De volksstemming in het Saargebied - Brand te Londen
OVERSTE SAXON
75,le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Hollandsche soldaten op wacht in het Saargebied.
FEUILLETON.
ZOO OVERTUIGD waren de leden, van het Duit*
sche front van den terugkeer van het Saargebied tot
Duitschland, dat Zondag reeds versieringen gereed
gemaakt werden. Kinderen uit Berus versieren het
portret van Hitier.
Op den dag van de volksstemming in het Saargebied. Mariniers bewaken de grens bij Zweibrücken,
EEN FELLE BRAND WOEDDE TE LONDEN IN EEN HALF AFGEBROKEN GEBOUW. De brand- DE SAARSTEMMING. Boven: de Mariniers in actie bij het transporteeren van de bussen met da
stembiljetten in het Saargebied. Onder: stemgerechtigden wordt door de politie te Saarbrücken
weer bij h-et brusschen van de smeulende resten. <jen w€g gewezen.
Historische Avonturenroman
door G. P. BAKKER.
7)
Ondenkbaar vlug voor zijn zware gestalte
sprong de dokter op, greep een pols, trok
zonder de minste krachtsinspanning de
arm naar zich toe en uit het struikgewas
kwam tegenstribbelend een vrouw te voor
schijn. De zwerver herkende haar dadelijk.
De dokter trok haar met zijn vrije hand
den doek van het hoofd, zoo onverwachts
dat ze geen tijd had zich te verzetten. Een
stroom van het mooiste goudblonde haar
viel over haar schouders.
„Dat is gemeen", hijgde ze en haar boe
zem bewoog zich stormachtig. „Gemeen.
Ik heb u niets gedaan. Laat mij met rust.
Wat wilt u van mij? Wat heeft u met mij
te maken?"
„En wat jij met ons?" klonk de weder
vraag van den dokter.
„Niets", zei ze zacht. „Ik liep hier langs
en meende een bekende stem te hooren.
Maar ik zie dat ik me heb vergist. Laat me
los. Laat me gaan".
„Niet noodig", meende de dokter. „Je
kunt gerust blijven". Hij monsterde haar
brutaal. „Ga zitten. Er is eten genoeg ook
voor jou. Het weer is warm, het naaste
huis is uren ver verwijderd". Hij schonk
een roemer vol wijn. reikte haar dien.
Met bevende hand nam ze het glas aan.
„Waarom ook niet", besloot ze, nam gre
tig een lange teug en ging zitten op een
dikken boomwortel.
De zwerver had bij dit tooneeltje geen
ffoord gesproken maar beschouwde met be
wondering het mooie gelaat, de glinste
rende groene oogen die, nu ze kalm was,
van kleur schenen te veranderen en de
wolk van roodglanzend haar die haar ge
zicht omringde.
De dokter sneed een plak wittebrood,
legde er een dikke snede ham op en zei, nu
veel beleefder:
„U moet het nemen zooals het is, een
servies of handdoek heb ik hier niet, maar
het is u van harte gegund, schoone dame,
Het spijt mij dat ik misschien een beetje
hardhandig ben geweest maar we zijn hier
in een eenzaam woud dat soms niet veilig
is. Uw hoofddoek had het hoofd van een
gevaarlijken booswicht kunnen verbergen.
Bij zijn onhandige verontschuldiging
verscheen onwillekeurig een glimlach op
het gelaat van den zwerver.
„Er kwam iets beters te voorschijn", zei
hij. „Een schilderij van Titiaan: uw ge
zicht, uw oogen, uw haren, ze doen me
denken aan mijn jeugd, droomen van
Italië".
„U is toch geen Italiaan?" vroeg ze.
„Neen, maar ik heb overal gezworven.
Eerst als solaat. Later, zoo als ik nu nog
doe een vrij leven zonder meester, zon
der zorgen, alleen, dus zonder verdriet. Vol
avonturen zooais heden. Eerst ontmoet ik
dezen vrijgevigen vriend". Hij wees op den
dokter. „Hij geeft mij te eten. Een lust voor
de maag. Hij laat mij kennis maken met
een ander vriend". Hij wees op de kruik:
„Een lust voor de ziel. Toen kwam u: Een
lust voor de oogen. Ja mijn leven is mooi.
Mijn dierbare vriend: Zou er nog iets
onder de kurk zijn?"
„Zeker, vreemdeling, voor ieder van ons".
Hij schonk een roemer vol.
De zwerver greep gretig het glas. Hij
scheen een beetje onder den invloed vaft
den zwaren wijn.
Hij hief het glas hoog. „Op uw geluk" en
tot de vrouw: En op de liefde".
Ze dronken.
Het meisje keek naar de luit. „U is een
speelman?" vroeg ze.
Hij knikte. „Mijn gansche rijkdom is
mijn luit", klonk zijn antwoord.
„Speel eens", zei ze.
De zwerver keek naar den dokter. „Zul
len er niet meer luisteraars komen?"
vroeg hij.
„Neen, ik geloof niet dat er meer men-
schen in de buurt zijn. Bovendien, hoe
meer zielen, hoe meer vreugd".
De speelman knikte goedkeurend.
„Vooruit dan maar", besloot hij, greep
in de snaren en begon de opwekkende
marsch der Mansfelders te spelen. Vroolijk
klonken de tonen door het bosch en
rondom begon het vogelkoor luid mede te
zingen en te kwinkeleeren.
Toen de marsch uit was zei hij
„Zal ik nu uit dankbaarheid een dansje
spelen, dan kunt u samen dansen. De
boschnimf ende zwerver aarzelde
even: „En de satyr", vulde de dokter aan.
„O neen, dat bedoelde ik niet. Ik zocht
een vriendelijk woord, maar vond het niet
op tijd".
„De fee en de groene dwerg Oberon", zei
het meisje,
„Past ook niet", zei de zwerver en keek
hoofdschuddend naar den dokter.
„Ik ben bijgeloovig.. Dansen met een
fee neemt altijd een droevig eind. Maar
zing ons eens een liedje voor".
„O, ja", zei het meisje. „Doe dat".
De zanger greep in de snaren en begon
met een eens zeer mooie stem, maar die nu
hier en daar door den ouderdom geleden
had, zijn lied:
Een oude, grijze speelman zwerft
Steeds vroolijk langs den weg.
Hij leidt een leven zonder leed
Vindt altijd heg of steg.
Hij leeft tevreden in 't verschiet.
Geen zorgen in 't verschiet.
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
Hij volgt de vogels op hun trek
Naar Zuid of weer naar Noord.
En altijd vindt hij, waar hij gaat,
Een heerlijk, zonnig oord.
De winter met zijn storm en sneeuw
Baart nimmer hem verdriet.
Dat kent de boer
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
„En nu verzoek ik het geacht publiek het
keerrijm mede in te zetten. Ook u, zangers
daarboven in de boomen, en jij makker",
zei hij tegen den hond, „moogt voor deze
buitengewone gelegenheid meezingen,
maar vooral niet te forsch en alleen het
refrein. Begrepen. Daar gaat ie".
Samen zongen ze vroolijk het refreintje.
En inderdaad was de hond op de achter-
pooten gaan zitten met gestrekte voorpoo-
ten, de kop hoog opgericht, de open bek in
de lucht jankte hij zacht mee.
Des morgens als de zwaluw tjilpt
Vangt hij zijn wand'ling aan.
En als de zon ter kimme neigt
Is 't dagwerk afgedaan.
Dan keert hij bij een herberg in
En zingt een vroolijk lied.
Dat kent de boer
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
Zoo zwerft hij heel de wereld door,
Een ieder is zijn vriend,
De een biedt hem een heerlijk maal
Met goedheid opgediend.
Een ander schenkt hem wijn of bier.
Hij dankt slechts met een lied.
Dat kent de boer
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
Het keerrijm werd door allen weer lustig
meegezongen.
En is de zomeravond mooi
Dan zit hij op een bank.
Hij speelt de luit en jong en oud
Komt luistren naar den klank.
Ze dansen vroolijk om hem heen.
Vergeten hun verdriet.
Dat kent de boer
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
De roemer gaat dan lustig rond
Het wordt een blijde dag
En onder 't dansen klinkt dan wel
Een zachte meisjeslach.
Dan denkt hij aan het volgend jaar
En speelt een bruiloftslied.
Dat kent de boer
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
En zijn de gasten heengegaan
Dan zit soms aan zijn zij
Een mooie vrouw die fluistrend vraagt:
Toe zanger, blijf bij mij.
En toch, Waarom? Hij weet niet meer
Waarom hij haar verliet.
Dat kent de boer
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
En als hij maag're Hein ontmoet
Aan 't einde van zijn weg,
Dan legt hij rustig 't moede hoofd
Onder een groene heg.
Zoo reist hij naar de overzij
Geen angst voor het verschiet.
Dat kent de boer
Dat kent de boer
En ook de burger niet.
„Uit", zei de zanger. De toehoorders
klapten in de handen.
(Wordt vervolgd).
®5?