NEDERLAND IN DE CRISIS 75$te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 28 Januari 1935 Derde Blad No. 22960 REDE VAN MINISTER DR. COLIJN. BINNENLAND. Slecht weer op komst! O Doorgaan met het nastreven Aan een koffiemaaltijd, ln Krasnapolsky te Amsterdam, van de leden van de Groote Club-Doctrina en de Industrieele Club, welke koffiemaaltijd door een 500 leden, vertegenwoordigers van handel, scheep vaart en industrie-, geld- en bankwezen werd bijgewoond, heeft de minister-pre sident, dr. H. Colijn, Zaterdagmiddag ge sproken over de vraag: Wat kunnen wij doen en wat moeten wij laten, om onze ingezonken volkswelvaart te verhoogen. De minister begon met erop den nadruk te leggen, dat hij zou spreken over ver- liooging van de ingezonken volkswelvaart en niet over overbrugging. Overbrugging doet de gedachten rijzen aan den oever, die even hoog is als de andere; herstel van de volkswelvaart onderstelt terugkeer naar de toestanden van voorheen, en ln dezen terugkeer heeft spr. geen geloof. Spr. ging dan eerst na de oorzaken en het karakter van de depressie, waarin wij op het oogenblik verkeeren. Sommigen maken zich van dit vraag stuk wat al te gemakkelijk af door een voudig te verwijzen naar de gevolgen van den wereldoorlog; anderen werpen de schuld op de weinig-doordachte vredes verdragen; derde houden vast aan de ge dachte van een der gewone conjunctuur- holten, die in het oeconomische leven regelmatig terugkeerden, al geven zij toe, dat die holte ditmaal lang en diep is. Niets van dit alles ls heelemaal onjuist, maar evenmin is alles juist. Men moet niet bulten beschouwing laten de belangrijke fundamenteele wijzigingen, opgetreden in het productieproces van de wereld, welke wijzigingen zich reeds vóór den oorlog manifesteerden. Fundamenteele wijzigingen Voornamelijk in de laatste helft van de 19e eeuw heeft de wereldeconomie zich gekenmerkt door de ontwikkeling van de buiten-Europeesche gebieden, met behulp van Europeesch kapitaal, intellect en ten deele Europeesche werkkrachten. Een treffend voorbeeld daarvan leveren de Vereenigde Staten van Amerika. Aanvan kelijk was Amerika weinig anders dan de leverancier van grondstoffen en voedings middelen, waartegenover stond, dat de be volking van Amerika in hare Industrieele behoefte voorzag uit de Europeesche lan den. Omtrent 1900 had zich de industrieele ontwikkeling reeds ontplooid. 24 pCt. van de Amerikaansche productie was uitvoer geworden, wat betreft de afgewerkte pro ducten. En dat proces zette zich met enorme snelheid voort. In het midden van de jaren van 20 was het percentage reeds geslegen tot 42. Een tweede voorbeeld, dat misschien nog sterker spreekt, is Japan. In 1900 telde dat land als industrieel producent nau welijks mee, en de uitvoer uit Japan had dan ook nagenoeg niets te beteekenen. In 1914 bedroeg de productie van de metaal industrie in Japan al rond f. 60.000.000, was de chemische industrie reeds in staat om voor 150 millioen te produceeren en was de waarde van de textiel-goederen- productie reeds 600 millioen. Daarna komt mede tengevolge van den invloed van den oorlog, de ontzaggelijke versnelling. Natuurlijk had een dergelijke industrie expansie, die ver uitging boven de be hoefte van het eigen land, ook invloed op den uitvoer. Terwijl van 19141929 Enge land, dat de voornaamste exporteur was naar de Aziatische landen, zijn uitvoer naar Azië met slechts 11 pCt. zag toene men, nam de uitvoer van Japan met 300 PCt. toe. Ziehier omstandigheden, welke aanwe zig zouden zijn geweest ook zonder den oorlog. Spr. stelt er prijs op, te verklaren, dat dit geen wijsheid is, ontstaan na de feiten. Hij heeft hierop reeds gewezen, in November 1922, in de Staten-Generaal. Nu de vraag, welke tendenzen zijn uit het voorgaande geboren? Wat moeten wij nu doen? Welke ge dragslijn moet Nederland volgen te mid den van deze verwarrende tijden, om van de volkswelvaart te redden wat er te red den is. Ter beantwoording van die vraag gaf spr. als uitgangspunt eerst cijfers betref fende de productie van 19131934 en voor die van 1928—1934. Vergelijkt men de cijfers van 1934 met die van 1913 dan had Nederland een be tere plaats dan de andere landen, maal ais men ze stelt tegenover 1928 dan ziet men, dat de achteruitgang van Nederland grooter is. Alleen België staat dan op lager peil. Als wij nu in het licht van deze waar heid vragen: Wat moet Nederland doen? dan kan ten antwoord worden gegeven, dat drie ernstige middelen worden aan geprezen: le. protectie. 2e ordening van het bedrijfsleven en 3e. devaluatie van onze munt. Protectie? De voorstanders van een sterke bescher- mingspolitiek stellen zich op het stand- Punt: daar het buitenland onze producten wet meer wil hebben, moeten wij voor eigen productie onze binnenlandsche marlet reserveeren door hooge heffingen, waardoor de buitenlandsche goederen aan de grens geweerd worden. Spr. zal niet ontkennen dat ook wij, on der de gegeven omstandigheden, verplicht zjm meer aandacht te schenken aan de olnnenlandsche markt. Dat kan op twee wijzen. Vooreerst door een stelsel van con- hngenteering en ten tweede door heffing van rechten aan de grens, Spr. stelt hier bij voorop, dat Nederland onder alle om standigheden moet blijven uitvoeren. En ^■nevens wijst hij erop. dat handel en Sj^dPVdart een groot deel van onze '^welvaart schragen. De huidige regee- g heeft daarom den weg der contin- Benteering gekozen. Nieuwe tendenzen. tion Cie.eerste plaats heeft zich èn na- en in den zin van groepsvorming n streven ontwikkeld, dat er op gericht Weri°m langzamerhand het economisch ««gebied te verdeelen in sferen van der noodzakelijke aanpassing. economischen invloed, En die groepsvor ming begint zich eiken dag sterker af te teekenen. Spr. noemt in de eerste plaats de groep Rusland, bevattend 150 a 200 millioen zielen, die zich als een eigen economische unit heeft gevormd. Dan het geheele Britsche wereldrijk, dat evenzoo bezig is een eenheid te vormen voor een bevolkingsgroep, die 500 millioen zielen omvat. Een derde groep is bezig zich te vormen, onder leiding van Japan, op Azia tisch gebied. En ofschoon er enkele tee kenen zijn, uit welke wij wellicht mogen afleiden, dat men in Amerika een open oog krijgt voor de nadeelige gevolgen er van, blijft men toch geneigd te denken aan de vorming van een vierde groep, die van de Vereenigde Staten van Noord- Amerika. En daartegenover staat niets anders dan een verbrokkeld Europa, dat ophield de leidende factor te zijn in de wereld-economie, en dat ln dezen gewel digen tijd niets beters weet te bedenken, dan zichzelf verder te verteeren in oeco- nomisch nationalisme. Er zijn er die dezen toestand hebben voorzien. Spr. denkt aan Briand, die ge tracht heeft iets te bereiken in de rich ting van nauwere aaneensluiting van de Europeesche staten. Op de eerste verga dering, die in Januari 1930 te Genève ge houden werd, onder leiding van Briand, was spr. door hem uitgenoodigd, ter in leiding, een referaat te houden over den oeconomischen testand in de wereld, en Europa. Spr. voldeed aan dat verzoek. Alle ministers van buitenlandsche zaken waren er. Toen spr. zijn referaat gehouden had, stond de Engelsche minister van Buiten landsche Zaken, Henderson, op en ver zocht verdaging van de vergadering ten einde de aanwezigen in de gelegenheid te stellen de inleiding te overdenken. In de volgende vergadering stond een der minis ters op (het was die van Zuidslavië), en onderschreef het referaat door sterk pro tectie aan te bevelen. En de andere mi nisters gingen huiswaarts en deden wat deze had aanbevolen. Ordening van 't bedrijfsleven. En nu het tweede middel: de ordening van het bedrijfsleven. Nu reeds moet spr. zich daarmee, meer dan hem lief is, bezig houden. Maar, het spreekt vanzelf, als er veel te veel wordt voortgebracht, moet er iets gedaan worden om de productie te be perken. Internationaal geschiedde dat reeds met thee, tin en rubber. Ook natio naal is dat noodig. Maar daarom gaat het niet. Er zijn sterke stroomingen in den lande, die het begrip ordening zóó opvatten, dat elke groep voor zich het groepsbelang in handen moet krijgen en dat hiervoor aan die groepen wetgevende bevoegdheid moet worden gegeven, welke voor allen bindend moet zijn. Tegen die groepsvorming heeft spr. een overwegend bezwaar, omdat hij niet gelooft, dat het gemeenschapsgevoel hierbij boven het eigen belang zal wor den gesteld Ook wordt bepleit dat overheid zelve deze ordening tot stand zal brengen. Maar dit zou beteekenen staatsslavernij voor het bedrijfsleven. En daarvan heeft spr. nog nimmer iets goeds in de wereld gezien. Spr. blijft van oordeel, dat wij onze scheefgetrokken toestanden recht moeten zetten en moeten waken voor de belangen van de algemeene volksgemeenschap. Spr. blijft van oordeel, dat we ln ons bedrijfs leven de persoonlijke beteekenis van de captains of industries niet kunnen ont beren en dat wij daarom bij het vraagstuk dat ons op het oogenblik zoozeer in be slag neemt, met dubbele voorzichtigheid te werk zullen moeten gaan. De overheid zal zich daarbij behooren te laten leiden door het algemeen belang van de volksge meenschap. In de derde plaats: de devaluatie! Men verwacht hiervan verbetering van de po sitie van onzen export; wij zullen heet het bij lagere waarde onzer munteen heid meer kunnen leveren, beter kunnen concurreeren en althans voor het gelever de meer guldens ontvangen, Spr. vraagt daartegenover: Wie waar borgt, dat wij meer zullen kunnen leveren? Het contingenteeringssysteem is geen Ne- derlandsche uitvinding. Dat bestond vroe ger al in andere landen, en wordt daar met veel meer kracht gehanteerd, met nei ging tot toeneming ervan. Zeker, men zal voor het geleverde meer guldens ontvangen, maar wie brengt die meerdere guldens op? In laatste instantie wordt de meerdere last afgewenteld op den consument. Een tweede argument is, dat devaluatie zoo gemakkelijk is om van schuld af te komen. Inderdaad. Maar men stelt het wat al te eenvoudig voor, als men zich hiertoe bepaalt. Devaluatie zal alleen maar voordeel opleveren als de prijzen stijgen. Is er dan niemand, die van devaluatie voordeel hebben zal? Zeker, maar het vol maakt onzeker wie bij dit proces de koek zal krijgen en wie de gard. Wat de devaluatie betreft, merkt hij nog op, dat men daarvan onmogelijk met ze kerheid de grenzen kan bepalen. Spr. blijft van meening, dat door niets aannemelijk is gemaakt, dat devaluatie anders dan tijdelijk en voor enkele be paalde groepen voordeel brengt, en hij be toogt, dat de nadeelen ontstaan voor alle kleine spaarders, en voor allen die nog pas, vertrouwend op het woord der regee ring. bijna 15 millioen gulden van onze publieke schuld hebben geconverteerd, ten einde aldus de lasten van de publieke li chamen te verlagen. Spr. is afkeerig van elke gedachte van opzettelijke devaluatie al kan men natuurlijk niet zeggen, dat wij nooit gedwongen kunnen worden van het goud af te gaan. als de wereld om ons heen ineenstort. Maar op het oogenblik is er geen afdoend argument om in dit op zicht een andere politiek te volgen. Eenige verlaging van lasten. Wij moeten doorgaan, en als 't mogelijk is in iets sneller tempo, met het nastreven van de noodzakelijke aanpassing. Spr. DE NIET GEGUNDE SLUISBOUW. Vragen aan de regeering. Het Tweede Kamerlid de heer dr. Van den Tempel heeft aan den minister van Waterstaat a.i. de volgende vraag gesteld: Wil de minister mededeelen, welke over wegingen de regeering hebben geleid bij haar besluit om niet over te gaan tot de gunning van het bestek der nieuw te bou wen sluis bij Wijk bij Duurstede behoo- rende tot de in voorbereiding Amsterdam- Boven-Rijn en in het bijzonder, of deze overwegingen verband houden met voor nemens om dezen sluisbouw, althans voor- loopig, geen voortgang te doen hebben? Is er reden, om te verwachten, dat thans ook de uitvoering van de overige werken op het baanvak JutphaasWijk bij Duur stede zal worden opgeschort en dat dien tengevolge het totstandkomen van de nieuwe hoofdverbinding met den Boven- Rijn, waartoe immers dat baanvak be hoort, zal worden vertraagd? Zoo redenen van technischen aard tot dezen gang van zaken hebben geleid, mag worden verwacht, dat, óók met het oog op het groote belang van economisch-ver- antwoorde werkverruiming, er krachtig naar zal worden gestreefd, dezen sluis bouw en de overige werken zoo spoedig mogelijk voortgang te doen hebben? o BAKFIETSEN OP RIJWEGEN. Wijziging Motor- en Bijwielwet aanstaande. Naar wij vernemen is bij het Departe ment van Waterstaat een wijziging van de Motor- en Rijwielwet in overweging, Deze wijziging zou voorzien in een betere beveiliging van bakfietsen op de rijwegen. (Hbld.) o NEDERLANDSCHE BUURTSPOORWEG- MAATSCHAPPIJ. De toestand is verre van fraai. De directie der Nederl. Buurtspoorweg- Mij. heeft zich met het oog op den slechten toestand, waarin de spoorwegmaatschappij verkeert, met het volgende voorstel tot houders van schuldbrieven aan toonder in. de geldleeninge" 1901190? en 191? ge wend: „Tengevolge van de tijdsomstan digheden zijn de jaarontvangsten in enkele jaren met ongeveer f. 323.000 25 °/o) afgenomen. Deze achteruitgang kon slechts voor een deel worden opgevangen door bezuinigingen op de bedrijfskosten. Deze kosten bedroegen in 1934 ongeveer f. 189.000 1? °/o) minder dan in 1931, terwijl voor 1935 gerekend kan worden op een verdere bezuiniging van f. 50.000. Het batig saldo van de bedrijfsrekening 1934 is, voor zoover thans is na te gaan, lager dan het saldo van 1933, dat f. 31.428 be droeg. In elk geval zal het saldo wederom ontoereikend zijn voor betaling van rente en aflossing en van de geldleeningen, het doen van afschrijvingen en het geven van een bijdrage aan het Vernieuwingsfonds. Door het betalen in 1934 van niet ver diende rente en aflossingen van de geld leeningen zijn de kasmiddelen nu geheel uitgeput. De toestand waarin de Maat schappij thans verkeert is niet fraai. Met behulp van de houders van schuldbrieven in de geldleeningen kunnen de moeilijk heden echter overwonnen worden. Blijft die hulp uit en moet tot liquidatie worden besloten dan zal voor terugbetaling van de geleende gelden niet veel geld beschik baar komen, ten hoogste enkele percenten. Wij vertrouwen daarom op de medewerking van de houders van schuldbrieven in de geldeeningen te mogen rekenen en onder werpen daartoe aan hun goedkeuring de volgende regeling: le. De aflossingen van de geldleeningeoi 1901190? en 1917 worden met 5 jaren opgeschort dus tot 1 Maart 1940 van de geldleeningen 1901 en 1907, die van 1917 tot 1 Jan. 1941 met de be paling, dat de looptijden van de geldlee ningen met 5 jaren worden verlengd. 2de. De na Januari 1935 verschijnende rentecoupons der geldleeningen 1901 en 1907 worden tot en met de coupons van 1 Sept. 1939 betaald met f. 15.inplaats van f, 20.en der geldleeningen 1917 tot en met de coupons van 1 Jan. 1940 met f. 18.75 voor .de obligatiën van f. 1000. inplaats van met f. 25.en met f. 3.75 voor de obligatiën van f. 200.inplaats van met f. 5.De regeling brengt gedurende vijf jaren een verlichting van uitgaven van ruim f. 30.000 per jaar en stelt de maat schappij in staat, indien de daling van de ontvangsten zich niet te lang meer voort zet, het bedrijf voort te zetten. hoopt, dat in den loop van dit jaar blijken zal, dat de regeering de mogelijkheid heeft gezien om zelf met verlaging van enkele millioenen aan lasten een aan vang te maken. Daarnaast is eerste eisch, dat men niet alles verwacht van de regee- riiig. Geen enkele regeering, ook niet een bestaande uit de tien knapste mannen van Nederland, zou ons geheele economisch leven in eens kunnen redden. Medewer king is noodig van den eersten tot den 8-millioensten Nederlander. Schouder aan schouder moeten wij de moeilijkheden overwinnen. Alleen dan komen we er. An ders niet! Als de regeering zich slechts heeft te verweren tegen allerlei aanvallen, kan zij geen constructieven arbeid leveren Slechts samenwerking kan redding bren gen, voor zoover wij het op nationaal ge bied zelf kunnen doen. En uiteindelijk zal verbetering moeten komen uit internatio nale samenwerking, uit herstel niet van het vrije ruilverkeer, maar van vrijer ruilverkeer. Dat is dus de gedachte, neergelegd in het verdrag van Ouchy. Europa zal zich alleen kunnen staande houden als alle landen zich tot een groep vereenigen, waarbinnen het vrije ruilverkeer hersteld wordt. Met Gods hulp zal dan ook voor ons de dag aanbreken, waarop de welvaart terugkeert, niet die van het verleden, maar die een redelijk bestaan verzekert aan alle Nederlanders, (Langdurige toejuichingen) Staande bracht men aan minister Colijn een ovatie. De heer D. Goedkoop, voorzitter van de Industrieele Club, sprak een woord van dank tot den gast. UTRECHTSCHE SPOORWEGPLANNEN. Overeenstemming bereikt. Naar de „Volkscour." verneemt, is in de ministerieele commissie van het Werk fonds overeenstemming bereikt over de uitvoering der Utrechtsche spoorwegplan nen. Het geldt hier een werk van 7'/2 mil lioen, waaraan drie jaar arbeid is. o DE VERJAARDAG VAN DEN EX-KEIZER. Verschillende vorstelijke personen uit Duitschland op huize Doorn aanwezig. Ter gelegenheid van den 76en verjaar dag van ex-keizer Wilhelm van Duitsch land zijn Zaterdag te Doorn de verschil lende familieleden en gasten aangekomen. Het waren de kroonsprins met zijn vrouw en zijn twee zoons en dochters, prins Eitel Friedrich, prins August Wilhelm, de eenige dochter van den keizer, de herto gin van Brunswijk, de zuster van den kei zer, Landgraefin von Hessen en de groot hertog en groothertogin van Mecklenburg. De gasten namen hun intrek in Huize Doorn zelf en in de bijgebouwen. Gisterochtend is op Huize Doorn door pastor Schneller uit Berlijn een dienst ge houden. Des avonds werd een diner ge- gegeven waaraan ook nog een aantal Ne- derlandsche autoriteiten en intieme ken nissen van den ex-keizer aanzaten. In den loop van den dag nam de ex- keizer de felicitaties van de familie en het personeel in ontvangst. De geschenken be stonden hoofdzakelijk uit nieuwe aanplant voor het park en het rosarium. Daaron der is het voornaamste cadeau een col lectie tulpen, door de familie geschonken. Ook ditmaal is weer een enorme stroom van gelukwenschen uit Duitschland en uit alle deeler, van de wereld ontvangen, vaak vergezeld van treffende, kleine geschen ken. Het kasteel was, evenals gewoonlijk, op eenvoudige wijze versierd met Hohenzol- lernvlaggen en wimpels, Er was een bal dakijn voor het bordes aangebracht en op het balcon staat een groote W. met kroon, die gisteravond verlicht was. JONGEREN TOEDES ACTIE. Dr. Garmt Stuiveling voorzitter. In de te Hilversum gehouden vergade ring van de Jongeren Vredes Actie heeft Dr. G. Stuiveling de richtlijnen behandeld voor de werkzaamheden in de toekomst. Spr. kwam o.m. tot de slotsom, dat het noodzakelijk is uit te gaan van de gegeven psychische gesteldheid van een bepaalde massa, wanneer men in en met die massa iets wil bereiken. Onverbiddelijk zal stel ling moeten worden genomen tegen be paalde strekkingen in die massa, als wraakzucht en agressieve driften. De kleurlooze massa kan alleen op massale wijze invloeden ondergaan. Het is noodfê uit te zien naar de financleele middelen om met een grooten opzet te werken, waarbij samengaan van alle pacifistische organisaties wensdheüjk is. Voorts betoog de spr., dat de beïnvloeding van de vredesbeweging welgezinde massa geheel moet gaan in de richting van persoonlijke bewustwording. De enkeling zal immuun moeten worden gemaakt tegen militairis- tisohe suggesties, terwijl de pacifistische krachten in eiken afzonderlijken mensoh actief moeten worden gemaakt. De heer J. Pront, lid van het Landelijk Comité, besprak daarop uitvoerig het werkplan voor 1935. Van de verschillende punten, welke hierbij ter sprake kwamen, kunnen worden genoemd het doen func- tioneeren van een apparaat betreffende de gegevens inzake wapenfabricage en de be strijding daarvan, alsmede de oprichting van een centraal instituut der anti-mili taristische beweging tegen de lucht bescherming. Als voorname taak be schouwde spr. de J.V.A. te maken tot cen traal scholingsorgaan voor verwante organisaties, zoowel plaatselijk als lan delijk. De heer H. van Wijk, sprekende over de basis voor gemeenschappelijke actie, zeide, dat het principieele pacifisme in hoofd zaak wordt gevoed uit de bronnen: evangelie, humanisme en marxisme. Op dezen drie houdingen gegrond is eenheid van actie voor dit pacifisme mogelijk en noodig. Op de inleidingen volgde een uitvoerige discussie De resolutie, aangenomen op de alge meene vergadering van het vorige jaar, waarin het standpunt van de J.V.A. wordt uiteengezet, o.m. ten aanzien van de na tionale ontwapening, de luchtbescherming en de koloniale politiek, werd opnieuw be vestigd. De bestuursverkiezing had tot resultaat, dat tot alg. voorzitter werd benoemd Dr. Garmt Stuiveling (Buitenpost), in de vacature, ontstaan, door het aftreden van den heer Hein van Wijk, en tot algemeen secretaresse mej. J. Stek (Rotterdam) in de plaats van den heer J. Booy, die zich niet herkiesbaar stelde. De alg. penning meester, de heer D. van der Zee (Amster dam) werd herkozen. GEEN TWEEDE HYPOTHEKEN AAN PARTICULIERE BOUWERS. Naar de „Tel." van officieele zijde ver neemt, heeft bij de gemeentebesturen het denkbeeld van de verstrekking van tweede hypotheken aan particuliere bouwers voor den bouw van arbeiderswoningen, waar over door de regeering het advies der ge meenten was ingewonnen, weinig instem ming gevonden. De regeering heeft nog geen definitief besluit genomen wat men verder zal doen: wel is dezer dagen deze beslissing te ver wachten. o EERSTE KAMER. De Eerste Kamer is ter openbare ver gadering bijeengeroepen op Dinsdag 5 Fe bruari a.s., des avonds te halfnegen, ter behandeling van de wetsontwerpen tot re- geiing van den invoer van veekoeken en van de nieuwe regeling van de surséance van betaling, de gelegenheid tot aceoord openende. In de vergadering van Woensdag 6 Fe bruari 11 uur zal de Eerste Kamer begin nen met de algemeene beschouwingen over de Rijksbegrooting 1935. RECLAME. 639É Regen, wind, hagelbuien Zij zijn te verwachten in dezen tijd van het jaar. En dat beteekent het gevaar van griep. U kunt U.daar gelukkig krachtig tegen wapenen, dank zij Aspirin. Als U zich eens niet heele- maal fit voelt - neem AspirinDan heeft de griep de minste kans. jaagt de griep op de vlucht l RIJKSSTEUN AAN DE NOODLIJDENDE GEMEENTEN. Eigen verantwoordelijkheid van de besturen. De minister van Binnenlandsche Zaken heeft bij rondschrijven aan Ged. Staten mededeelingen gedaan over de voorwaar den voor den rijkssteun aan noodlijdende gemeenten over 1935. De vaststelling van het vaste bedrag van den rijkssteun aan een noodlijdende ge meente heeft eerst plaats nadat door een bureau van den rijksaccountantsdienst een onderzoek naar den financieelen toe stand der betrokken gemeente is ingesteld. Is het bedrag vastgesteld dan zal het ge meentebestuur alle krachten moeten in spannen om met bedoeld bedrag het even wicht in den dienst te handhaven. Alleen op deze wijze is het mogelijk de eigen ver antwoordelijkheid voor den gang van za ken op het gebied van de financiën der gemeenten, zooveel als in de gegeven om standigheden mogelijk is, te handhaven. Uiteraard stelt deze methode bijzondere eischen aan het toezicht op het financieel beheer. Met name zal, behoudens bijzon dere gevallen, elk besluit, waarbij uitgaven worden gevoteerd, welke het verkregen evenwicht verstoren of de reserve, welke in de begrooting voor nog in het dienst jaar verwaohte uitgaven aanwezig is, on tijdig uitputten, zooveel mogelijk behooren te worden tegengegaan. De minister verzoekt aan Ged. Staten, voor het vervolg de besluiten van de ge meentebesturen ook uit dit oogpunt te be zien en den minister ter zake voor te lichten, In het vorenstaande is het standpunt ten aanzien van gemeenten, voor welke het rijkssteunbedrag definitief is vastgesteld, aangegeven. Zoolang evenwel definitieve vaststelling nog niet heeft plaats gehad, zal van de gemeentebesturen, behoudens bij'zondere omstandigheden, moeten wor den gevorderd, dat zij zich onthouden van het nemen van besluiten, welke zouden leiden tot verhooging van hun eigen ra ming van het bedrag van het tekort op den dienst of van den daarin verwachten rijkssteun. De minister verzoekt Ged. Sta ten ook hiermede rekening te houden. (Tel.) o GROOTE ZORGEN IN DE BINNENVAART. Het lid der Tweede Kamer de heer Ver voorn heeft den Minister van Economi sche Zaken gevraagd: Is het den minister bekend, dat de toe standen in de Binnenscheepvaart in de laatste weken voortdurend slechter zijn geworden en vele schippers gedwongen stilliggen en geen vracht kunnen beko men? Is de minister niet van meening, dat deze schippers op de één of andere wijze moeten worden geholpen, opdat zij zich het allernoodigste kunnen aanschaffen? Weet de minister, dat onder de schip pers groote ontevredenheid bestaat over de toepassing der wet op de evenredige vrachtverdeeling, welke tengevolge van de vele uitzonderingen en de middelen, die worden gebruikt om deze wet te ontdui ken, geen voldoende hulp aan de binnen schippers kan bieden? Acht de minister het toelaatbaar, dat de beurtvaart zich gaat toeleggen op het ver voer van massa-goederen, welke voorheen steeds door de schippers werden vervoerd? Weet de minister, dat de schippers groote schade lijden tengevolge van het feit, dat het vletten in de havengebieden der groote steden niet onder de evenredige vrachtverdeeling valt? Wil de minister bevorderen, dat de uit zonderingen welke thans op de verplichte vrachtverdeeling bestaan, worden inge trokken, of indien dat niet mogelijk is, andere maatregelen worden genomen, om hulp aan de kleine schippers te ver schaffen? o DE HEER BUNGE VRAAGT ONTSLAG. De heer J. C. F. Bunge, lid van de direc tie der Staatsmijnen in Limburg, heeft tegen 1 April a.s. als zoodanig ontslag ge nomen in verband met het bereiken van den 65-jarigen leeftijd. De heer Bunge, die speciaal belast was met het technische gedeelte van het bedrijf, is 32 jaar bij de Staatsmijnen werkzaam geweest, eerst als ingenieur en later vanaf 1907, als lid der directie. o VERSPREIDE BERICHTEN. Naar wij vernemen heeft de heer J. P. Haanschoten Inspecteur d Posterijen, Telegrafie en Telefonie te Haarlem, wegens bereiken van den 65-jarigen leeftijd, met Ingang van 1 April a.s. aan H.M. de Konin gin eervol ontslag aangevraagd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 9