ZOEKPLAATJE
75ste Jaargang Donderdag 3 Januari 1935 No. 1
EEN GOED BEGIN
Door
C. K. DE T.TT.rjr HOGERWAARD.
Vlak bij één der vele tramhaltes, die het
mooie landelijke dorp met de drukke stad
verbond, had de eigenaar van een stuk
land een dierenpark aangelegd. Er waren
wel geen leeuwen, of tijgers, wolven, be
ren, of vossen, maar 't aardige was, dat
de dieren alle in den grootsten vrede leef
den.
De mooie herten en reeën graasden er
rustig te midden van ganzen, kalkoenen,
parelhoenders, konijntjes en marmotjes.
Menigeen, die de tram juist gemist had,
vergat, dat wachten soms zoo lang duren
kan, afgeleid als hij werd door naar al die
verschillende dieren te kijken. Schuw
waren de dieren heelemaal niet; integen
deel: ze waren zoowel aan de tram als
aan de belangstelling van groot en klein
gewend.
Op geregelde tijden werden ze gevoerd,
maar toch lieten zij zich, buiten de voe
deruren om, dolgraag trakteeren op iets,
dat van hun gading was.
Hans van Meerten kwam eiken dag, als
hij naar school ging en weer naar huis
liep, langs het dierenpark en daar hij een
groot dierenvriend was, spreekt het van
zelf, dat hij altijd even bij zijn vriendjes
staan bleef en 's morgens zelfs wat voor
hen meebracht.
„Hans, 't dierenpark!" was een soort
tooverwoord geworden, wanneer hij
vooral 's winters, als het nog zoo donker
en zoo lekker warm in bed was! wel
eens moeite had met opstaan.
Moeder hoefde bovenstaande woorden
maar te roepen, of Hans sprong zijn bed
al uit, wel wetend, dat als hij dit niet
deed, hij geen tijd voor zijn vriendjes zou
hebben en die mochten toch immers niet
te kort komen!
Het was nu Kerstvacantie en hoewel
Hans wat langer mocht slapen en zich dus
niet behoefde te haasten, vergat hij zijn
lievelingen toch niet en ging eiken mor
gen en eiken middag even naar het die
renpark. Van zijn weekgeld had hij een
grooten zak pinda's gekocht en al at hij
er zelf ook wel eens een paar van, hij
deelde ze toch kwistig uit.
Lachend had Piet, zijn groote broer,
eens gezegd;
„Hans proeft, of ze zijn pinda's wel
mogen hebben!"
Op Nieuwjaarsmorgen zou Hans in zjjn
Zondagsche pak naar Grootmoeder gaan.
Zoo ver zijn geheugen ging, had hij dit al
tijd op Nieuwjaarsmorgen gedaan. En
Hans dacht onder 't loopen al aan de
heerlijke Nieuwjaarskoeken, welke Groot
moeder altijd op dien dag had, en ook
aanden rijksdaalder, dien Grootmoe
der hem ter eere van de jaarswisseling
gaf.
Zijn weg ging langs het dierenpark en
hoewel hij natuurlijk wel wist, dat hij zijn
Zondagsche goed sparen moest, vond Moe-
Waar is het 1.je?
(Nadruk verboden).
der het toch goed, dat hij zijn pinda's
uitdeelde. Op Nieuwjaarsmorgen mocht hij
zijn vriendjes toch niet in den steek
laten!
Maar toen Hans bij het dierenpark
kwam, hoorde en zag hij iets, dat zijn
groote verontwaardiging opwekte. Een
jongen, een groote nog wel, was bezig de
dieren leelijk te plagen!
Hij lokte ze eerst en deed dan net alsof
hij hun wat geven wilde, maarals ze
vlak bij hem kwamen, merkten zij, dat de
jongen niets in zijn handen had. Telkens
riep hij dan: „lekker mis!"
Natuurlijk kwamen de dieren, die zoo'n
behandeling niet gewend waren, in op
stand. 't Was dan ook een gekakel en ge
snater, dat tot ver in het rond te hooren
was.
Hans werd zóó kwaad, dat hij tegen den
grooten jongen riep:
„Hou toch op met dat valsche gesar!"
De groote jongen ging kalm met plagen
door en deed net, alsof hij niet gehoord
had, wat Hans zei.
Dat werd onzen Hans toch te machtig,
zijn hand gleed .uit zooals Piet gezegd zou
hebben) en-de groote jongen
kreeg een klap die hard aankwam.
In een oogenblik was 't gevecht in vol
len gang. Natuurlijk won de groote jongen
het. Maar dat kon Hans niet schelen. Als
zijn vriendjes maar niet langer geplaagd
werden, was hij tevreden.
Plotseling bemerkte hij echter tot zijn
schrik, dat zijn broek gescheurd was. Be
teuterd keek hij er naar. Wat zou Moeder
wel zeggen en Grootmoeder en., en., zou
zou hij nu ook den rijksdaalder krijgen?
Hij werd vuurrood van schrik en angst,
en besloot naar huis te gaan, waar hij
Moeder alles eerlijk vertelde.
Moeder vond het wel erg jammer van
de broek, maar was toch niet boos. Ge
weldig, zooals dat meeviel!
Ten tweeden male begaf Hans zich nu
op weg naar Grootmoeder, ditmaal met
zijn schoolbroek aan en toen nadat de
gebruikelijke gelukwenschen gewisseld wa
ren Grootmoeder vroeg, waarom hij
zijn Zondagsche niet aanhad, kreeg ook
zij het verhaal in kleuren en geuren te
hooren.
Vol spanning keek Hans haar aan, toen
het verhaal uit was. Zou hij den rijksdaal
der nu misschien verspeeld hebben?
Maar neen, Grootmoeder zei:
„Opkomen voor dieren, vooral als ze ge
plaagd worden, ls een goede daad, Hans,
en al ls het dan ook erg Jammer van je
broek, ik noem het toch een goed begin
van 't nieuwe jaar!"
In-gelukkig stapte Hans met zijn rijks
daalder in den zak naar huis. Moeder had
de broek al gemaakt. Als je 't niet wist en
niet al te best keek, viel 't niet eens erg
op! Wat die Moeder toch goed stoppen
kon!
Zoo viel alles gelukkig nog mee en
vond Hans zelf ook, dat de eerste dag van
het nieuwe jaar een goed begon was. Hij
zou wel oppassen, dat hij niet weer een
scheur in zijn broek kreeg!
Juist omdat Moeder en Grootmoeder
niet op hem gebromd hadden, naM m
zich dit dubbel ernstig voor!
(Nadruk verboden).