OPENING DE ECONOMISCHE POLITIEK. 75,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 31 Januari 1935 Derde Blad No. 22963 NIEUWS UIT BELGIE. BINNENLAND. Geheime protocollen in de handels-overeenkomsten met Duitschland en België? f MORGENMIDDAG 2 UUR (Van onzen correspondent). De dreigende algemeene mijnwerkers- staking. Naar aanleiding van regeerings- maatregelen inzake werkloosheid en pensioenen. Brussel, 29 Jan. 1935. Bij het slot van onzen vorlgen brief schreven wij dat, bij de heerschendc poli tieke verwildering, het niet anders kan of België moet nog moeilijke dagen te gemoet gaan. Wie, van buiten af, de in de inter nationale pers verspreide berichten leest over de politieke gebeurtenissen in België, moet den indruk krijgen, dat deze moei lijke dagen reeds zijn aangebroken. In derdaad, de nationale socialistische mijn werkerscentrale heeft besloten een alge meene mijnwerkersstaking uit te roepen, met ingang van 4 Februari, indien het decreet van de regeering, genomen op grond van de volmachtswet, waarbij het niet wordt herroepen. Het is op dezen datum, dat ook de nieuwe regeling voor den werkloozensteun ingaat. Het is bekend, dat de regeering een deflatlepolitlek voert. Zij wil de goudpari teit handhaven en streeft naar vermin dering van de duurte, door allerlei maat regelen en naar een begrootingsevenwicht door bezuinigingen. Dit begrootingseven wicht is, voor dit jaar, niet bereikt, maar de raming is eerlijk en het is te verwach ten dat de werkelijkheid beter zal zijn dan de vooruitzichten, en dat de begroo ting practisch wel sluiten zal. Het komt slechts aan op eenige millloenen. Doch de bezuinigingen omvatten ook de loonen. De duurte is. onbetwistbaar, verminderd in België, vergeleken bij enkele jaren terug, maar de loonen zijn in een grootere Verhouding gedaald. En de laatste loons verlaging voor het personeel in openbaren dienst heeft tot ernstige misnoegdheid aanleiding gegeven, vooral daar de loonen van tientallen kleine categorieën bedien den werkelijk niet meer te verminderen waren. Zoo is het mogelijk geweest, dat te Brussel een betooging is gehouden tegen de loonsverlaging. Verder is er de pijnlijke kwestie van de werkloosheid. De regee ring bestrijdt deze door een nieuwe pro gramma van werkverschaffing, doch zij Beeft ook een geheel nieuwe opvatting van den werkloozensteun. Volgens haar moet gebroken worden met de methode geld te geven zonder tegenprestatie. Zij heeft een stelsel uitgedacht, waarbij de openbare besturen van de steuntrekkenden werk kunnen eischen. Dit werk zou vergoed worden tegen een eenigszins lager loon dan gewoonlijk wordt betaald, doch het aantal uren werk zou slechts zooveel be dragen, als in verhouding tot het betaalde loon redelijk is. Hierbij wordt gestreefd naar vermijding van het misbruik, dat sommige werkloozen liever wat minder ontvangen en niet werken, dan werken en wat meer ontvangen. Verder wil de regeering de werkloozen eenige bezigheid verschaffen. De regeering heeft tevens in haar bezuinigingsmaatregelen een verla ging betrokken van de mijnwerkerspen sioenen, met 5 tot 18 t. h. Een gehuwd mijnwerker ontving tot dusver een pen sioen van 7080 fr. per jaar. Een boven- grondsch arbeider ontvangt echter slechts 4780 fr. Het is tegen deze maatregelen dat de agitatie voornamelijk van de socia- listen gaat. Het is nu de vraag of deze socialistische agitatie de regeering zal doen vallen of niet. Wij meenen het niet, tenministe er lijn aanwijzigingen, dat de regeering eer der geneigd is door onderhandelingen eenige verzachting toe te staan van de jongste maatregelen. Bij de opening van het parlement is heden door de socialisten een verzoek tot interpellatie van de regee ring ingdiend. Het is te verwachten dat de regeering op haar meerderheid zal kunnen rekenen. Er blijft natuurlijk de Borinage. Het is echter totaal verkeerd deze mijnstreek als een tweede Asturië voor te stellen. Het probleem van de Borinage is jaren oud. Wij kennen de streek vrij goed, doordat wy er tientallen keeren zijn geweest bij mijnrampen, stakingen enz. Zij staat steeds aan het hoofd, als het er om gaat hevig radicaal te zijn. Doch de atmosfeer kunnen wij niet beter schilderen dan door een geval dat wij meemaakten in 1932, bij de revolutionnaire mijnwerkersstaking. Te Quaregnon was de stemming tegen de gendarmen zeer gespannen. De bevolking zocht slechts een gelegenheid om tot een algemeen gevecht te komen. Wij troffen de gendarmen aan. een 300-tal, ingekwar tierd in verschillende gebouwen langs den rijksweg naar Bergen (Mons). Slechts onder leiding van den hoofdman der socialistische verweertroepen, Plumat, konden wij het wagen midden in den incht in de mijnwerkersgemeente door te dringen. De straten waren opgebroken, barricades waren opgericht, de straten lagen vol gebroken flesschen, de riool- deksels waren opgelicht, onzichtbare sta len draden over de straat gespannen enz. Kortom, men had zich een waren burger oorlog gedacht. Alles was stil in de hoofd straat, en men zag er geen mensch. Doch in de belendende straten zaten de tien duizend mijnwerkers neergehurkt, in af wachting om op het eerste signaal, de verwachte gendarmen te lijf te gaan. Maar de gendarmen kwamen niet. Zij wisten wel beter. Doch het spelletje van de barrica des was voor de arbeiders een afleiding geweest, 's Anderdaags verschenen er gen darmen in de straten en werd een 100-tal arbeiders verplicht de straten schoon te Waken. De ondergrond van de beweging is nu "el ernstiger. Verschillende werklieden- groepen hebben ernstige bezwaren doen gelden. Verder is het een feit dat van de ruim 30.000 mijnwerkers 10.000 werkloos aijn en de anderen slechts een viertal dagen per week werken. Zij kunnen dus vervaarlijk veel verliezen. De opofferin gen moeten door hen waarlijk zwaar wor den gevoeld, meer dan ln de andere mijn- jokkens. Hun toestand is hopeloos, omdat net bekken economisch geen uitkomst weer heeft. Maar dat is niet van van daag. Het is deze hopeloosheid die een ge vaar vormt, en die er geen rekening mee *an houden, dat de kas voor de mijn- an..^Pensioenen een tekort heeft van dor™ - Doch Het is waarschijnlijk, dat DE UITGAVEN VOOR 's LANDS DEFENSIE. VEILIGHEIDSWACHT OF WEERMACHT. - verstandig op te treden, en door gemoetkomlngen de regeering de uit een5 ,nSe.n aal weten te voorkomen van "steking, welke, indien zij toch moest I toreken, onbetwistbaar door harde mld- Voorloopig Verslag der Eerste Kamer. Blijkens het Voorlooplg Verslag der Eerste Kamer over de begrooting van Defensie bleven sommige leden op het standpunt staan, dat eenzijdige ontwape ning waaronder zij verstonden: vervan ging van onze weermacht door een een voudige veiligheidswacht, dewelke zeer wel ln staat zal zijn, aan de beide genoemde doeleinden te beantwoorden de ln deze dagen van bezuiniging op 's Lands uitga ven aangewezen oplossing ls. Sommige andere leden herinnerden er aan, dat zij vroeger eenzijdige ontwapening voorop gesteld hadden als middel om tot internationale ontwapening te komen. In de tegenwoordige tijdsomstandigheden vonden zij aanleiding, dat standpunt dus danig te wijzigen, dat de laatste moest voorgaan, hetgeen echter niet wegnam dat zij, evenals de leden, hlervoren aan het woord, een veiligheidswacht wenschten in stede van een weermacht, mitsdien sterke vermindering van uitgaven op de huidige legertoerusting. Dit sluit in, dus betoogden deze leden, een ernstig verschil van uit gangspunt tusschen den Minister ter eener zijde en hen ter anderer met name na het gebeurde in Februari 1933 toen 's Ministers beleid een wending had geno men in de richting van steeds krachtiger bewapening. Vele leden konden zich met die beschou wingen niet vereenigen. Zij betreurden, dat de Regeering niet meer den nadruk had gelegd op de handhavong van onze neu traliteit, ln welk doel onzer weermacht tevens het vereischte ligt opgesloten, dat die weermacht ook preventief zal kunnen werken, m. a. w.: zoó sterk moet zijn, dat zij vreemde machten ervan zal weerhou den, ons grondgebied te betreden en, des noodzakelijk, ln staat zij den eersten stoot op te vangen. Verscheidene leden uitten hun waardee ring voor het standpunt, hetwelk de Minister bij deze begrooting had Ingeno men wat betreft de noodzakelijkheid van meer uitgaven voor 's Lands defensie. Naar het oordeel dezer leden beschouwt de Minister de actie, ten onzent gevoerd voor een versterking van leger en vloot, ten onrechte als een actie tegen zijn beleid, terwijl die juist ten doel heeft, hem zooveel mogelijk te steunen. Althans zoo meenden zij te moeten verklaren, niet billijken, de krasse bewoordingen, waarin hij ln de an dere Kamer het optreden van enkele oud- opper-en-hoofdofficieren had gelaakt, die critiek op den toestand onzer weermacht hadden durven oefenen. Deze leden bepleitten inkrimping van het aantal thans bestaande lichtingen 15 en daarnevens verhooging van het jaarlijksche contingent dienstplichtigen, als wanneer ook een derde herhalingsoefe ning zal moeten worden ingevoerd. De leden, hier aan het woord, waren zich wel iswaar er van bewust, dat een uitbreiding van het jaarlijksche contingent als zij hadden bepleit, financieele offers zou vra gen, doch zij waren van oordeel, dat die, bij een uitbreiding van de lichting tot 27.000 of 30.000 manschappen, betrekkelijk gering zouden zijn, terwijl de innerlijke sterkte van het leger er slechts baat bij zou hebben. Sommige andere leden, hoezeer ook over tuigd, dat een verbetering onzer weer macht niet zal kunnen uitblijven, waren echter niet aanstonds bereid met laatst bedoeld voorstel in te stemmen. Huns in ziens zouden de kosten, aan de verwezen lijking ervan verbonden, in hun geheel een bedrag vormen, dat 's Lands schatkist zeker thans niet zal kunnen opbrengen. Vele leden verklaarden, in het algemeen accoord te gaan met de plannen en voor stellen, welke de Minister bij deze begroo ting had ontworpen. De leden, wier beschouwingen bij den aanvang van dit verslag zijn weergegeven, stemden ln geenen deele met het boven staande in. Zij betreurden, dat de Regee ring van haar aanvankelijk voornemen, op de uitgaven van de defensie een bedrag van f. 12 millioen te bezuinigen, had afge zien. De leden, die van oordeel waren, dat tengevolge van de bezuinigingen de weer kracht van ons volk aanmerkelijk was ver zwakt, betoogden voorts, dat zulks met name het geval was ten aanzien van onze zeemacht. Eenige dezer leden achtten zoowel groot als klein materieel noodig, o.a. ten minste een tweetal kruisers, waarvoor de gelden zouden kunnen worden gevonden, indien werd afgezien van het plan, een bedrag van 110 millioen te bestemmen voor de droogmaking van den noordoostelijken polder van de Zuiderzee. Er werd aangedrongen op: le. uitbrei ding van het verbod, zonder toestemming van de Regeering wapenen en munitie te vervaardigen, tot alle oorlogsmateriaal in den ruimsten zin des woord en 2e. uitbrei ding van het verbod, zonder vergunning van de Regeering wapenen en munitie in, uit en door te voeren, tot alle oorlogsma teriaal. BURGEMEESTER LAMBOOY GEOPEREERD. De burgemeester van Hilversum, den heer J. M. J. H. Lambooy heeft gisteren te Utrecht een operatie ondergaan, welke gunstig is verloopen. De patiënt maakt het goed. delen zal worden bestreden. De regeering heeft geleerd door de les van 1932, die haar toen evenzeer heeft verrast als de socialistische leiders zelf. Sedert lang zijn militaire maatregelen genomen, om elke revolutionnaire actie te onderdrukken, ook met geweld, en de provincie-gouverneurs hebben nu het recht, op grond van de wet, op te treden in de plaats van de bur gemeesters, allen socialisten, die reeds hebben geweigerd de wetsbesluiten toe te passen. Zoodat nauwelilks kan worden ge aarzeld op de vraag wie de overwinning zou behalen. Indien het tot een staking komt, vooral daar in dit eeval. door haar politiek karakter ln 1932 ging het om de loonen de openbare meening :.iet onverdeeld aan de zijde der mijnwerkers zal staan. CONTINGENTEERING VAN LINOLEUM. Wijziging in de contingenteering van steenkolen. Een wetsontwerp is Ingediend tot rege ling van den invoer van leder, geïsoleerde electriclteltsleldingen en verpakkingsglas met uitzondering van bemand glaswerk, alle verlengingen). Voorts ls Ingediend een wetsontwerp tot contingenteering van den invoer van lino leum, waartoe bij K.B. van 7 Januari ls besloten. De toelichting daarvan zegt o.m.: De invoer van linoleum vertoont ln het bijzonder in het laatste halfjaar een zeer sterke stijging terwijl de export van de Nederlandsche linoleumfabriek daaren tegen in aanzienlijke mate ls teruggeloo- pen. De invoer uit Duitschland. Oostenrijk en Rusland hebben een uitgesproken over matig karakter aangenomen. Ten gevolge van den voortdurend aanhoudenden druk der niet tot het concern behoorende fa brieken dreigde de Nederlandsche lino leumfabriek van de markt te worden ver drongen. Er zal een onderzoek ingesteld worden naar de importeursbelangen. Der halve is de contingenteering slechts voor drie maanden vastgesteld en draagt zij voorshands een voorloopig karakter. Verder zijn nog wetsontwerpen ingediend betreffende contingenteering (verlenging) van den invoer van kunstzijde, manufac turen. kousen, sokken, linnen en halflin nen manufacturen en tapijten, de invoer van naaigaren en den invoer van steen kolen en stikstofhoudende meststoffen. Ten aanzien van de steenkool wordt op gemerkt: Ter tegemoetkoming aan bezwaren, naar voren gekomen in de eerste periode der contingenteering werd thans een splitsing gemaakt tusschen huisbrand- en industrie- kolen. waarvoor een waardegrens als maat staf werd aangenomen. De minister ver wacht. dat door dezen maatregel de be langen worden gediend zoowel van de Nederlandsche producenten van huis brandkolen als die van importeurs, die ln de laatste jaren den Invoer van huisbrand- kolen hebben verzorgd. Vervolgens worden de aanspraken der importeurs thans ge baseerd op hun invoeren in de met de con- tingenteertngsperiode overeenstemmende tijdvakken van 1931. 1932 en 1933. Door deze wijze meent de minister in belangrijke mate te zijn tegemoet gekomen aan de wenschen, die ten aanzien van de uitvoe ring der contingenteering van de zijde van den handel zitn geuit. o WACHTGELD AMBTENAREN BIJ GEZONDHEIDSCOMMISSIES. Secretarissen met minder dan vijf dienst jaren worden uitgesloten. Verschenen is de memorie van Antwoord Inzake het wetsontwerp tot regeling van de aanspraken op wachtgeld van de ge wezen secretarissen van en de gewezen ambtenaren in den zin der Ambtenaren wet 1929 in vasten dienst en tijdelijken dienst bij de voormalige gezondheids- commissiën. Aan deze Memorie is het volgende ont leend Bij nadere overweging heeft de Minister 't voornemen om van de te treffen wacht geldregeling uit te sluiten de secretarissen die op den datum van de opheffing der Gezondheidscommissiën een diensttijd hadden als secretaris van minder dan 5 jaar. Voorts noopt de toestand der open bare geldmiddelen den Minister de voor genomen regeling nog eenigermate te beperken Met name stelt hij zich voor den maximumduur van 't wachtgeld voor hen, die ten tijde van het ontslag kost winner van een gezin waren te stellen op l'/i jaar, voor de overigen op 1 jaar. ter wijl het wachtgeld met inachtneming van dien maximumduur zal worden toegekend gedurende twee maanden, vermeerderd voor de kostwinners met 2 maanden en voor de niet-kostwinners met 1 maand voor eik jaar door hen volbrachten dienst tijd. Het wachtgeld zal bedragen 100 pet. van de laatstelijk genoten bezoldiging ge durende de eerste twee maanden, daarna voor dé kostwinners 70 pet. en voor de niet-kostwinners 60 pet. van die bezoldi ging. Voor de ambtenaren bij de Gezondheids commissies was die betrekking hoofdbe trekking. De billijkheid eischt, dat hun wachtgeld wordt toegekend op denzelfden voet als aan andere ambtenaren. DE „KONINKLIJKE" A. N. W. B. Praedicaat door H. M. de Koningin verleend. H. M. de Koningin heeft aan den A.N. W.B., Toeristenbond voor Nederland, het praedicaat „Koninklijke" verleend. m Naar wij vernemen, zal het bestuur van den A.N.W.B. aan de eerstevolgende alge meene ledenvergadering voorstellen de statuten in dien zin te wijzigen, dat de naam voortaan zal luiden: „Koninklijke Nederlandsche Toeristenbond A.N.W.B." o ARNHEM ROUWT OM HET TOLGELD. Feestelijkheden afgezegd. Het bestuur van de Arnhemsche Ver- eeniging voor Vreemdelingenverkeer heeft in overleg met B. en W. van Arnhem be sloten, de feestelijkheden, die gedurende tien dagen in Mei a.s. zouden worden georganiseerd in verband met de opening van de vaste brug over den Rijn, niet te laten doorgaan. Dit besluit houdt ver band met het voornemen der regeering om op deze brug tolgeld te heffen. o GEPENS. SCHOUT BIJ NACHT S. P. L'HONORÉ NABER. Gisteren heeft de gep. schout bij nacht S. P. l'Honoré Naber te Den Haag onder groote belangstelling, vooral uit marine kringen, zijn 70sten verjaardag gevierd. Deze dag werd door den jarige wegens zijn lichamelijke gesteldheid in intiemen kring doorgebracht. Van vele zijden mocht hij echter geluk- wenschen ontvangen, terwijl een schat van bloemen in zijn huis prijkte. In den loop van den middag heeft de gep. vice-admiraal W. A. Mouton namens alle marine-vrienden den jarige toegespro ken en hem gehuldigd als zeeman, als wetenschappelijk schrijver en als histori cus. Schout bij nacht Naber dankte in en kele kernachtige woorden zijn huisgenoo- ten en zijn vrienden en haalde tal van oude herinneringen op. (Vad.) DE STEUN AAN SCHEEPVAART EN INDUSTRIE. Verschenen is het voorloopig verslag der Eerste Kamer over de begrooting van Eco nomische Zaken voor 1935. Aan dit verslag wordt het volgende ontleend: Met bijzondere erkentelijkheid werd her dacht hetgeen door minister Verschuur tot stand was gebracht. Ten zeerste werd ge waardeerd. dat mr. Steenberghe bereid was gevonden het beheer van dit zoo omvang rijke departement op zich te nemen. Men was van oordeel, dat hij zich tot dusverre op lofwaardige wijze had gekweten van zijn taak. Met klem wordt aangedrongen op ver betering van de werkgelegenheid en de verwachting werd uitgesproken, dat de minister daartoe zou medewerken door te bevorderen, dat steun wordt verleend aan de industrie in grootere mate dan thans geschiedt. Enkele leden hadden zich afgevraagd of in de afgelooDen Jaren de economische voorlichting wel dermate was verzorgd als indertijd in het voornemen lag toen, na ampel onderzoek in de regeeringsbureaux en in de commissie-Posthuma. eindelijk met de instelling van dat instituut een aanvang was gemaakt. Is, zoo werd ge vraagd. die voorlichting niet volkomen secundair geworden naast de handelspoli tiek? Enkele leden oefenden critiek uit op de bepaling van den werkkring van den nieu wen directeur-generaal van den landbouw, wiens ambtsgebied voornamelijk zal raken den „Niet-crisis arbeid in den landbouw". Zij betreurden zoodanige beperking, naar dien huns inziens bij den landbouw-crisis- arbeid en niet-crisisarbeid onverbrekelijk samenhangen. Deze leden achten 't voorts overbodig, dat de directeur-generaal den voorlichtingsdienst van de afdeeling land bouw opnieuw zal oreanlseeren. Het hoofd van dien dienst heeft voor een goede in richting daarvan zorg gedragen, alsook den voorgenoemden dienst in overeenstemming gebracht met de gewijzigde tijdsomstan digheden. Mede in verband daarmede be pleitten zij in het ambtsgebied van den nieuwen hoofdambtenaar ook de practi- sche zijde, namelijk het crisiswerk te be trekken. Gevraagd w-erd of de bezetting van het departement thans berekend is op de groote en veelzijdige vraagstukken, welke thans op een oplossing wachten en de hoogste eischen stellen aan de bekwaam heid en de werkkracht van de ambtenaren, met de bestudeering daarvan belast, Vele leden waren zeer teleurgesteld door de resultaten van onze handelspolitiek in de laatste jaren. Het had eenige leden ten zeerste be vreemd. dat bij de Tweede Kamer geen wetsontwerp was ingediend tot goedkeu ring van 't op 15 December 1933 te 's-Gra- venhage gesloten Nederlandsch-Duitsch verdrag over de regeling van het goede renverkeer, hetwelk naar verluidt, reeds is vervangen door een op 22 December 1.1. tot stand gekomen internationale regeling. Zij zagen hierin een aanduiding van den achterstand, welke, naar werd vernomen, ten Departemente van Economische Zaken heerscht. Andere leden meenden te weten, dat aan het indertijd vanwege de regeering gepu bliceerde handelsverdrag met het Duit- sche Rijk een geheim protocol was toege voegd, waarbij de bevoegdheid van invoer van goederen uit Duitschland te beDerken, sterk aan banden was gelegd. Gaarne zouden deze leden vernemen of zij te dier zake juist waren ingelicht, en zoo ja, waar om dan van de bedoelde restrictie niet aan de Staten-Generaal vertrouwelijk mede- deeling was gedaan. Een gelijksoortig geval zou zich. naar hun was gemeld, met het Nederlandsch- Belgische handelsverdrag hebben voorge daan, waaromtrent eveneens opheldering werd gevraagd. Verscheidene leden waren van oordeel, dat de economische politiek der Regeering te wenschen laat, en nóch constructief, nóch consequent mag worden genoemd, hetgeen vooral in dezen tijd ten zeerste moet worden betreurd. Zoo zijn, dus betoogden zij, haar be moeiingen met de scheepvaart en industrie veel geringer dan die met den landbouw. Zoodanige achterstelling van twee be langrijke bronnen van volkswelvaart kan hun inziens niet alleen leiden tot verdere opheffing van nuttige en eertijds ioonende ondernemingen, doch bovendien de vesti ging van nieuwe en uitbreiding van be staande belemmeren, waarop huns inziens de economische politiek juist behoort ge richt te zijn, met het oog op de hand having en de schepping van werkgelegen heid. Deze leden meenden, dat de verleening van steun aan de industrie rechtstreeks zal kunnen geschieden, bijvoorbeeld door het verstrekken van credieten voor den aan bouw van nieuwe schepen, het geven van voorschotten, het toekennen van export premies, verlaging of ontheffing van in voerrechten voor grondstoffen en mate rialen, enz. Vooral onze, in groote moei lijkheden verkeerende, metaal-industrie, waarvan de scheepsbouw een zoo voor naam deel vormt, dient spoedig en krach tig te worden geholpen Wil men dien voornamen bedrijfstak voor ondergang behoeden, dan achtten deze leden snel handelen van overheidswege geboden. Algemeene verlaging van het prijzenpeil achtten andere leden te onzent een eerste noodzaak, en zij spraken de hoop uit, dat de minister daartoe zal willen medewer ken. o.a. wat de prijzen van de landbouw producten betreft. Eenige leden achtten wijziging van de tariefwetgeving van groot voordeel voor onze nooddruftige industrie. Al rijzen moeilijkheden, zoodra de modus quo moet worden vastgesteld, toch mag worden ge constateerd, dat de verschillende opvat tingen van belanghebbenden op dat stuk elkander steeds dichter naderen. Deze leden gaven in overweging, den invoer uit andere landen door verhooging van het invoerrecht te beperken als maatregel van represaille ten aanzien van die mogend heden, die den invoer van Nederlandsche artikelen naar haar gebied beletten of tegengaan, De toekenning van zoodanige bevoegdheid aan het landsbewind bij de wet achtten zij dringend noodzakelijk, welke wet daarmede een defensief karak ter zou krijgen, en een machtiging zou moeten geven aan den betrokken minister om, des noodig, terstond en zelfstandig maatregelen van dien aard te treffen. Enkele, leden keurden af, dat de Mi nister in zijn Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer een hecht verband had gelegd tusschen de contingenteering van den invoer en de heffing van invoerrecht. Naar aanleiding hiervan duchtten zij. dat het oude stelsel van den vrijen handel allengs geheel zou worden verlaten. Sommige leden vestigden de aandacht op een betreurenswaardig gevolg van het systeem, dat bij beperking van den Invoer van bepaalde goederen de invoervergun ningen worden verleend aan dengene, die de goederen importeert. Daardoor worden namelijk de handelsagenten en commis- sionnairs door wier bemiddeling eertijds de koop uit het buitenland geschiedde, geheel uitgesloten. Mitsdien heeft hier een over heidsmaatregel het uitoefenen van de bedoelde bedrijven, die in het internatio nale verkeer hun bestaansrecht voldoende hebben aangetoond, eigenlijk onmogelijk gemaakt. Verscheidene leden wezen op den ern- stigen toestand, waarin de industrie van kunstzijde hier te lande verkeert, waar door honderden werklieden zijn ontslagen. Enkele leden bepleitten beperking van den invoer van spiegelglas, opdat worde voorkomen, dat de spiegelglasfabriek te Sas-van-Gent worde gesloten. Vele leden bepleitten tegemoetkoming aan de borstelindustrie door beperking van den invoer van borstelwerk en borstelhout. MERKWAARDIG JUBILEUM IN DEN HOUTHANDEL. Een in ons land en ook buiten onze grenzen bekende onderneming, de N.V. Houthandel v.h. Bontetooning en Aukes, welker kantoren en opslagplaatsen ge vestigd zijn aan de Houthaven te Amster dam. zal morgen niet minder dan 225 Jaren bestaan. Morgenmiddag wordt ten kantore der firma receptie gehouden. UIT NED. OOST-INDIE. REORGANISATIE KANTOREN FACTORIJ NEDERL. HANDEL-MIJ. BATAVIA, 31 Jan. (Aneta). Aneta ver neemt, dat de kantoren van de Factorij der Nederlandsche Handel-Mij. in Ned.- Indië administratief zullen worden gere organiseerd, terwijl waar mogelijk de werkzaamheden ook zullen worden ge centraliseerd. Uit deze maatregelen die uiteraard worden doorgevoerd tot het ver krijgen van bezuigingen, zal het ontslag van eenige subaltern personeel voort vloeien. BANDJIRS. DJOCJA, 31 Jan. (Aneta). Eenig snel opvolgende bandjirs vernielden den dam van den inlaat van de spuisluis op de sui kerfabriek Gesiekan in de buurt van DJocja. Ook dit waterwerk werd vermeld; hetgeen een schadepost beteekent van f. 10.000, Het bandjirwater steeg tot 1 me ter 20 boven den damkruin, de hoogste stand welke ooit ls bereikt Onmiddellijk is begonnen met den bouw van een nood-dam, ter beveiliging ook van de groote verkeersbrug, welke honderd meter verder gelegen is. RECLAME. 5530 AUTOMOBIEL- EN MOTORRIJWElr I TENTOONSTELLING AHSTEUDAM'- .7 ;C33 GEOPEND VAM 10 V.Hv-5 M.M «M VAN 8 N.M,-10'N.M. SLUITING ZONDAG 10 FEBR. 5 Toegangsprijs f. 1.», ind. belasting

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 9