De verjaardag van ex-keizer Wilhelm - Storm over Engeland OVERSTE SAXON 75,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. e====================B=^fe=-—====-=—==-sss==-^s==-as-s-a==s-=5—-—=——===— DE ZES EN ZEVENTIGSTE VERJAARDAG VAN EX-KEIZER WILHELM De bezoekers te Doorn. V.l.n.r. Prins Adalbert, ex-kroonprinses Cecile, prins August Wilhblin en prins Louis. TWEE GOEDERENWAGONS van den stoomtramdienst Rotterdam^ Helleyoetsluis raakten door den storm op drift en botsten tegen een tram op. Beide wagons yüogen uit 'do rails. STORM DP DE ENGELSCHE KUST. Een bader aan het strand te Wallasey laat zich zelfs door de hoog opspattende golven niet afschrikken. RIE MASTENBROEK verbeterde te Gro ningen haar eigen wereldrecord 100 M. rug- slag met 1/5 sec. Rie voelt of het water op temperatuur is. SINDS EOENIGE DAGEN kan men te Haarlem dit vreemde ge zelschap bewonderen, een heer, die anet een hond en een eend gaat wandelen. DE BELANGSTELLING VAN HET HAAGSCHE PUBLIEK ZONDAG VOOR DE VERBRANDE FABRIEK van van Straten en Boon's papierindustrie aan het Leeghwaterplein. Historische Avonturenroman door Q. P. BAKKER. 18) ..Gelijk heb je, Karei", stemde hij toe. Toen kwamen Jens, de lange musketier rijn vriend Rolf, de oude veteraan bin nen. Zij gaven de belde schippers de hand en gingen aan een tafel ln de nabijheid der ruiters zitten. ,,'t Nieuws gehoord?" vroeg Jens. ..Welk nieuws?" zei de meelworm. „Gisternacht ls een bende bandieten in den Dom een geheime gang binnengedron gen, na eerst de schildwachten gebonden te hebben". „Hoe is dat mogelijk? Er staan toch al tijd musketiers op wacht", mengde slimme Karei zich in het gesprek. „Die werden in lakens gebonden onder het altaar ln den Dom gevonden", ging Jens voort. „Ze vertelden dat ze een spook hadden gezien. Maar een compagnie der onzen volgde spoedig. Er schijnt hard ge- Tochten te zijn". De bezoekers schaarden zich allen om den verteller. Ook de meisjes kwamen luis teren van achter de tapkast. Zelfs de waard, een oude schipper, krom van rheu- riatiek, kwam aanstrompelen. Jens keek trotsch rond. Hij genoot van de algemeene belangstelling, wachtte een oogenblik, bestelde een kruik bier en ver volgde langzaam: „Er schijnen meer dan honderd gewa pende vrijbuiters geweest te zijn. Het plan was blijkbaar de gang in de lucht te laten vliegen onder het hoofdkwartier, maar dat is mislukt, daar de onzen op tijd versche nen. Het werd een verschrikkelijk gevecht in het donker. Een oogenblik wist niemand meer wie vriend of vijand was. Een ge daante sprong midden tusschen de mus ketiers en stak met een dolk minstens een tiental neer. Een korporaal beweert dat het de duivel zelf was. De soldaten zaten tusschen twee vuren en toen nieuwe troe pen in de gang gezonden werden, vonden ze slechts acht levende mannen, die zjch verschanst hadden achter de lijken der ge sneuvelden. „En de bandieten?" vroeg Karei. „Waren verdwenen. En niemand weet waarheen. Men denkt door de kelders van het huls met den toren. Maar de helle baardiers, die daar de wacht hielden, hebben gezworen dat er niemand is gepas seerd". „Hellebaardiers", zei de meelworm. „Is dat niet zulk volk dat langs de wegen sjokt met palen op den schouder?" „Juist", sprak Gustaaf. „Maar vertel ver der musketier". „Men mompelt van tooverij". „Dwaasheid", merkte slimme Karei op. „Moet je niet zeggen", meende de kromme. „Wonderen gebeuren nog eiken dag. De vorige week in Sonnenwalde ln Nieder-Lausnitz hoorden we schieten én gedonder in de lucht, alsof honderden musketten en stukken afgeschoten werden. „En in Asschersleben zagen we twee maal 's avonds om vijf uur twee sterke legers in de lucht verschijnen. Het eene kwam van t Zuiden. Het andere van 't Noorden. Ze trokken tegen elkaar op door de zon beschenen. Het werd een groote slag. Het leger uit het Noorden be haalde de overwinning". „Gezichtsbedrog", meende Karei. „Zoo, maar twee dagen achtereen heb ben we het aan den hemel gezien. En beide keeren zagen we, dat een man in een langen talaar met een hooge muts den bevelhebber van het Zuiderleger met een pijl doorschoot. Ook de aanvoerder van het andere leger sneuvelde!" „Dus dat zou zeker beteekenen dat de Zweden ons zouden verslaan". „Juist", meende de kromme. „Alles wijst er op. Dat er veel bloed zal vloeien is zeker". „Daar hebt u gelijk aan", merkte een der visschers op. „In Freyburg en in Mersburg veranderde het water in bloed". „Gisteren was hier een reiziger", be weerde de waard, „die vertelde dat in Halle aan de Saaie voor de Steinthor in de stadsgracht een waterbron was opgespron gen. Toen den volgenden dag de bron weer verdween, was de gracht bloedrood. Ook het water in de stormvaten op de markt was ln bloed veranderd" 1). „En toch", antwoordde slimme Karei, „geloof ik er niemendal van. Dergelijke verhalen krijg je voor eiken grooten veld slag te hooren. Verbeelding". „Maar een paar gewonde musketiers", zei Jens, die het gesprek op het gevecht in de onderaardsehe gang wenschte terug te brengen, „houden stokstijf vol, dat de dui vel zelf hen heeft gestoken. Hij droeg horens en een groote staart met een kruis". „En zagen ze dat in het donder?" „Toen ze hem aanraakten voelden ze vuur. De gang stonk van de zwavel". „En dat kan best", zei de kromme. „Her haaldelijk heb ik gehoord dat sommige Maagdenburgers een verbond met den dui vel gesloten hebben om zich op de verove raars te wreken. Telkens gebeuren hier vreemde dingen, die geen mensch kan be grijpen. Het moreel van het voetvolk lijdt er onder". „Bij ons ruiters is dat iets anders. Wij slaan er op. De vorige week waren we bij Havelberg, een halve dag meer noordelijk". „Ja", zei een visscher, „waarde Havel in de Elbe valt". .Juist, vischjesvanger. Generaal Baudis- sen had met zijn Zweden de stad Werben onverwachts genomen en de geheele bezetting van 250 man over de kling ge jaagd. En nu zou hij Havelberg nemen. Maar onze generaal-wachtmeester de oude Von Erwitte, kwam er achter. De duivel kon de Zweden niet helpen. Met ge trokken zwaarden vlogen we het Zweed- sche kwartier binnen, hieuwen alles neer wat ons voor den sabel kwam. De Zweden aan den haal". „Dus in 't kwartier geen kwartier", meende Rolf, de oude veteraan. „Zoo was het. Toen werd Havelberg weer van proviand en munitie voorzien. De coup tegen de beneden Elbe was mislukt. De Zweden moesten terugtrekken naar Brandenburg". „Leen", zei Gustaaf en kneep het meisje in den dikken blooten arm. „Breng mij nog een kruik. Mijn keel wordt droog van al die verhalen". Het voorbeeld vond algemeenen navol ging. De meisjes bedienden vlug. Toen ze tusschen de soldeniers doorliepen, werden vele handen naar haar uitgestoken. Ze weerden die lachend af, maar met veel belovende oogen. Ze waren goud waard voor hun ouden, grijzen vader, de beide dochters. „In elk geval zullen we spoedig aan den slag komen", voorspelde Karei. „Laten we daarom allen op den goeden afloop drinken". „Daar kan niemand iets tegen hebben", meende Edzke. „Wat zeg jij Willem?" „Laat mij er maar buiten", weerde deze af. „Ik houd niet van vechten". „Geloof jij aan voorteekenen, schipper?" vroeg de kromme. Ja, dat doet elke zeeman. Als wij den vliegenden Hollander ontmoeten, een don ker fregat met een bloedrooden vlag in top, dat zelfs in den hevigsten storm, als andere schepen alles reven, met volle zei len door de baren vliegt, het spookschip, dat gedoemd is te blijven varen tot den laatsten dag, dan weten wij dat ons schip vergaan zal. Ieder zeeman weët dat. En zoo zal het aan land ook wel zijn. AJs ik soldaat was en ik zag in de lucht dat het leger, waarin ik diende, een nederlaag leed, dan speelde ik niet mee. Maar ik ben geen vechtersbaas", en hij haalde de schouders op. „Ik houd niet van oorlog. Ik ga liever naar Holland terug, waar mijn meisje reeds al lang wacht". „Hindert niets", meende Gustaaf, „dan zal ze sinds lang een ander genomen heb ben". „De mijne is trouw", verweerde Wil lem zich. 1) B. Ph. von Chemnitz. König v. Schwe- den in Deutschland gef. Krieg. iWordt vervolgd?,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1935 | | pagina 5