand hem hielp en dat
hij dus niet zonder baasje kon.
Toen Rollebol dat inzag, begon hij op
eens vreeselijk naar Hansje te verlangen,
die toch zoo'n goed baasje voor hem ge
weest was. Waar.... waar zou hy zijn?
Rollebol wist natuurlijk niet, dat Hansje
verschrikt naar huis Was geloopen, bij zijn
Moeder zijn nood geklaagd had en dat,
toen zij samen het heuveltje hadden af-
geloopen om hem te zoeken, hij zijn reis
al begonnen was en.zij hem aan den
verkeerden kant zochten! Rollebol wist
ook niet, dat Hansje's Moeder naar 't po-
litie-bureau was gegaan om aan te geven,
dat de bal verdwenen was. Hij had het
immers veel te druk met zichzelf gehad!
Hoe Rollebol ook naar zijn baasje ver
langde, hij was veel te ver weggerold om
door Hansje gevonden te worden.
Na een tijdje voelde Rollebol, dat hij
opgepakt werd. Even flitste de gedachte
door zijn ronden bol: „Daar is ie!" Maar
in het volgend oogenblik wist hij reeds,
dat hij zich vergist had, want een meisjes
stem riep: „Emmy, kijk eens, wat ik ge
vonden heb!"
„Je mag 'm niet houden!" zei het an
dere meisje. „Laat 'm maar stil liggen, dan
vindt het jongetje of meisje, van wie hij
is, hem misschien wel terug."
En Rollebol, die dacht naar zijn baasje
teruggebracht te worden, voelde zich weer
voorzichtig op den grond leggen. Hij had
nu heelemaal geen lust meer te reizen en
zou zijn mooiste teekening ervoor gege-