Prinses Juliana bij huwelijk - Na de stemming in het Saargebied
OVERSTE SAXON
P Estse
75»te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
De terugkeer van het Saargebied tot Duitschland.
FEUILLETON.
DE BRITSCHE PREMIER RAMSAY MACDONALD bezocht 't circus
in Olympia te Londen. Hij wordt door een der clowns welkom geheeten.
TYPISCH SPELMOMENT bij een rugbymatch te Norbury {Engeland).
De vliegende speler.
HO,
Saarbrücken viert feest. Links: het publiek zwaaiend met de extra-bladen, die in vette letters de Duitsche Saar-overwinning melden. Rechts: vroolijke menschenmenigte, in een der straten van Saarbrücken. Van de
huizen de Duitsche vlaggen.
Historische Avonturenroman
door G. P. BAKKER.
9) 1
„Neem mij mee".
„Dat kan toch niet".
„Toch kom ik misschien".
Hij had haar tegen zich aangedrukt,
haar den mond met hartstochtelijke zoe
nen gesloten. Ze waren in Berlijn aangeko
men voor ze het wisten.
Toen had ze gevraagd„Zul je me trouw
blijven?"
„Ik zou niet anders kunnen en jij?"
Zij hadden hun woord bezegeld en weer
bezegeld. Hij had haar oogen, haar haren
en toen ze uit het rijtuig stapte, haar
mooie, slanke handen gekust telkens
weer.
Ijlings was ze de trap van haar palels
opgesneld. Bij de deur had zij zich omge
keerd, was even blijven staan en had hem
£eïJ handkus toegeworpen.
Wat was hij een ezel geweest, dat hij
naar niet gevolgd was. Het leven van een
krijgsman was zoo wisselvallig. HIJ had het
netste wat er voor hem op de wereld be
stond, achter gelaten.
Ik wil mijn doel bereiken klonk
zijn vast besluit. Ik wil haar niet weer
onder de oogen komen dan als overwln-
„aar. Anders niet. Niets zal ik verzuimen
om mijn doel te bereiken. Verhezen wil ik
haar niet
Hij herinnerde zich al te goed dien ellen-
digen tijd, toen hij meende haar voor
altijd verloren te hebben, toen zij verloofd
was met den hofmaarschalk van den
keurvorst. Hij had den dood gezocht, maar
ondanks zijn roekelooze daden, had die
geen medelijden met hem gehad. Lied,
noch wijn had hem kunnen troosten.
Maar nu. Moed alleen was niet voldoen
de. Hij mocht geen enkele kans laten
voorbijgaan.
Deze middag had hij zelfs die spionne
gevraagd bij hem te blijven.
Een lachje kwam om zijn lippen. Zij was
te slim gebleken. Ze was mooi. Hij had
haar met bewonderende blikken aangeke
ken, een vroolijk liedje gezongen, alsof hij
niet altijd voor oogen had de donkere
oogen en de zwarte lokkenpracht, het lieve
gezicht van Marion.
Hij keek weer peinzend naar de sterren.
Eensklaps scheen het hem of Mars grooter
werd. Een bloedroode rand om het vaste
licht schemerde Voor zijn" oogen. De rand
werd breeder en breeder.
Verbeelding, gezichtsbedrog van het
lange staren. Hij had altijd gelachen om de
sterren wichelarij van Wallenstein en zij'n
astronoom Seni. Een Hollander was daar
voor te nuchter. Dat vervloekte wachten.
Hij stond op.
HOOFDSTUK VH.
„Hoor je niets Wolf? Nu zijn we hier al
eenige uren en er komt niemand en toch
moet dit de goede plaats zijn. De hoogste
heuvel, drie eiken en een oude bouwval.
Het moet hier zijn. We hebben ons niet
vergist".
Ongeduldig begon Saxon den omtrek te
onderzoeken. Toen zei hij„Wolf, we zullen
die oude ruïne een bezoek gaan brengen.
Het zal wel weinig opleveren, maar we
hebben niets beters te doen".
De overste begaf zich naar de oude
muurbrokken. Eensklaps hoorde hij vlugge
schreden naderen en een bekende zware
stem riep:
„Goeden avond, overste. Ik heb u laten
wachten en uw geduld op zwaren proef ge
steld .Maar heeft Publilius Syrus niet ge
schreven Geduld is het heelmiddel aller
smarten. En staat niet op het huis te Kol
naar: God, geef geduld en anders wat Gij
wilt. Maar als het geduld ten einde Is,
komt dikwijls juist de lang verwachte. En
hier ben ik eindelijk".
Onder het praten had hij den overste de
hand gereikt.
„Ja, ik heb het heel druk gehad. Alle
mogelijke menschen verhoord, het heele
bosch laten afzoeken, maar de ontvluchte
moordenaar ls verdwenen. Laten we daar
onder dien eik gaan zitten".
„Kan de spionne hem ook geholpen heb
ben?" vroeg Saxon.
„Neen, dat geloof ik niet Die bemoeit
zich niet met dergelijk tuig. Haar doel
moet hooger liggen. Een pracht van een
vrouw, groene oogen, rood haar en een
warme, zinnelijke mond. Gelukkig dat u
volkomen schotvrij is, overste."
„Ja", zei Saxon, „dat ben ik, maar toch
wilde ik wel eens weten wat ze in haar
Schild voert."
„Beter haar uit den weg te blijven. Ze
heeft iets zoo buitengewoon verleidelijks,
bijna demonisch zou men zeggen, en toch
Iets zoo aantrekkelijks, dat zelfs ik in mijn
hart beetje bang voor haar ben."
„Da --eb ik vanmiddag niet gemerkt"
lachte Saxon.
,.U wilde juist de ruïne onderzoeken. U
zou een aardige ontdekking hebben gedaan
en kennis gemaakt hebben met Esopus"
„Esopus?"
„Ja, de naamgenoot van den fabelver
tellenden Etiophiër, een brave kluizenaar,
een van mijn beste verkenners. Hij heeft
met den ander slechts één ding gemeen,
zijn bochel. Esopus heeft zich van de we
reld teruggetrokken, woont daar eenzaam
in een grot om boete te doen voor het
slechte, dat hij op deze wereld bedreven
heeft. Hij doet boete door te zwijgen en te
vasten, maar hij is een uitstekende kok
en het zwijgen zult u niet hooren."
De dokter floot tweemaal en uit de ruïne
kwam een wonderlijke figuur te voorschijn
Een bochel in een ruwe, harige pij, maar
inplaats van een staf had hij een groot
koksmes in de hand.
„Esopus", sprak de dokter. „Dit is de
heer, dien wij verwachtten."
„Die schooier" antwoordde de kluizenaar
wijzend naar den zwerver. „Die heeft hier
den halven middag lui op zijn rug naar
den hemel liggen kijken. Hij had beter
gedaan bij mij iets te leeren.
„Ja, jammer", zei de zwerver lachend.
„Ook dat heb je van een naamgenoot-"
„Esopus" meende de dokter, „voor een
kluizenaar spreek je te veel, maak liever
een goed maal gereed."
„Meester" antwoordde de wonderlijke
kluizenaar „Ik ben uw dienaar, maar uw
doel klinkt beter dan uw woorden." En hij
ging, nog even angstig naar Wolf kijkend
„U kent het doel van mijn zwerftocht"
vroeg Saxon.
„Ik geloof het wel."
„U heeft mij verteld dat mijn vriend de
wonderdokter dood is. Dat heeft mij zeer
getroffen. Hoe is hij gesorven?"
„In een hinderlaag gevallen en dood ge
schoten."
„En hij was een ziener."
„Ja, maar zij zijn het bijna nooit waar
het hen zelf betreft. Zijn dood zal gewro
ken worden, bloedig gewroken."
Beiden zwegen.
„Hier heb ik een groote bril voor u mee
genomen" zei de meester- „Als u zich tus-
schen de menschen beweegt, zien ze uw
jonge oogen niet."
„Dank u, maar allen zien gelukkig niet
zoo scherp als u."
„Uw hond zullen we gedeeltelijk grijs
moeten verven, maar beter is een andere
vermomming."
„Heeft uw vriend u alles van mij ver
teld?" vroeg Saxon.
„Alles, dat weet ik niet, maar wel veel,
overste. Hij deelde mij mede, dat u prinses
Marion uit Maagdenburg heeft gered. Hoe
u door de onderaardsche gang ontvlucht
en ontkomen bent naar Rudolf's herberg.
Hoe hij u en de prinses in Brandenburg
weer bij elkaar heeft gebracht. Uw strijd
tegen de Pappenheimers heb ik zelf ge
deeltelijk meegemaakt, als stille getuige."
„Heeft hij' u niet gesproken over een
verborgen schat?"
„Neen."
De kostbaarheden uit het huis met den
toren?"
(Wordt vervolgd).
TE DE STEEG is het kerkelijk huwelijk voltrokken tusschen jhr. W.
G. v. d. Wijck uit Almelo en baronesse Guineveve Justina May van Heer
keren van Keil. Prinses Juliana (rechts) was bij de plechtigheid tegen
woordig.
t-M'