De brand te Culemborg - Bloemen voor Prinses Juliana OVERSTE SAXON 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. Groote brand te Culemborg. De wereldtentoonstelling te Brussel. De voorbereidingen zijn in vollen gang. Een der groote gebouwen ,,La vie catholique Beige" genaamd, op het tentoonstellingsterrein. Het gebouw krijgt vier koepels en zes obelisken. EEN ZWARE BRAND WOEDDE TE BATHMEN. Een moden en graanhandel brandden geheel uit. De verwoesting. Historische Avonturenroman door O. P. BAKKER. 21) ,,Ik begrijp u niet", antwoordde Saxon. Zijn uitspraak klonk Oost-friesdh. ,,Ik ben een Hollandsche zeeman. We zijn uit Gro ningen met graan gekomen voor het gar nizoen. Mijn maat gaf mij uw boodschap. Ik zei: ,,'t Zal Treesje zijn". „Treesje. Wie is dat?" „De dochter van Joost uit de havenkroeg. Een aardig kind. Maar mijn maat zei: Die Was het zeker niet". En u bent toch gekomen" „Welzeker. Mijn vriend meende dat het voor Iemand zou zijn, die iets op zijn ge weten had of om een andere reden van hier naar Hamburg wilde vluchten. Dat gebeurt meer. Dan hadden ze jou ook kun nen vragen meende ik". „Dat lijkt me juist". „Mij ook", vervolgde de schipper. Hij haalde de pijp en tabak te voorschijn en hegon langzaam te stoppen. „Maar Edzke, een slimme vogel, zei: Willem, ze houden Jou natuurlijk voor den schipper. Jij bent de oudste". „Zoo zal t zijn, antwoordde ik, ik zal gaan". „Was u niet bang?" De schipper keek verwonderd. .Bang, waarvoor? Ik ben een Hollandsch seeman, heb niets op mijn kerfstok, bezit hlets wat het stelen waard is en overi gensHij wees met den steel van zijn pijp naar zijn kortjan. „Scherp als een scheermes. Bij mij komt men niet zoo ge makkelijk aan boord". Zij keek hem lachend aan. „U Is een uitstekend tooneelspeler", zei ze. „Ik begrijp u niet. U heeft beslist den verkeerden man laten roepen. Jammer. Het beste zal zijn dat ik vertrek". Hij stond op, zij ging voor de deur staan. „Neen", zei ze. „Ik laat u zoo niet gaan". „Wat belieft u?" Hij liep naar haar toe, sloeg zijn armen om haar heen, lichtte haar op ondanks haar tegenstribbelen, om haar op zij te zetten. Hij dacht: nu zal ze wel om de hulptroepen gaan schreeuwen. Maar ze sloeg beide armen om zijn hals en drukte haar hoofd tegen zijn wang. „Wat is u heerlijk sterk", hijgde ze. „Niet weggaan. Het Is geen vergissing". HIJ zette haar neer. Ze bleef vlak bij hem staan. „De zou u bijna beginnen te gelooven, maar ik volgde u door de bosschen. U had mijn belangstelling opgewekt. Ik vond u zoo'n aardigen man, zag u naar den heu vel gaan en toen ik u als een Jongen man op het paard zag springen en wegrijden, rechtop als een geboren ruiter, werd mijn nieuwsgierigheid mij geheel de baas. Als vrouw moest ik dat eigenlijk niet zeggen, maar ik voelde mij sterk tot dien ouden speelman aangetrokken. Toen hij een jonge man bleek te zijn Ze kreeg een kleur. Zelfs bij het flakkerend kaars licht ontging dat Saxon niet. „En toen ik u zag als zeeman in Maagdenburg, voelde ik dadelijk dat u het moest zijn". „Dat was vreemd", zei Saxon met een nauwelijks merkbaar glimlachje. „Misschien wel", zei ze zacht. „Ik vond dat zelf ook, maar ik houd van avonturen en u werkte op mijn verbeelding. Ik dacht steeds aan u. Ik zag voortdurende uw hel dere blauwe oogen". „Een liefdesverklaring van een mooie vrouw en bij Venus, mooi is ze", dacht Saxon, maar hij zweeg. „Ook weet ik", vervolgde zij. „waarom u naar Maagdenburg gekomen is". Saxon haalde de schouders op. Zij keek hem lang aan en hij zag een zachten glans ln haar groote, groene oogen. Door dien langen warmen blik was het of zijn wantrouwen langzaam wegsmolt. Hij ging weer zitten en zei „Dan weet u werkelijk meer dan ik". „Toch ls het zoo en niet anders. Ik bracht u dadelijk in verband met den ver borgen schat. Het doel was niet om de onderaardsche gang in de lucht te laten springen, ofschoon daarboven een gedeelte van Mansfeldt's staf in het klooster onder gebracht is. De keizerlijke officieren geloo ven dat. maar men zocht de kostbaar heden. Na het gevecht in de onderaardsche gang „Maar ik weet niets van dat gevecht", viel Saxon haar in de rede, „dan hetgeen ik van de soldaten in de havenkroeg toe vallig heb gehoord". „En wie sprong 's nachts in de Elbe na eerst zijn bebloede kleeren te hebben uit getrokken". Saxon sprong weer op, greep naar zijn kortjan. Ze pakte hem bij den arm: „Neen", zei ze. „Heb geen angst, ik zal u niet in een valstrik lokken en ik zou u niet kunnen verraden. Wees toch ver standig. Vertrouw mij Het zou me toch niet moeilijk geweest zijn u door een enkele aanwijzing aan uw vijanden over te leveren. Ik volgde u uit belangstelling". Saxon deed nog een poging haar op een dwaalspoor te brengen. „Maar u kan mij niet gezien hebben. Ik ben dien avond niet van boord geweest". „U vertrouwt mij niet. U wilt niet voor de waarheid uitkomen. Ik zal u het vol ledig bewijs geven. U stond daar naakt in het maanlicht. Ik stond dicht ln uw nabij heid en u vroeg uw vriend: „Kan je zwemmen?" En uw vriend ant woordde „Als een snoek". „Dan t water ln, de Elbe afzwemmen tot het schip", luidde uw antwoord. Ik heb het gesprokene woord voor woord herhaald. Er kan geen sprake zijn van een toeval. U keek rond, maar zag mij niet en toch was ik dicht bij u, heel dicht. Ik had u met mijn hand kunnen aanraken. U sprong te water juist bij een dikken boom aan uw linkerhand. Herin nert u zich dat?" „En als het eens waar was?" vroeg Saxon. „U weet dat het waar is, maar wat doet dat er toe. U heeft groot gelijk. Ik vind het prettig dat u niet bezwijkt voor de eerste beste vrouw, al is ze niet oud en leelijk en uw geheimen niet dadelijk bloot geeft. Maar nu is het ook genoeg". Ze richtte zich ln haar volle lengte op en ondanks zichzelf moest hij haar bewon deren. .Blank als een degen", dacht hij „en tocheen verstandig mooi gelaat om ringd door een aureool van goudblond haar Ze was een dame. Dat was hem dadelijk opgevallen, toen ze haar mantel had afgedaan, een echte dame, geen boerendeerne of zigeunerkind Hij bekeek haar van het hoofd tot de voeten. Een lachje gleed om haar iets te groo- ten, ztnnelijken mond. Ze stond voor hem, draaide zich half om en vroeg schertsend: „Beval ik u nog al?" „U is werkelijk heel mooi en heel ver leidelijk", kwam onwillekeurig over zijn lippen. Haar glimlach werd duidelijker. Haar oogen begonnen te schitteren. „Ik ben zoo blij dat u dat vindt. Dat zal alles veel gemakkelijker maken. Mag ik nu mijn verhaal voortzetten? Vindt u het goed?" „Ja", antwoordde Saxon. „Ik zal aan dachtig luisteren. Ik ben werkelijk zeer nieuwsgierig". „U kwam zoeken naar de kostbaarheden van de prinses Von Ebertot. U wist blijk baar iets, maar niet genoeg. Bij haar ver trek uit Maagdenburg heeft ze die met een Waalschen hopman verborgen. Overal heeft men gezocht, maar niemand heeft iets gevonden. Velen hebben reeds door dien schat het leven verloren. De hopman zelf. Kroaten, die hem hebben gezien. Rui ters van Pappenhelm, die de prinses ver volgden, maar den schat zelf vond nie mand. Toch was het algemeen bekend dat ln het huis met den toren kostbaarheden van onnoemelijke waarde aanwezig waren. Ik heb gehoord dat het huis als nummer één op de conflscatielljst van Von Pap- penheim stond". „U schijnt veel te weten", opperde Saxon. „Ik weet veel meer. U wilt nu uw leven wagen om dien schat te vinden. U zult misschien ook daardoor den dood vinden, tenzij „Tenzij?" viel Saxon haar ln de rede. (.Wordt vervolgd). DE AANKOMST V AN DE NEDERIAND8CHE DEELNEMERS aan de Rallye van Monte Carlo te Valkenswaard. Links van Beeck Calkoen en tweede van rechts Bakker Schut. Het gebouwencomplex van de sigarenfabriek van v. d. Tak en Co. te Culemburg brandde geheel af. De brandweer stond machteloos tegenover de vuurzee. De uitgebrande fabriek. BLOEMEN VOOR DE PRINSES. Twee jeugdige Hagenaars, die ge hoord hadden van de ongesteldheid van H. K. H. Prinses Juliana, deden van hun belangstelling blijken door aanbieding van een bouquet bloemen, welke door jhr. v. Kinschot, ordonnansofficier van Hare Majesteit da Koningin, namens de Prinses in ontvangst werden genomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5