Wereldtentoonstelling te Brussel - Proefvlucht Fokk& F-
OVERSTE SAXON
75ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
Historische Avonturenroman
door G. P. BAKKER.
15)
HOOFDSTUK XI.
De achtkantige tweelingtorens van den
Dom verborgen zich in den donkeren
nachtelijiken hemel. Het kerkhof lag on
heilspellend stil en eenzaam om de flauwe
lijnen van het grootsehe bouwwerk. Twee
flambouwen in zware ijzeren ringen aan
den voorgevel der kerk wierpen hun flik
kerend licht in dansende schaduwen op
paden en grafsteenen.
Een paar musketiers hielden de wacht.
Ze stonden dicht bij elkaar.
„Een beroerd baantje,, een kerkhof te
bewaken", sprak de jongste.
..Ik geloof niet dat je bang bent", ant
woordde de andere, een oude veteraan. „Je
zouat het hoogstens gebrek aan moed
kunnen noemen".
„Maar midden in den nacht. Het zal zoo
twaalf uur zijn".
„Wees niet zoo kinderachtig".
„Jij bent zeker uit dapperheid tegen alle
voorschriften in hier met mij komen
praten?"
"Niet uit angst, uit gezelligheid. Op het
kerkhof worden de dooden begraven en
daarmee uit".
„Ja, dat is wel zoo, maar die vervloekte
degraafpiaats doet mij telkens weer den
ken aan de Meidagen. Hoor je dat ge
ritsel?"
„De wind in de bladeren".
„En daar die groote, groene oogen".
„Een kat".
„En dat onheilspellende krassen en
schreeuwen".
„Een uil in een der galmgaten".
„Ik hoor stemmen van geesten. Zie bre
kende oogen van vermoorden. O God, o
God, had ik het maar niet gedaan, had ik
haar maar niet geworgd".
„Kom. kom", hernam de veteraan. „We
zijn soldaten. Dooden is nu eenmaal ons
beroep. Ik heb in mijn leven wel honderd
zielen doen verhuizen".
„Ja, in een eerlijk gevecht. Maar zijZe
was zoo mooi, haar blauwe oogen zie ik
nog altijd voor mij. Ik kwam uit den kel
der, gek van wijn, gek van hartstocht,
door al dat bloed, wild door het vechten.
Ik wilde haar zoenen. Ze gilde. Toen
worstelden we. Ze viel. Ze verzette zich.
Ik wist niet, dat een vrouw zoo sterk kon
zijn, maar ik wilde, ik moest. Toen raakte
mijn hand haar zachte, bloote hals. Ik
kneep. Ze vocht niet meer, ze werd rusti
ger. Ik zag haar oogen vol afschuw. Ik
wilde ze niet zien. Ik kneep steviger. Zij
bleef liggen, bewoog zich niet. Ze was
dood. Dat heb ik niet gewild".
„Schei uit met die nare verhalen. Jij
maakt den moedigsten kerel laf".
„Kijk, kijk, kijk, daar. Wat is dat? Hij
stijgt uit het graf. Heëlemaal in het wit.
Hij wordt grooter en grooter".
„Stil. Ik zie het. Hij heeft geen hoofd,
maar één groot, vurig oog. De veteraan
sloeg een kruis.
„Hij zweeft als Satan zelf over den weg.
Zie je zijn vurige staart, als een kruis. Ik
ruik de sulfer. Hij is tweemaal zoo groot
als een mensoh.
Ze hoorden een honend gelach. Het
bloed stolde hen in de aderen. Een grijze,
ijzige angst deed hun harten sidderen.
„Helphelpstamelde de jonge
musketier.
„Hij komt om jou", zei de veteraan, nu
ook met angstige stem.
,3ang, kameraden", klonk het ach
ter hen.
„Goddank", zei de jongste.
„Zie je dat spook?" vroeg de veteraan.
„Daar nauwelijks zes vademen ver".
„Ik zie niets. Verbeelding".
„Daar, daar". De belde musketiers ston
den met uitgestrekte rechterarm.
„Nu", klonk eensklaps een scherp bevel
en de vier juist aangekomen musketiers
grepen de beide schildwachten zoo onver
wachts bij pols en keel, dat er aan ver
dediging niet te denken viel. Volkomen
machteloos werd hun een prop in den
mond geduwd, een blinddoek voor de oogen
gebonden, de handen geboeid. Daarna wer
den ze in de kerk gebracht. Een man
met een langen stok en een dwarslat,
waaraan twee lange lakens en een lan
taarn hingen, trad binnen. Hij wees op de
lakens. De anderen begrepen het onmid
dellijk. Er werd geen woord gesproken. De
vier musketiers wikkelden de schildwach
ten, na hun de voeten te hebben gekneveld,
in de lakens, bonden er touwen om heen,
legden ze neer onder het altaar en ver
dwenen zwijgend even geruischloos als ze
waren gekomen.
Een groot aantal zwarte gedaanten
sloop nu over het kerkhof den Dom bin
nen. De voorste ontstak een groote lan
taren, die van een lichtdemper voorzien
was en geleidde de anderen naar de heilige
kapel, waar zich het gothische grafmonu
ment van koningin Editha bevindt. Hij
drukte met een zware ijzeren staaf op een
onzichtbare veer en een groote zandstee-
nen grafzerk draaide langzaam ter zijde.
Een houten luik werd zichtbaar. De leider
greep den ijzeren ring, trok het luik open
en gevolgd door een twintigtal, in het
zwart gekleede, gemaskerde gestalten
daalde hij een steenen trap af. Het luik
werd weer gesloten. De grafzerk draaide
op haar plaats terug. De Dom lag even stil
en verlaten als een kwartier te voren.
Door een nauwe gang slopen de ge-
maskerden voort, voorafgegaan door hun
leider.
Ten slotte kwamen ze in een ruim kel
dergewelf, met romaansche kruisbogen in
het midden, gesteund door een zware,
ronde zuil.
De aanvoerder plaatste zijn lantaarn op
een eiken tafel, ontstak een paar groote
kaarsen, die op een groote pen staken en
sprak:
„Tot zoover is alles goed gegaan. Met
twee uren wordt de wacht afgelost. Er
moet vlug gehandeld worden. We moeten
de rechtsche gang volgen. Vaandrig Zwart
met drie mannen blijven hier met musket
ten gewapend. Mochten er vijanden komen,
dan dadelijk die gang in. Ze voert naar de
Elbe. Worden we gevolgd, dan de vervol
gers op eenigen afstand onhoorbaar vol
gen. Blijft een schildwacht hier achter,
overrompelen en geen pardon geven. Slaan
de achtervolgers een andere gang in, dade
lijk waarschuwen Het sein is driemaal flui
ten. Kort lang kort. Begrepen?"
„Niemand opmerkingen? Alles in orde?
Dan voorwaarts".
Plotseling klonk een holle, zware stem.
„Ik ben hier ook nog". En drie malen werd
herhaald „Ook nog".
Br volgde een doodsche stilte. Een paar
mannen keken verschrikt naar de gang,
waaruit de onheilspellende stem gekomen
was. Saxon kon nauwelijks een lachje
onderdrukken. Een mooie echo
„Dachten jullie dat grapje zonder mij.
uit te halen?" volgde er nu op meer na
tuurlijken toon en Edzke kwam lachend'
het gewelf binnen.
„Hoe kom jij hier?" vroeg de meester
streng.
„Nog al duidelijk", antwoordde het vrij
moedige jongmensch. „Ik ben je gevolgd.
In het donker zijn alle katjes grauw. Mijn
muts over de doren, mijn hoofd diep ge
bogen, zoo. Niemand heeft me opgemerkt.
Ik wou met Willem mee".
De meester en de overste keken elkaar
eens aan.
„Ga dan maar mee", besloot Saxon. „We
kunnen je niet terug zenden".
„Mooi, dat dacht ik wel".
„Maar nooit een woord over alles wat Je
gezien hebt of zult zien".
„Maar meester! Je kunt me volkomen
vertrouwen. Een Groninger heeft slechts
één woord. Dit is toch niet de eerste reis,
die we samen maken".
De gang, opgebouwd van kloostermop
pen, was vochtig. De muren waren groen
en grauw van schimmel en salpeter. De
bodem was modderig met groote gaten.
Soms zakten de mannen tot over de enkels
in het slijk.
„De toestand is er hier niet beter op
geworden", fluisterde de meester tegen
Saxon, die met Von Finkeborg de voor
hoede vormde.
(Wordt vervolgd).
DE PROEFVLUCHTEN met de nieuwe Fokker F 22 op Schiphol. Het OP HET 8PARTA-TERREIN TE ROTTERDAM werd gistermiddag een
toestel de „Lappland" zal worden overgenomen door de Zweedsche voetbalwedstrijd gespeeld tusschen een voorloopig Ned. elftal en de Engel-
Luchtvaart Maatschappij. sche Queens Park Rangers. Spelmoment bij het Engelsehe doel.
DE VERNIETIGING VAN DE STEM 111 I-J ETTEN UIT HET NIEUWE ZWEEFVLIEGTUIG S,GRUNAU 8" dat iB aangekocht door de Nationale Lucntvaartschool te Rotterdam voor het dubbelbesturinga-
HET SAARGEBIED - in een fabriek te Genève, onder onderwijs. Het toestel in de lucht,
toezicht van gendarmes.
OUD-BRUSSEL op de wereldtentoonstelling 1935 te Brussel. Zelfs de
rivier de Senne is niet vergeten.
DE RALLYE VAN MONTE CARLO. Enkele
deelneemsters bij het oontrólestation op de
Place -de la Concorde te Parijs.
UN GELAND'S LANGSTE TELEGRAMBESTELLER
de 19-jarige Hubert John Wykes uit Torquay. Men heeft
voor hem een speciale fiets moeten laten maken.