Nieuwe Moerdijk-brug - Tentoonstelling Flora 1935 te Heemstede OVERSTE SAXON fS,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. De eerste overspanning voor de nieuwe MoerdiJk-verkeersbrug. Bouw van 'de eerate overspanning voor deze nieuwe brug op de werf van Penn en Baudujn te Dordrecht. Historische Avonturenroman door O. P. BAKKER. 19) Er ging een daverend gelach op, de spanning, die gevolgd was op de woorden van den zeeman, was verdwenen. „Vrouwen zijn trouw, zoo lang je er bent en dan nog niet altijd", lachte slimme Karei. „Alleen de man, wien het aangaat, wil dat niet gelooven". „De mannen zijn zeker beter", viel Leen hem in de rede. „Leen, geef me een luit", antwoordde Karei, „dan zal ik Je het antwoord geven". Ze pakte een groote luit, die aan den wand hing. Karei stemde en zong met een welluidendestem. Alle gasten vielen in bij het keerrijm, dat somber getoonzet was met een zeer droefgeestige draai. „Kameraden", opperde Gustaaf. „Wie zingt er nu een vroolijk lied. Zeg zeeman, zing een versje van de zee". „Ik wil wel", antwoordde Edzke, „maar vraag 't mij niet. 't Berouw komt steeds te laat. Hier, Willem, mijn vriend, is de beste zanger van Engeland tot de Bal- tische Golf". Allen drongen bij Willem aan. Hij aar zelde, greep de lult en begeleidde zich sober op enkele snaren en zong: Het anker op, het zeil staat bol. Vaarwel mijn vaderland. De reis begint, het hart is vol, Want ginder aan het strand Staat nog het allerliefste kind Dat ik ooit heb ontmoet. We zijn elkander goed gezind, Wuift de matrozenhoed. Vaarwel, vaarwel mijn lieveling Houdt moed, de reis is ras volbracht En 't liedje, dat ik dan weer zing Komt uit een hart, dat vroolijk lacht. Een -gouden ring breng ik je mee Houd moed mijn lief. Houzee. De wind steekt op, het mastwerk kraakt De storm groeit tot orkaan. Reeds menig noodkreet wordt geslaakt. 't Is pompen of vergaan. Dan denk ik aan mijn vaderland Ik zie een lief gezicht En grijp het roer met sterke hand Het zwaarste werk wordt licht. Vaarwel vaarwel mijn lieveling, enz. En waar het schip ook laadt of lost Daar schrijf ik haar een brief. Soms krijg ik ook een van de post Het eind luidt: 'k Heb je lief. Dan grijp ik mijn harmonica, Mijn lied schalt langs de ree En heel de manschap zingt dan dra Het keerrijm met mij mee. Vaarwel, vaarwel mijn lieveling, enz. Het versje had succes en luidruchtig werd het refrein meegezongen. Toen de gasten voor de laatste maal het r.efrein gezongen hadden, riep slimme Karei: „Vrienden, laten we nu een spelletje spelen om een rondje bier. Ik krijg dorst van het zingen". Hij haalde drie dobbel- steenen uit zijn zak. „In orde", zei de oude veteraan,, „maar mijn teerlingen zijn beter". „We spelen met alle zes", besliste Gustaaf. „De hoogste worp wint". Allen stemden met het voorstel ln, ook de schippers. Ze wilden zich niet aan hét spel onttrekken, ofschoon ze wisten dat er gewoonlijk ruzie op volgde. Karei telde. Twaalf mannen. De hoogste wint dus. „Neen", opperde Willem. „Ik gooi altijd veel. Ik stel voor dat de hoogste het ge noegen zal hebben de eereronde aan te bieden". „In orde, cavalier". „Nu", meende Edzke. „Je kunt wel zien, Willem, dat Jij gisteren gage gebeurd hebt. Het geld brandt je in den zak". ,,'t Is nog niet zeker dat ik het genoegen zal hebben". „Als je dat zoo'n groot genoegen vindt, makker, mag je wel een rondje geven", bracht Jens in 't midden. „Trees, twaalf kruiken Hamburger!" be stelde Willem. „Mogen we meedrinken?" vroeg ze. „Zeker I Wie zou zoo'n mooie vrouw iets kunnen weigeren?" „Je schijnt goed in je geld te zitten", merkte Karei op. „Ga je 's avonds wel eens alleen uit? En waar ga je dan langs?" „Neen", antwoordde Edzke. „Wij gaan altijd met de kippen naar kooi. Kom ons maar eens opzoeken. We zullen ter eere van jou de loopplank met groote groene zeep verven". Het bier werd gebracht. „Cavaliers", zei Willem. „Tot weerziens. Het schip is gelost. We hebben altijd ge zelligheid gevonden. Op uw aller gezond heid". „Leve de Hollandsche zeelui", riep slimme Karei. „Holland schijnt een goed land te zijn". Ze dronken uit. Willem gaf Edzke een knipoogje. „Kom maat", zei hij. „We moe ten naar boord. Morgen begint de dag als de hanen kraaien". Maar bij de deur keek blonde Trees Wil lem met haar grooteblauwe oogen aan. Hij nam haar bij het volle daglicht eens goed op. Ze was een lieve verschijning met haar blozend gezichtje en haar dikke blonde vlechten. Het korte zwarte rokje en het diep uitgesneden roode keurslijf, afge zet met Vlaamsche kant, deden haar jonge gevulde gestalte voordeelig uitkomen. Ze was in staat menig man te verleiden. „Als je niets te doen hebt vanavond", zei ze en reikte Willem de hand, „kom dan bij mij. Achter door den tuin, klop zacht aan het tweede venster links van de deur. Pas op dat niemand je ziet". „En als ik nu wèl iets te doen heb?" vroeg Willem schertsend. „Kom dan ook", zei ze. ,Kom in elk geval". HOOFDSTUK XIV. „Ik kan hier geen terugvracht krijgen", beweerde schipper De Vries. „Ik heb mijn best gedaan, maar de handel ligt dood, wat mij overigens niets verwondert, want voor de legers is wel alles noodig, maar zij bren gen niets op dan dood en verwoesting". „Daar is iets van aan", antwoordde Saxon. „Ofschoon eerlijk gezegd Holland toch door den oorlog met Spanje tot bloei is gekomen". „Door de scheepvaart", meende de kapi tein. „Er is een sterk geslacht gevormd van ondernemende mannen, dat het opnemen kan tegen elke andere natie. Hoe grooter en avontuurlijker de reis, hoe meer kans op winst. Spanjaarden, Portugeezen en zelfs de Engelschen zijn niet meer tegen ons opgewassen, maar de Hanze hier, be- teekent niets meer, de Duitsche handel ligt op sterven. Mijn eenige kans is leeg naar Hamburg te varen en te trachten daar een vrachtje op te schommelen naar Holland. Gaat u mee?" „Ik heb hier nog iets te doen". „Als lk u een raad mag geven", sprak de oude, „dan zou ik niet in Maagdenburg blijven als het niet dringend noodig ls. Die geschiedenis onder den Dom heeft veel op zien verwekt. Ieder wordt met wantrou wende oogen aangekeken. Ik heb mijn ooren te luisteren gelegd en ofsdhoon er nog niets met zekerheid bekend is, doet de staf zijn uiterste best deze vreemde ge- ischledenis te onderzoeken. Morgen heel vroeg hijschen we de zeilen". Saxon wist dat de oude zeeman gelijk had, maar hij dacht er niet aan zijn onderneming ln den steek te laten. „U heeft het zonder twijfel bij het rechte eind", antwoordde hij, „maar ik kan nog niet weg. Ik moet wachten op den mees ter en de zijnen". „Zij zullen hun heil wel in de bosschen gezocht hebben en een tijdje verborgen blijven. Er zit hier iets onrustigs in de lucht. De wacht is verscherpt. De meester weet dat, hij is een te gladde vogel om zich te laten knippen". „Als het eenigszins mogelijk is zal hij weer komen opdagen", meende Saxon. „Ik zou liever hebben dat u in de buurt kon blijven. Het zal u geen windeieren leggen". De schipper dacht na. .(Wordt vervolgd). ALS JONGE KATTEN. Drie jonge tijgers uit den Londenecheh. Zoo ver maken zich uitstekend met een hen voorgehouden touwtje. MAXIE HERBER EN ERNST BAIER behaalden te St. Horiiz het kampioenschap kunstschaatsenrijden voor paren. Het paar na zijn overwinning. In het midden de bekende zanger Jan Kiepura. HET PROCES TEGEN HAUPTMANN TE FLEMINGTON. De beklaagde .(links) in het bijzijn yam twee politic-officieren jn gesprek met zijn vrouw tijdens het proces. NIET BANG VOOR DE KOUDE. Leden van de Ken Wood dames-zwemclub te Londen storen zich niet aan de eerste sneeuw. Alvorens in het water te gaan, vermaken zij zich met sneeuwballen gooien. VOORBEREIDINGEN VOOR DE INTERNATIONALE BLOEMENTENTOONSTELLING FLORA 1935 TE HEEMSTEDE. Het terrein met de lichtmasten, die des avonds een fantastisoh licht zullen werpen op de geëxposeerde bloemenpracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5