NEDERLAND IN DE CRISIS
75$te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 28 Januari 1935
Derde Blad
No. 22960
REDE VAN MINISTER DR. COLIJN.
BINNENLAND.
Slecht weer op komst!
O
Doorgaan met het nastreven
Aan een koffiemaaltijd, ln Krasnapolsky
te Amsterdam, van de leden van de Groote
Club-Doctrina en de Industrieele Club,
welke koffiemaaltijd door een 500 leden,
vertegenwoordigers van handel, scheep
vaart en industrie-, geld- en bankwezen
werd bijgewoond, heeft de minister-pre
sident, dr. H. Colijn, Zaterdagmiddag ge
sproken over de vraag: Wat kunnen wij
doen en wat moeten wij laten, om onze
ingezonken volkswelvaart te verhoogen.
De minister begon met erop den nadruk
te leggen, dat hij zou spreken over ver-
liooging van de ingezonken volkswelvaart
en niet over overbrugging. Overbrugging
doet de gedachten rijzen aan den oever,
die even hoog is als de andere; herstel
van de volkswelvaart onderstelt terugkeer
naar de toestanden van voorheen, en ln
dezen terugkeer heeft spr. geen geloof.
Spr. ging dan eerst na de oorzaken en
het karakter van de depressie, waarin wij
op het oogenblik verkeeren.
Sommigen maken zich van dit vraag
stuk wat al te gemakkelijk af door een
voudig te verwijzen naar de gevolgen van
den wereldoorlog; anderen werpen de
schuld op de weinig-doordachte vredes
verdragen; derde houden vast aan de ge
dachte van een der gewone conjunctuur-
holten, die in het oeconomische leven
regelmatig terugkeerden, al geven zij toe,
dat die holte ditmaal lang en diep is.
Niets van dit alles ls heelemaal onjuist,
maar evenmin is alles juist.
Men moet niet bulten beschouwing laten
de belangrijke fundamenteele wijzigingen,
opgetreden in het productieproces van de
wereld, welke wijzigingen zich reeds vóór
den oorlog manifesteerden.
Fundamenteele wijzigingen
Voornamelijk in de laatste helft van de
19e eeuw heeft de wereldeconomie zich
gekenmerkt door de ontwikkeling van de
buiten-Europeesche gebieden, met behulp
van Europeesch kapitaal, intellect en ten
deele Europeesche werkkrachten. Een
treffend voorbeeld daarvan leveren de
Vereenigde Staten van Amerika. Aanvan
kelijk was Amerika weinig anders dan de
leverancier van grondstoffen en voedings
middelen, waartegenover stond, dat de be
volking van Amerika in hare Industrieele
behoefte voorzag uit de Europeesche lan
den. Omtrent 1900 had zich de industrieele
ontwikkeling reeds ontplooid. 24 pCt. van
de Amerikaansche productie was uitvoer
geworden, wat betreft de afgewerkte pro
ducten. En dat proces zette zich met
enorme snelheid voort. In het midden van
de jaren van 20 was het percentage reeds
geslegen tot 42.
Een tweede voorbeeld, dat misschien nog
sterker spreekt, is Japan. In 1900 telde
dat land als industrieel producent nau
welijks mee, en de uitvoer uit Japan had
dan ook nagenoeg niets te beteekenen. In
1914 bedroeg de productie van de metaal
industrie in Japan al rond f. 60.000.000,
was de chemische industrie reeds in staat
om voor 150 millioen te produceeren en
was de waarde van de textiel-goederen-
productie reeds 600 millioen. Daarna komt
mede tengevolge van den invloed van den
oorlog, de ontzaggelijke versnelling.
Natuurlijk had een dergelijke industrie
expansie, die ver uitging boven de be
hoefte van het eigen land, ook invloed op
den uitvoer. Terwijl van 19141929 Enge
land, dat de voornaamste exporteur was
naar de Aziatische landen, zijn uitvoer
naar Azië met slechts 11 pCt. zag toene
men, nam de uitvoer van Japan met 300
PCt. toe.
Ziehier omstandigheden, welke aanwe
zig zouden zijn geweest ook zonder den
oorlog.
Spr. stelt er prijs op, te verklaren, dat
dit geen wijsheid is, ontstaan na de
feiten. Hij heeft hierop reeds gewezen, in
November 1922, in de Staten-Generaal.
Nu de vraag, welke tendenzen zijn uit
het voorgaande geboren?
Wat moeten wij nu doen? Welke ge
dragslijn moet Nederland volgen te mid
den van deze verwarrende tijden, om van
de volkswelvaart te redden wat er te red
den is.
Ter beantwoording van die vraag gaf
spr. als uitgangspunt eerst cijfers betref
fende de productie van 19131934 en voor
die van 1928—1934.
Vergelijkt men de cijfers van 1934 met
die van 1913 dan had Nederland een be
tere plaats dan de andere landen, maal
ais men ze stelt tegenover 1928 dan ziet
men, dat de achteruitgang van Nederland
grooter is. Alleen België staat dan op
lager peil.
Als wij nu in het licht van deze waar
heid vragen: Wat moet Nederland doen?
dan kan ten antwoord worden gegeven,
dat drie ernstige middelen worden aan
geprezen: le. protectie. 2e ordening van
het bedrijfsleven en 3e. devaluatie van
onze munt.
Protectie?
De voorstanders van een sterke bescher-
mingspolitiek stellen zich op het stand-
Punt: daar het buitenland onze producten
wet meer wil hebben, moeten wij voor
eigen productie onze binnenlandsche
marlet reserveeren door hooge heffingen,
waardoor de buitenlandsche goederen aan
de grens geweerd worden.
Spr. zal niet ontkennen dat ook wij, on
der de gegeven omstandigheden, verplicht
zjm meer aandacht te schenken aan de
olnnenlandsche markt. Dat kan op twee
wijzen. Vooreerst door een stelsel van con-
hngenteering en ten tweede door heffing
van rechten aan de grens, Spr. stelt hier
bij voorop, dat Nederland onder alle om
standigheden moet blijven uitvoeren. En
^■nevens wijst hij erop. dat handel en
Sj^dPVdart een groot deel van onze
'^welvaart schragen. De huidige regee-
g heeft daarom den weg der contin-
Benteering gekozen.
Nieuwe tendenzen.
tion Cie.eerste plaats heeft zich èn na-
en in den zin van groepsvorming
n streven ontwikkeld, dat er op gericht
Weri°m langzamerhand het economisch
««gebied te verdeelen in sferen van
der noodzakelijke aanpassing.
economischen invloed, En die groepsvor
ming begint zich eiken dag sterker af te
teekenen. Spr. noemt in de eerste plaats
de groep Rusland, bevattend 150 a 200
millioen zielen, die zich als een eigen
economische unit heeft gevormd. Dan het
geheele Britsche wereldrijk, dat evenzoo
bezig is een eenheid te vormen voor een
bevolkingsgroep, die 500 millioen zielen
omvat. Een derde groep is bezig zich te
vormen, onder leiding van Japan, op Azia
tisch gebied. En ofschoon er enkele tee
kenen zijn, uit welke wij wellicht mogen
afleiden, dat men in Amerika een open
oog krijgt voor de nadeelige gevolgen er
van, blijft men toch geneigd te denken
aan de vorming van een vierde groep, die
van de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika. En daartegenover staat niets
anders dan een verbrokkeld Europa, dat
ophield de leidende factor te zijn in de
wereld-economie, en dat ln dezen gewel
digen tijd niets beters weet te bedenken,
dan zichzelf verder te verteeren in oeco-
nomisch nationalisme.
Er zijn er die dezen toestand hebben
voorzien. Spr. denkt aan Briand, die ge
tracht heeft iets te bereiken in de rich
ting van nauwere aaneensluiting van de
Europeesche staten. Op de eerste verga
dering, die in Januari 1930 te Genève ge
houden werd, onder leiding van Briand,
was spr. door hem uitgenoodigd, ter in
leiding, een referaat te houden over den
oeconomischen testand in de wereld, en
Europa. Spr. voldeed aan dat verzoek. Alle
ministers van buitenlandsche zaken waren
er. Toen spr. zijn referaat gehouden had,
stond de Engelsche minister van Buiten
landsche Zaken, Henderson, op en ver
zocht verdaging van de vergadering ten
einde de aanwezigen in de gelegenheid te
stellen de inleiding te overdenken. In de
volgende vergadering stond een der minis
ters op (het was die van Zuidslavië), en
onderschreef het referaat door sterk pro
tectie aan te bevelen. En de andere mi
nisters gingen huiswaarts en deden wat
deze had aanbevolen.
Ordening van 't bedrijfsleven.
En nu het tweede middel: de ordening
van het bedrijfsleven. Nu reeds moet spr.
zich daarmee, meer dan hem lief is, bezig
houden. Maar, het spreekt vanzelf, als er
veel te veel wordt voortgebracht, moet er
iets gedaan worden om de productie te be
perken. Internationaal geschiedde dat
reeds met thee, tin en rubber. Ook natio
naal is dat noodig. Maar daarom gaat
het niet.
Er zijn sterke stroomingen in den lande,
die het begrip ordening zóó opvatten, dat
elke groep voor zich het groepsbelang in
handen moet krijgen en dat hiervoor aan
die groepen wetgevende bevoegdheid moet
worden gegeven, welke voor allen bindend
moet zijn. Tegen die groepsvorming heeft
spr. een overwegend bezwaar, omdat hij
niet gelooft, dat het gemeenschapsgevoel
hierbij boven het eigen belang zal wor
den gesteld Ook wordt bepleit dat overheid
zelve deze ordening tot stand zal brengen.
Maar dit zou beteekenen staatsslavernij
voor het bedrijfsleven. En daarvan heeft
spr. nog nimmer iets goeds in de wereld
gezien.
Spr. blijft van oordeel, dat wij onze
scheefgetrokken toestanden recht moeten
zetten en moeten waken voor de belangen
van de algemeene volksgemeenschap. Spr.
blijft van oordeel, dat we ln ons bedrijfs
leven de persoonlijke beteekenis van de
captains of industries niet kunnen ont
beren en dat wij daarom bij het vraagstuk
dat ons op het oogenblik zoozeer in be
slag neemt, met dubbele voorzichtigheid
te werk zullen moeten gaan. De overheid
zal zich daarbij behooren te laten leiden
door het algemeen belang van de volksge
meenschap.
In de derde plaats: de devaluatie! Men
verwacht hiervan verbetering van de po
sitie van onzen export; wij zullen heet
het bij lagere waarde onzer munteen
heid meer kunnen leveren, beter kunnen
concurreeren en althans voor het gelever
de meer guldens ontvangen,
Spr. vraagt daartegenover: Wie waar
borgt, dat wij meer zullen kunnen leveren?
Het contingenteeringssysteem is geen Ne-
derlandsche uitvinding. Dat bestond vroe
ger al in andere landen, en wordt daar
met veel meer kracht gehanteerd, met nei
ging tot toeneming ervan.
Zeker, men zal voor het geleverde meer
guldens ontvangen, maar wie brengt die
meerdere guldens op? In laatste instantie
wordt de meerdere last afgewenteld op
den consument.
Een tweede argument is, dat devaluatie
zoo gemakkelijk is om van schuld af te
komen. Inderdaad. Maar men stelt het
wat al te eenvoudig voor, als men zich
hiertoe bepaalt. Devaluatie zal alleen maar
voordeel opleveren als de prijzen stijgen.
Is er dan niemand, die van devaluatie
voordeel hebben zal? Zeker, maar het vol
maakt onzeker wie bij dit proces de koek
zal krijgen en wie de gard.
Wat de devaluatie betreft, merkt hij nog
op, dat men daarvan onmogelijk met ze
kerheid de grenzen kan bepalen.
Spr. blijft van meening, dat door niets
aannemelijk is gemaakt, dat devaluatie
anders dan tijdelijk en voor enkele be
paalde groepen voordeel brengt, en hij be
toogt, dat de nadeelen ontstaan voor alle
kleine spaarders, en voor allen die nog
pas, vertrouwend op het woord der regee
ring. bijna 15 millioen gulden van onze
publieke schuld hebben geconverteerd, ten
einde aldus de lasten van de publieke li
chamen te verlagen. Spr. is afkeerig van
elke gedachte van opzettelijke devaluatie
al kan men natuurlijk niet zeggen, dat wij
nooit gedwongen kunnen worden van het
goud af te gaan. als de wereld om ons
heen ineenstort. Maar op het oogenblik is
er geen afdoend argument om in dit op
zicht een andere politiek te volgen.
Eenige verlaging van lasten.
Wij moeten doorgaan, en als 't mogelijk
is in iets sneller tempo, met het nastreven
van de noodzakelijke aanpassing. Spr.
DE NIET GEGUNDE SLUISBOUW.
Vragen aan de regeering.
Het Tweede Kamerlid de heer dr. Van
den Tempel heeft aan den minister van
Waterstaat a.i. de volgende vraag gesteld:
Wil de minister mededeelen, welke over
wegingen de regeering hebben geleid bij
haar besluit om niet over te gaan tot de
gunning van het bestek der nieuw te bou
wen sluis bij Wijk bij Duurstede behoo-
rende tot de in voorbereiding Amsterdam-
Boven-Rijn en in het bijzonder, of deze
overwegingen verband houden met voor
nemens om dezen sluisbouw, althans voor-
loopig, geen voortgang te doen hebben?
Is er reden, om te verwachten, dat thans
ook de uitvoering van de overige werken
op het baanvak JutphaasWijk bij Duur
stede zal worden opgeschort en dat dien
tengevolge het totstandkomen van de
nieuwe hoofdverbinding met den Boven-
Rijn, waartoe immers dat baanvak be
hoort, zal worden vertraagd?
Zoo redenen van technischen aard tot
dezen gang van zaken hebben geleid, mag
worden verwacht, dat, óók met het oog
op het groote belang van economisch-ver-
antwoorde werkverruiming, er krachtig
naar zal worden gestreefd, dezen sluis
bouw en de overige werken zoo spoedig
mogelijk voortgang te doen hebben?
o
BAKFIETSEN OP RIJWEGEN.
Wijziging Motor- en Bijwielwet
aanstaande.
Naar wij vernemen is bij het Departe
ment van Waterstaat een wijziging van
de Motor- en Rijwielwet in overweging,
Deze wijziging zou voorzien in een betere
beveiliging van bakfietsen op de rijwegen.
(Hbld.)
o
NEDERLANDSCHE BUURTSPOORWEG-
MAATSCHAPPIJ.
De toestand is verre van fraai.
De directie der Nederl. Buurtspoorweg-
Mij. heeft zich met het oog op den slechten
toestand, waarin de spoorwegmaatschappij
verkeert, met het volgende voorstel tot
houders van schuldbrieven aan toonder in.
de geldleeninge" 1901190? en 191? ge
wend: „Tengevolge van de tijdsomstan
digheden zijn de jaarontvangsten in enkele
jaren met ongeveer f. 323.000 25 °/o)
afgenomen. Deze achteruitgang kon slechts
voor een deel worden opgevangen door
bezuinigingen op de bedrijfskosten. Deze
kosten bedroegen in 1934 ongeveer
f. 189.000 1? °/o) minder dan in 1931,
terwijl voor 1935 gerekend kan worden op
een verdere bezuiniging van f. 50.000. Het
batig saldo van de bedrijfsrekening 1934
is, voor zoover thans is na te gaan, lager
dan het saldo van 1933, dat f. 31.428 be
droeg. In elk geval zal het saldo wederom
ontoereikend zijn voor betaling van rente
en aflossing en van de geldleeningen, het
doen van afschrijvingen en het geven van
een bijdrage aan het Vernieuwingsfonds.
Door het betalen in 1934 van niet ver
diende rente en aflossingen van de geld
leeningen zijn de kasmiddelen nu geheel
uitgeput. De toestand waarin de Maat
schappij thans verkeert is niet fraai. Met
behulp van de houders van schuldbrieven
in de geldleeningen kunnen de moeilijk
heden echter overwonnen worden. Blijft
die hulp uit en moet tot liquidatie worden
besloten dan zal voor terugbetaling van
de geleende gelden niet veel geld beschik
baar komen, ten hoogste enkele percenten.
Wij vertrouwen daarom op de medewerking
van de houders van schuldbrieven in de
geldeeningen te mogen rekenen en onder
werpen daartoe aan hun goedkeuring de
volgende regeling: le. De aflossingen van
de geldleeningeoi 1901190? en 1917 worden
met 5 jaren opgeschort dus tot 1 Maart
1940 van de geldleeningen 1901 en 1907,
die van 1917 tot 1 Jan. 1941 met de be
paling, dat de looptijden van de geldlee
ningen met 5 jaren worden verlengd.
2de. De na Januari 1935 verschijnende
rentecoupons der geldleeningen 1901 en
1907 worden tot en met de coupons van
1 Sept. 1939 betaald met f. 15.inplaats
van f, 20.en der geldleeningen 1917 tot
en met de coupons van 1 Jan. 1940 met
f. 18.75 voor .de obligatiën van f. 1000.
inplaats van met f. 25.en met f. 3.75 voor
de obligatiën van f. 200.inplaats van met
f. 5.De regeling brengt gedurende vijf
jaren een verlichting van uitgaven van
ruim f. 30.000 per jaar en stelt de maat
schappij in staat, indien de daling van de
ontvangsten zich niet te lang meer voort
zet, het bedrijf voort te zetten.
hoopt, dat in den loop van dit jaar blijken
zal, dat de regeering de mogelijkheid
heeft gezien om zelf met verlaging van
enkele millioenen aan lasten een aan
vang te maken. Daarnaast is eerste eisch,
dat men niet alles verwacht van de regee-
riiig. Geen enkele regeering, ook niet een
bestaande uit de tien knapste mannen van
Nederland, zou ons geheele economisch
leven in eens kunnen redden. Medewer
king is noodig van den eersten tot den
8-millioensten Nederlander. Schouder aan
schouder moeten wij de moeilijkheden
overwinnen. Alleen dan komen we er. An
ders niet! Als de regeering zich slechts
heeft te verweren tegen allerlei aanvallen,
kan zij geen constructieven arbeid leveren
Slechts samenwerking kan redding bren
gen, voor zoover wij het op nationaal ge
bied zelf kunnen doen. En uiteindelijk zal
verbetering moeten komen uit internatio
nale samenwerking, uit herstel niet van
het vrije ruilverkeer, maar van vrijer
ruilverkeer.
Dat is dus de gedachte, neergelegd in
het verdrag van Ouchy. Europa zal zich
alleen kunnen staande houden als alle
landen zich tot een groep vereenigen,
waarbinnen het vrije ruilverkeer hersteld
wordt. Met Gods hulp zal dan ook voor
ons de dag aanbreken, waarop de welvaart
terugkeert, niet die van het verleden, maar
die een redelijk bestaan verzekert aan alle
Nederlanders, (Langdurige toejuichingen)
Staande bracht men aan minister Colijn
een ovatie.
De heer D. Goedkoop, voorzitter van de
Industrieele Club, sprak een woord van
dank tot den gast.
UTRECHTSCHE SPOORWEGPLANNEN.
Overeenstemming bereikt.
Naar de „Volkscour." verneemt, is in de
ministerieele commissie van het Werk
fonds overeenstemming bereikt over de
uitvoering der Utrechtsche spoorwegplan
nen. Het geldt hier een werk van 7'/2 mil
lioen, waaraan drie jaar arbeid is.
o
DE VERJAARDAG VAN DEN
EX-KEIZER.
Verschillende vorstelijke personen uit
Duitschland op huize Doorn aanwezig.
Ter gelegenheid van den 76en verjaar
dag van ex-keizer Wilhelm van Duitsch
land zijn Zaterdag te Doorn de verschil
lende familieleden en gasten aangekomen.
Het waren de kroonsprins met zijn
vrouw en zijn twee zoons en dochters, prins
Eitel Friedrich, prins August Wilhelm, de
eenige dochter van den keizer, de herto
gin van Brunswijk, de zuster van den kei
zer, Landgraefin von Hessen en de groot
hertog en groothertogin van Mecklenburg.
De gasten namen hun intrek in Huize
Doorn zelf en in de bijgebouwen.
Gisterochtend is op Huize Doorn door
pastor Schneller uit Berlijn een dienst ge
houden. Des avonds werd een diner ge-
gegeven waaraan ook nog een aantal Ne-
derlandsche autoriteiten en intieme ken
nissen van den ex-keizer aanzaten.
In den loop van den dag nam de ex-
keizer de felicitaties van de familie en het
personeel in ontvangst. De geschenken be
stonden hoofdzakelijk uit nieuwe aanplant
voor het park en het rosarium. Daaron
der is het voornaamste cadeau een col
lectie tulpen, door de familie geschonken.
Ook ditmaal is weer een enorme stroom
van gelukwenschen uit Duitschland en uit
alle deeler, van de wereld ontvangen, vaak
vergezeld van treffende, kleine geschen
ken.
Het kasteel was, evenals gewoonlijk, op
eenvoudige wijze versierd met Hohenzol-
lernvlaggen en wimpels, Er was een bal
dakijn voor het bordes aangebracht en op
het balcon staat een groote W. met kroon,
die gisteravond verlicht was.
JONGEREN TOEDES ACTIE.
Dr. Garmt Stuiveling voorzitter.
In de te Hilversum gehouden vergade
ring van de Jongeren Vredes Actie heeft
Dr. G. Stuiveling de richtlijnen behandeld
voor de werkzaamheden in de toekomst.
Spr. kwam o.m. tot de slotsom, dat het
noodzakelijk is uit te gaan van de gegeven
psychische gesteldheid van een bepaalde
massa, wanneer men in en met die massa
iets wil bereiken. Onverbiddelijk zal stel
ling moeten worden genomen tegen be
paalde strekkingen in die massa, als
wraakzucht en agressieve driften. De
kleurlooze massa kan alleen op massale
wijze invloeden ondergaan. Het is noodfê
uit te zien naar de financleele middelen
om met een grooten opzet te werken,
waarbij samengaan van alle pacifistische
organisaties wensdheüjk is. Voorts betoog
de spr., dat de beïnvloeding van de
vredesbeweging welgezinde massa geheel
moet gaan in de richting van persoonlijke
bewustwording. De enkeling zal immuun
moeten worden gemaakt tegen militairis-
tisohe suggesties, terwijl de pacifistische
krachten in eiken afzonderlijken mensoh
actief moeten worden gemaakt.
De heer J. Pront, lid van het Landelijk
Comité, besprak daarop uitvoerig het
werkplan voor 1935. Van de verschillende
punten, welke hierbij ter sprake kwamen,
kunnen worden genoemd het doen func-
tioneeren van een apparaat betreffende de
gegevens inzake wapenfabricage en de be
strijding daarvan, alsmede de oprichting
van een centraal instituut der anti-mili
taristische beweging tegen de lucht
bescherming. Als voorname taak be
schouwde spr. de J.V.A. te maken tot cen
traal scholingsorgaan voor verwante
organisaties, zoowel plaatselijk als lan
delijk.
De heer H. van Wijk, sprekende over de
basis voor gemeenschappelijke actie, zeide,
dat het principieele pacifisme in hoofd
zaak wordt gevoed uit de bronnen:
evangelie, humanisme en marxisme. Op
dezen drie houdingen gegrond is eenheid
van actie voor dit pacifisme mogelijk en
noodig.
Op de inleidingen volgde een uitvoerige
discussie
De resolutie, aangenomen op de alge
meene vergadering van het vorige jaar,
waarin het standpunt van de J.V.A. wordt
uiteengezet, o.m. ten aanzien van de na
tionale ontwapening, de luchtbescherming
en de koloniale politiek, werd opnieuw be
vestigd.
De bestuursverkiezing had tot resultaat,
dat tot alg. voorzitter werd benoemd Dr.
Garmt Stuiveling (Buitenpost), in de
vacature, ontstaan, door het aftreden van
den heer Hein van Wijk, en tot algemeen
secretaresse mej. J. Stek (Rotterdam) in
de plaats van den heer J. Booy, die zich
niet herkiesbaar stelde. De alg. penning
meester, de heer D. van der Zee (Amster
dam) werd herkozen.
GEEN TWEEDE HYPOTHEKEN AAN
PARTICULIERE BOUWERS.
Naar de „Tel." van officieele zijde ver
neemt, heeft bij de gemeentebesturen het
denkbeeld van de verstrekking van tweede
hypotheken aan particuliere bouwers voor
den bouw van arbeiderswoningen, waar
over door de regeering het advies der ge
meenten was ingewonnen, weinig instem
ming gevonden.
De regeering heeft nog geen definitief
besluit genomen wat men verder zal doen:
wel is dezer dagen deze beslissing te ver
wachten.
o
EERSTE KAMER.
De Eerste Kamer is ter openbare ver
gadering bijeengeroepen op Dinsdag 5 Fe
bruari a.s., des avonds te halfnegen, ter
behandeling van de wetsontwerpen tot re-
geiing van den invoer van veekoeken en
van de nieuwe regeling van de surséance
van betaling, de gelegenheid tot aceoord
openende.
In de vergadering van Woensdag 6 Fe
bruari 11 uur zal de Eerste Kamer begin
nen met de algemeene beschouwingen over
de Rijksbegrooting 1935.
RECLAME. 639É
Regen, wind, hagelbuien
Zij zijn te verwachten in
dezen tijd van het jaar. En
dat beteekent het gevaar
van griep. U kunt U.daar
gelukkig krachtig tegen
wapenen, dank zij Aspirin.
Als U zich eens niet heele-
maal fit voelt - neem
AspirinDan heeft de griep
de minste kans.
jaagt de griep op de vlucht l
RIJKSSTEUN AAN DE NOODLIJDENDE
GEMEENTEN.
Eigen verantwoordelijkheid van
de besturen.
De minister van Binnenlandsche Zaken
heeft bij rondschrijven aan Ged. Staten
mededeelingen gedaan over de voorwaar
den voor den rijkssteun aan noodlijdende
gemeenten over 1935.
De vaststelling van het vaste bedrag van
den rijkssteun aan een noodlijdende ge
meente heeft eerst plaats nadat door een
bureau van den rijksaccountantsdienst
een onderzoek naar den financieelen toe
stand der betrokken gemeente is ingesteld.
Is het bedrag vastgesteld dan zal het ge
meentebestuur alle krachten moeten in
spannen om met bedoeld bedrag het even
wicht in den dienst te handhaven. Alleen
op deze wijze is het mogelijk de eigen ver
antwoordelijkheid voor den gang van za
ken op het gebied van de financiën der
gemeenten, zooveel als in de gegeven om
standigheden mogelijk is, te handhaven.
Uiteraard stelt deze methode bijzondere
eischen aan het toezicht op het financieel
beheer. Met name zal, behoudens bijzon
dere gevallen, elk besluit, waarbij uitgaven
worden gevoteerd, welke het verkregen
evenwicht verstoren of de reserve, welke
in de begrooting voor nog in het dienst
jaar verwaohte uitgaven aanwezig is, on
tijdig uitputten, zooveel mogelijk behooren
te worden tegengegaan.
De minister verzoekt aan Ged. Staten,
voor het vervolg de besluiten van de ge
meentebesturen ook uit dit oogpunt te be
zien en den minister ter zake voor te
lichten,
In het vorenstaande is het standpunt
ten aanzien van gemeenten, voor welke het
rijkssteunbedrag definitief is vastgesteld,
aangegeven. Zoolang evenwel definitieve
vaststelling nog niet heeft plaats gehad,
zal van de gemeentebesturen, behoudens
bij'zondere omstandigheden, moeten wor
den gevorderd, dat zij zich onthouden van
het nemen van besluiten, welke zouden
leiden tot verhooging van hun eigen ra
ming van het bedrag van het tekort op
den dienst of van den daarin verwachten
rijkssteun. De minister verzoekt Ged. Sta
ten ook hiermede rekening te houden.
(Tel.)
o
GROOTE ZORGEN IN DE
BINNENVAART.
Het lid der Tweede Kamer de heer Ver
voorn heeft den Minister van Economi
sche Zaken gevraagd:
Is het den minister bekend, dat de toe
standen in de Binnenscheepvaart in de
laatste weken voortdurend slechter zijn
geworden en vele schippers gedwongen
stilliggen en geen vracht kunnen beko
men?
Is de minister niet van meening, dat
deze schippers op de één of andere wijze
moeten worden geholpen, opdat zij zich
het allernoodigste kunnen aanschaffen?
Weet de minister, dat onder de schip
pers groote ontevredenheid bestaat over
de toepassing der wet op de evenredige
vrachtverdeeling, welke tengevolge van de
vele uitzonderingen en de middelen, die
worden gebruikt om deze wet te ontdui
ken, geen voldoende hulp aan de binnen
schippers kan bieden?
Acht de minister het toelaatbaar, dat de
beurtvaart zich gaat toeleggen op het ver
voer van massa-goederen, welke voorheen
steeds door de schippers werden vervoerd?
Weet de minister, dat de schippers
groote schade lijden tengevolge van het
feit, dat het vletten in de havengebieden
der groote steden niet onder de evenredige
vrachtverdeeling valt?
Wil de minister bevorderen, dat de uit
zonderingen welke thans op de verplichte
vrachtverdeeling bestaan, worden inge
trokken, of indien dat niet mogelijk is,
andere maatregelen worden genomen, om
hulp aan de kleine schippers te ver
schaffen?
o
DE HEER BUNGE VRAAGT ONTSLAG.
De heer J. C. F. Bunge, lid van de direc
tie der Staatsmijnen in Limburg, heeft
tegen 1 April a.s. als zoodanig ontslag ge
nomen in verband met het bereiken van
den 65-jarigen leeftijd. De heer Bunge, die
speciaal belast was met het technische
gedeelte van het bedrijf, is 32 jaar bij de
Staatsmijnen werkzaam geweest, eerst als
ingenieur en later vanaf 1907, als lid der
directie.
o
VERSPREIDE BERICHTEN.
Naar wij vernemen heeft de heer J. P.
Haanschoten Inspecteur d Posterijen,
Telegrafie en Telefonie te Haarlem, wegens
bereiken van den 65-jarigen leeftijd, met
Ingang van 1 April a.s. aan H.M. de Konin
gin eervol ontslag aangevraagd.