lT5ErUHeETWnTE kO
JDANCING LADY'
J5"t« Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 30 November 1934
Vierde Blad
No. 22913
KUNST EN LETTEREN.
BOEKBESPREKING.
Woeker". een roman uit het ambte-
isleven door P. H. Rltter Jr., ultgege-
.„'bjj D. A. Daamen's Uitgevers Mij.,
Eaag. Prijs ingen. f2.90 en geb. f3.75.
jnbtenaarsmentalltelt! Dat houdt voor
(js begrip zooveel ln als routine- en
(unteric ln een muffe atmosfeer, waar
glimmende kantoorjasjes altijd nog tijd
u-dt gevonden voor het rooken van vele
«ren en het lezen van vele kranten. Dit
"ook de geest die op het departement
ia den heer Rltter hangt. Maar er ls nog
,^1 meer, nog veel erger. Het ls daar voor
«trgieke, jonge mannen uitgesloten voor
al te komen, omdat ze voor hun leven
(inauwd worden door chefs, die hun
dichtoffers geestelijk kwellen en afmat-
tot ze voorgoed gebroken zijn. En daar
niemand dit dat ziet, behalve dan de
Jtrljver en de lezers. Daar ls een ver-
aietlglng van ieder Initiatief en een af
huiven van iedere verantwoordelijkheid
uur hooger geplaatsten. Een verdrukking
na alles wat naar eigen persoonlijkheid
areemt en een bulgen en een likken van
•/r almachtigen chef. Daar worden de
alarlssen dusdanig steeds weer gekort,
it men lederen ambtenaar gaat zien als
ifd van een arm, tobbend gezin, met
éfkelllke. ondervoede kinderen op een
tbamel bovenhuisje; met groeiende
hulden, omdat het allernoodzakelijkste
jet kan worden betaald, zoodat de opge-
jde gedreven wordt in woekerhanden
I verleid tot het zich toeëigenen van
jlsgelden, die onder zijn beheer staan,
i tenslotte wordt er in die departemen-
le afdeelingen geïntrigeerd op een wijze,
den lezer de haren te berge doen
ijzen. Geen enkele „daad" in het boek
»rdt aan het licht gebracht door de
igische gevolgen die zij achter zich aan-
:«pt, maar uitsluitend door den colle-
jalen speurderszin, want in lederen
ibtenaar op dit ministerie, tot zelfs in
boden, schuilt een detective, altijd er
uit zijn medewerkers te vangen.
Dit boek, een roman uit het ambtenaars-
ven, riekt aan alle kanten naar tendens
tendens berust bijna altijd op aange-
Skte waarheid. Dat is er het gevaar van.
schrijver is blijkbaar bevreesd geweest
rmr dit verwijt als crltiek op zijn werk.
rant in zijn voorwoord verklaart hij angst-
rallig, dat het geen sleutel- en geen strek-
ingsroman is en ook geen zedenroman en
st hij wel weet, dat het ambtelijk leven
kh hier te lande kenmerkt door integri-
en hooge plichtsopvattingen en dat de
tanden beter zijn, dan hü ze hier aan-
nft. Daarom voert hij ook nog een
ibtenaar van het goede oude slag ten
ineele. die zooals de heer Ritter in dat-
tde voorwoord zegt, „des schrijvers
prattingen van het ambtelijk wezen
■rgeven". De auteur heeft zich dus
lekt. Maar wat bedoelt hij dan wèl met
boek? Als dit alles zoo maar een ge
ageerd ministerie met een denkbeeldige
itelljke sfeer betreft, toevallig ook op
tt Plein ln Den Haag, dan is het boek
al heel weinig interessant en dan zou het
practlsoh geen bestaansrecht hebben. Dus
tóch een crltiek op bestaande toestanden
ln ons land? Maar dan gegoten in een
zeer gevaarlijken vorm voor den onbe
vangen lezer, want behalve dat het wel
degelijk alle prikkels van de tendens be
zit, ls het nog knap geschreven ook.
Men leze dezen roman en men zij
daarbij op zijn hoede!
„Wij in de Melbourne Race", spannende
Octoberdagen van 1934 door Mr. P. J.
Mijksenaar, opgedragen aan K, D. Par-
mentler, J. J. Moll, C. van Brugge en B.
Prins, bemanning van de Uiver. Uitge
geven bij Andries Blltz, Amsterdam. Een
gedeelte van de opbrengst komt ten bate
van het Nationale Luchtfonds.
Toen de Ulver begin October haar
grooten tocht aanving, heeft menigeen het
betreurd, dat er geen Hollandsch jour
nalist aan boord was om verslag over haar
Interessante reis uit te brengen. Thans
wordt ons dat gemis vergoed door boven
staand boekje van Mr. Mijksenaar, die
misschien wel geen journalist ls, doch op
onderhoudende en populaire wijze datgene
heeft weten vast te leggen over de groote
Melbourne Race en de prestaties van de
Uiver, wat men daarover nu eenmaal
gaarne verneemt. Ook is het aardig te
lezen, dat MacRobertson, die een royaal
bedrag aan prijzen voor deze race be
schikbaar stelde, een van die „groote"
mannen is, die zijn carrière begon als bar
biersleerling en krantenrondbrenger ergens
in Schotland, met zijn zeer arme ouders
naar Australië emigreerde en nu na zestig
jaar als Sir MacRobertson chocolade- en
toffeekoning is, met een gul en vrijgevig
hart.
Het is goed gezien geweest van den
schrijver en zijn uitgever, dit werkje te
publlceeren en nu we nog ten volle in het
teeken van „de Uiver" staan! Nóg wordt
overal gejubeld en gehuldigd, nóg beleeft
de dappere bemanning haar schoonste
dagen.En ongetwijfeld zal dit boekje,
welks inhoud op het oogenblik een ieders
belangstelling geniet, zijn weg wel vinden.
„De Smalle Mens", door E. Du Perron,
uitgegeven bij Em. Querido's Uitgevers
Maatschappij Amsterdam 1934.
Als er een balans opgemaakt zou wor
den van alles wat er dit Jaar aan boeken
uitgegeven is,'dan zou men ongetwijfeld
dit werk als het beste moeten kenmerken
van wat er is verschenen. Dit boek is ln
ieder opzicht prima. Een krachtige, geser
reerde stijl; een sterk-boeiend proza; hel
dere, origineele gedachten; een geestige,
fijne ironie, hetgeen alles te zamen deze
essays tot prachtig werk stempelt. Het
boek is geen roman, maar een verzame
ling schetsen, overpeinzingen en critieken
over actueele onderwerpen, over de film,
enkele speciale boeken, bezoeken aan be
kende persoonlijkheden, bekende schrij
vers, over politiek en literatuur, over alles
wat den schrijver op een oogenblik tot ge-
dachtenconcentratie en tot gedachtenuiting
geprikkeld heeft. En er is zeer veel. Bij
voorbeeld een zeer geestige crltiek over de
film Shanghai Express met Mariene
Dietrich en een interview met Emll Ludwig
om van te smullen! Dan ls er de smalle
mensch, die gedrukt tusschen en gestuwd
door de verschillende stroomingen van
dezen tijd, zich zelf niet bewust weet te
worden. Er is ook de breede mensch in
Hamlet en in nog vele anderen.
Het past niet om crltiek op critiek te
leveren, omdat men nu eenmaal daar
mede een fout tegen de bestaande etiquette
begaat. Maar of men het nu eens is of niet
met wat de schrijver beweert, aan de
waarde van het werk doet dat niets af.
Du Perron behoort tot de jongere Neder
landsche auteurs, die op 34-jarigen leef
tijd geen philosoof is, ook niet kan zijn,
maar toch zeker diepzinnige gedachten
op heldere wijze tot uiting weet te brengWi.
Zijn werk heeft misschien een bezwaar:
op den langen duur wordt het vermoeiend,
wellicht omdat het cerebraal is en hier
en daar schrijf„kunst" wordt. Men koes
tert vele verwachtingen van dezen schrij
ver; wij kunnen slechts hopen, dat dit
niet zijn laatste boek zal zijn en dat hij
met dezen bundel zijn hoogtepunt nog
niet heeft bereikt.
C. N.
Bij A. W. Sijthoff's Uitgevers Maat
schappij Leiden, verscheen „de Nood des
Tijds" van Prof. Dr. W. J. Aalders, hoog
leeraar aan de Rijksuniversiteit te Gro
ningen.
„Sinjo Q", roman door Arnold Clerx. -
Uitgegeven bij Em. Querido's Uitg.-Maat-
schappij Amsterdam 1934.
We worden in den laatsten tijd over
stroomd door koloniale lectuur. Sleutel
romans, strekkmgsromans, zedenromans,
romans over de Indonesische ziel, enz. Zij,
die Indië kennen uit persoonlijke ervaring
of van hooren zeggen, lezen die boeken
met een zekere nieuwsgierige gretigheid
en geven dan naïevelijk commentaar. En
zij, die het land wel kennen en er gretig
naar grijpen, zullen zich wellicht afvragen
waarom ieder boek over Indië steeds weer
een teleurstelling ls. De tropische sfeer
schijnt wel zeer moeilijk weer te geven
zijn. Want eigenlijk bestaat er geen
schilder wien dat goed gelukt is, geen
dichter na Multatuli, die haar juist heeft
weten uit te drukken, geen beeldhouwer,
die haar heeft kunnen vastleggen. En men
moet wel aannemen, dat de natuur in
Indië, zoo rijk, zoo warm, zoo overvloedig,
maar ook zoo meedoogenloos en zoo moor
dend, niet tot kunstuitingen weet te lnspi-
reeren.
In „Sinjo Q." breekt de schrijver een
lans voor den Indo, den halfbloed, die in
Europa gevierd om zijn exotisch uiterlijk,
in zijn vaderland gedurende zijn geheele
leven te kampen heeft tegen ongeschreven
wetten, die een barrière oprichten tusschen
hem en den volbloed Europeaan. De
schrijver bedoelt het goed, maar zijn plei
dooi is niet overtuigend en wel omdat hij
tot hoofdfiguur in zijn boek een zeer
exceptioneelen Indo kiest. Exceptioneel
door karakter en wegens het leven, dat
zijn buitengewone rijkdom hem in staat
stelt te leiden. Exceptioneel zou deze
figuur ook zijn wanneer het hier een
Europeaan betrof. Wat den jongen man,
behalve zijn uiterlijk, bindt aan het ras
van zijn Soendaneesche moeder, is zijn
bijgeloovigheld en zijn hang naar mystiek.
Anders niets. De ervaring heeft geleerd,
dat het gemengde bloed van den Eurasiër
gewoonlijk ook nog andere eigenschappen
bezit, goede zoowel als kwade, maar die
ook specifiek op die bloedmenging zijn
terug te brengen. Dat de schrijver dit weet
blijkt wel uit de typeering van den kleine
Indo Paulus en toch kan het verschil in
maatschappelijke positie niet de reden
zijn, dat Paulus wel en Sinjo Q. niet ten
volle Sinjo is!
Het eerste deel van het boek, waarin
Q. nog een kleine jongen is, ls verreweg het
beste. Het tweede gedeelte is aanmerkelijk
minder; stijl en taal zijn niet bepaald oor
spronkelijk en nogal geforceerd. Het is op
vallend, dat wij al lezend vergeten, dat
het boek door een man geschreven is; het
kon een vrouw zijn, als niet hier en daar
een expresselijk ingevoegde rechtvaardi
ging van het mannelijk geslacht, ons uit
dien waan geholpen had. De roman leest
gemakkelijk, maar wij moeten er voor
waarschuwen het boek niet te beschouwen
als een zuivere teekening van den door
snee-Indo.
„Geheime Kracht", roman van Net Hou-
wink - Uitgegeven bij Em. Querido's Uit
gevers-Maatschappij Amsterdam 1934.
Van Net Houwink zijn we iets goeds
gewend. Haar boeken, en er zijn er reeds
verscheidene gepubliceerd, zijn gaaf en
bezonken, getuigen vooral van een sterk
observatietalent en zijn gevoelig geschre
ven, zonder sentimenteel te worden. Zoo is
ook haar woordenkeus.
„Geheime Kracht" behandelt een goed
deel spiritisme en psychometrie. Hierin
worden uitgebeeld de wonderlijke presta
ties van mediums en helderzienden, de
magische kracht, waaraan een nuchter,
logisch denkend intellect zich zelfs niet
geheel kan onttrekken, zoowel als de
ellende en zenuwslooping die diezelfde
geheime kracht kan stichten bij gezonde,
jonge menschen, wanneer zij rücksichtlos
wordt toegepast. De aantrekkelijke figuur
uit dit boek is de ouder-wordende man
met zijn beheerschte liefde voor een Jong-
onbevangen kind.
Het lijkt ons jammer voor de goede
karakterteekening, dat de schrijfster aan
het einde van haar boek het medium ge
bruikt om de hoofdfiguur eigenlijke ka
rakter- en levensfouten voor de voeten te
werpen, die op dat moment niets ter zake
doen. Een zekere „make-up", die dezen
overigens krachtigen en lezenswaardlgen
roman onnoodig verzwakt en geen der per
sonen ten goede komt.
„Eén uur Minister", roman door F. de
Sinclair. Uitgegeven bij A. W. Bruna's Uit
gevers-Maatschappij Utrecht. Prijs ingen
f. 2.90 en geb. f. 3.90.
Er is een zeker soort ontspanningslec
tuur die. hoewel lang niet eerste klas, door
hét publiek graag gelezen wordt. Daar
onder behoóren ook de boeken van De
Sinclair en men vergeeft dezen schrijver
veel, omdat hij de onwaarschijnlijkheden,
die zijn fantasie uitbroedt, ook laat voor
wat ze zijn en ze tenminste niet overgiet
met een sausje van eenige zakelijke wer
kelijkheid. Zoo ook dit boek, dat vertelt
van een minister, die zijn tweelingsbroe»
der, die op hem lijkt als de eene druppel
water op den andere, voor een uur in zijn
I ministerzetel plakt, om zelf op een zeer
riskante en ongeoorloofde financleele
speculatie te kunnen uitgaan. De verwik
kelingen die hieruit ontstaan en hoe de
brave pseudo-minister zijn lichtzinnigen
broeder uit de moeilijkheden helpt, laten
wij aan den lezer over zelf te ontdekken.
Dit boek is het beste te vergelijken met
een goede klucht.
„Graafschapsche Geschiedenissen" door
Kerst Zwart, uitgegeven bij W. J. Thieme
en CoZutphen. Prijs ingen. f. 1.90 en geb.
f. 2.90.
Er komt tegenwoordig steeds meer be
langstelling voor onze folklore, oude over
leveringen en verhalen uit de verschil
lende streken van ons land en boven
staande uitgevers hebben ook reeds ver
scheiden boeken op dit gebied het licht
doen zien. Hier hebben wij nu een verza
meling van dertig geschiedenissen uit de
Graafschap Zutphen, waaronder de Ve-
luwe en ook de Achterhoek nog ressor
teert. De eerste hoofdstukken, in sappig
Achterhoeksch dialect, zijn gewijd aan het
leven der oude bevolking, oude gewoonten
en gebruiken. De verhalen loopen tot ln
den Franschen tijd. zijn boeiend verteld
en zullen ongetwijfeld ieder, die voor ons
land voelt, interesseeren.
„Het Nederlandsche Boek", uitgegeven
door den Nederlandschen Uitgeversbond
te Amsterdam.
Ook dit jaar heeft het bestuur van den
Nederlandschen Uitgeversbond de uitgave
van Het Nederlandsche Boek op smake
lijke wijze verzorgd, zoodat het een aan
trekkelijk bezit vormt voor iederen boe
kenliefhebber, ëen bezit dat nog in waarde
stijgt door een prijsvraag, die zich in het
boekje bevindt. Op overzichtelijke wijze
kan men hierin den weg vinden in alle
dit jaar in ons land verschenen boeken,
op ieder gebied. De catalogus wordt voor
afgegaan door een artikel „Het Exlibris"
door Johan Schwencke, het redactioneele
gedeelte werd verzorgd door dr. H. E. Greve
en de omslag werd ontworpen door Greet
Dróge.
C. N.
Bij de uitgevers Nijgh en Van Ditmar
te Rotterdam verscheen de tweede druk
van het zoo zeer geprezen werkje van
Menno ter Braak „Het Carneval der Bur
gers". Op enkele verbeterde detailfouten
na, heeft deze tweede uitgave geheel den
zelfden tekst als de eerste.
NIEUWE UITGAVEN.
Van het dansinstituut J. A. Bronmeyer te
Den Haag ontvingen wij het J.A.B. boek,
waarin de nieuwste variaties op de moder
ne dansen uitvoerig beschreven worden.
Van de LondenMelbourne-race is een
geïllustreerd album verschenen van den
uitgever J. Vlieger te Amsterdam. Het
aardige boekje geeft een verhaal over de
spannende dagen dezer race (van de hand
van Viruly en Hollander), benevens tal
van plaatjes.
REGIE-TRUCS.
Het kunstmatig opwekken van
gemoedsbewegingen.
De beste acteurs in Hollywood zijn de
ïisseurs of zij willen of niet.
Het is al zwaar genoeg voor de acteurs
een scène zóó te spelen dat het bios-
<»P-publiek zich er door laat overtuigen
hoeveel moeilijker is het dan niet voor
regisseur om met zulk een ernstig ge-
(ht comedie te spelen dat de sterren,
'kudette Colbert als Cleopatra en Henry
*itaon als Marcus Antonius in de
Mille's nieuwste film „Cleopatra".
'•'doorkneed zijn in de kleine trucs van
S ïsk, in de waan gaan verkeeren dat
•l.ineenens" is! Hoevaak moet een spel-'
niet zijn toevlucht nemen tot een
whologisch trucje waarbij hij al zijn
"anng en menschenkennis noodig heeft
'an een vermoeide actrice, die er „niet
jfrin is", de juiste reactie te ontlokken!
Jf™ Belascc, de vermaarde Ameri-
««nsche theater-regisseur, was een
•ester in deze techniek. Hij kon door
"„optreden de meest over het paard
ii, actr'ce tot tranen toe bewegen
,,yeer een scène dit vereischte, of de
'^^haatgevoelens in haar wakker
de filmwereld is het Cecil B de Mille,
j,3) rijn collega's de reputatie heeft het
tooneel te kunnen spelen als het er
^taat een actrice, of soms ook een
ie gewenschte expressie te ont
lokken, Claudette Colbert gaf er zich geen
rekenschap van totdat de filmopnamen
beëindigd waren, doch de Mille wist haar
beurtelings te vleien en, dikwijls op tame
lijk grove wijze, de les te lezen met het
eenig doel haar in den Julsten gemoeds
toestand te brengen voor de te verfilmen
scène.
Voordat zij een scène met Henry Wil-
coxon moest spelen (die in de Mille's
nieuwste film „Cleopatra", de rol van
Marcus Antonius speelt) waarin zij haar
haat tegen den Romein moest verbergen
terwijl zij liefde simuleerde, plaagde de
regisseur haar met het onschuldigste ge
zicht ter wereld over dingen die Claudette
zeer na aan het hart lagen, en waarover
zij geen spot verdragen kon. Innerlijk
woedend begon zij dan de liefdesscène te
spelen, en de kleine sporen van geïrriteerd
heid die af en toe zichtbaar zijn, kwamen
dan ook geheel spontaan en natuurlijk
Een van de problemen die de Mille moest
oplossen was Claudette's doodelijke angst
voor reptielen. Weken lang bracht de
regisseur af en toe slangen ter sprake,
alsof dit zijn grootste lievelingen waren.
Toen hij eindelijk haar belangstelling had
opgewekt met zeer interessante bijzon
derheden over deze lieve dieren, bracht
hij een onschuldig slangetje mee, en hij
kreeg zijn ster zoover dat zij het beestje
durfde aankijken. Toen kon hij eindelijk
overgaan tot verfilming van de scène
waarin Cleopatra zich door een adder laat
bijten.
Een van de Mille's beroemste scènes,
(d.w.z. ruzie-scènes die niet verfilmd
werden) waarover in Hollywood nog steeds
gesproken wordt, was die waarin Leatrice
Joy tegen wil en dank meespeelde. Een
film waarin zij onder zijn leiding speelde
was half voltooid, doch Miss Joy kon met
de beste wil in de emotioneele scènes vol
doende temperament aan den dag leggen.
Iets in haar belette haar zich voor de
camera uit te leven.
Nadat men eens een avond tot na mid
dernacht gerepeteerd had, nam de Mille
haar mee naar zijn kantoor en vertelde
haar dat zij ontslagen was. Hij wilde alle
scènes waarin zij gespeeld had opnieuw
filmen met een andere actrice.
Hij spaarde geen woorden toen hij haar
zeide, wat hij van haar dacht. In het be
gin bleef Leatrice koel en gereserveerd
onder de?° stortvloed van verwüten, maar
nadat de Mille een half uur tegen haar ge
bulderd had begon zij haa' ze'fvertrou-
wen te verliezen, en even later liet zij
zich op het tapijt vallen en beukte met
haar vuisten op de vloer. Toen zij volko
men uitgeput was. wees de regisseur op een
groote spieg°T m pen hoek van het ver-
tro,r en ze'; Dof is wat ik noodig heb.
Kök Uzoif pope goed aan!"
Hf) hielp haar overeind en troostte
haar met de verzokerlng dat hij haar niet
ontslaan zou Van toen af aan, had hij
geen moeite meer met haar!
NIEUWE FILMS.
NIEUWE FILM VAN KING VIDOR.
King Vidor, de bekende regisseur van
o a. „Hallelujah", „Verboden Pkradijs" en
„De Groote Parade" heeft, na geruimen
tijd niets van zich te hebben laten hoo
ren, wederom een nieuwe film vervaar
digd. De film is getiteld „Our Daily Bread"
(Ons dagelfjksch brood) en het scenario
werd eveneens door King Vidor geschre
ven. De hoofdrollen worden vervuld door
Karen Morley, Tom Keene en Barbara
Pepper.
THE LAST GENTLEMAN.
Sidney Lanfield heeft juist zijn regie
beëindigd van de Twentieth Century film
„The Last Gentleman", in welke film
George Arliss de hoofdrol vervult. George
Arliss is een der prominentste figuren
van het witte doek. Helaas zijn de groote
Arliss-films zooals „Disraeli", „The man,
who Played Cod" en „Voltaire" ons land
voorbij gegaan en met uitzondering van
enkele kleinere films, kon men dezen bij
zonderen acteur nog niet eerder in ons
land zien. Binnenkort brengt Loet C.
Barnstijn als eerste Arliss film „De Vijf
Frankforters", („The House of Roth
schild"), terwijl ook „The Last Gentle
man" hier te lande zal worden geïntrodu
ceerd.
„TURANDOT" GEREED.
De opnamen voor de nieuwe groote
UFA-film der productiegroep Günther
Stapenhorst, „Turandot" van Thea von
Harbou, zijn in Neubabelsberg beëindigd.
Onder regie van Gerhard Lamprecht werk
ten in deze film mede Kathe von Nagy (ze
speelt ook de vrouwelijke hoofdrol in de
Fransche versie), Willy Fritsch, Inge List,
Paul Kemp, Leopoldine Konstantin. Willy
Schaeffers. Paul Heidemann, Arlbert Wa-
scher, Ernst Behmer en Gerhard Damann.
Cameraman was Fritz Arno Wagner, ge
luidsmixer dr. Fritz Seidel, componist
Franz Doelle (deze componeerde ook de
muziek voor de groote succes-film „Vic
tor en Victoria"). De architectuur ver
zorgde Robert Herlth en Walter Röhrig.
„LIEFDE, DOOD EN DUIVEL".
Men is een dezer dagen begonnen met
de opnamen voor de nieuwe groote UFA-
film „Liefde, dood en duivel", waarvan
ook een Fransche versie gedraaid wordt.
Hoofdrolspeelster der beide versies is
Kathe von Nagy. Als haar partner ln de
Duitsche versie werd de film voor de
nieuwe, jeugdige, succesvolle tooneelspeler
Albin Skoda van het „Deutsches Theater"
geëngageerd. De overige hoofdrolspelers in
de Duitsche versie zijn Brigitte Horney,
Karl Hellmer. Aribert Wascher, Bernhard
Minettl, Rudi Platte en Erich Ponto. De
regie heeft de bekende regisseur Heinz
Hilpert met medewerking van Reinhard
Steinblcker op zich genomen. Het draai
boek van deze film. die in de productie
van Karl Ritter gedraaid wordt, vervaar
digden Kurt Heuser, Pelz von Felinau en
Lieselotte Gravesteln. Cameraman is Fritz
Arno Wagner, geluidsmixer dr. Erich Leist
ner. architecten zijn Otto Hunte en Willy
Schiller. Voor de muzikale leiding en com
posities is Theo Mackeben verantwoor
delijk.
Hierboven een opname van Joan Craw ford in de film „Dancing Lady",, de groot-
sche showfilm, welke tot stand kwam onder regie van Robert Z. Leonard, die met
zijn film „Broadway Melody" een grooten naam maakte.
GRETA KON DEN OBER
NIET BETALEN
Greta Garbo, die wij zoo juist nog zagen
als Koningin Christina, verklaarde op een
haar gestelde vraag, naar de zwaarste
oogenblikken uit haar loopbaan, haar
moeilijkste jaren in Berlijn te hebben
doorgemaakt. De Friedrichstrasse, de
straat waar de filmmaatschappijen haar
bureaux hadden gevestigd, heette toen
onder de filmspelers, naar den titel van
een bekende film „De straat zonder vreug
de". De Friedrichstrasse was getuige van
veel belangrijke transacties voor de film
wereld, maar ook van veel ellende. Jonge
tooneelspelers zaten acht uur lang, met een
enkel kopje koffie voor zich vol angst voor
den sluitingstijd maar ook vol hoop op een
groote toekomst, in de lunchrooms en
café's.
Mijzelf, zoo vertelde Greta Garbo ver
der, ging het. in vergelijking met anderen
in die dagen, nog vrij goed. Twee geklutste
eieren en een boterham heb ik mij altijd
nog kunnen veroorloven. Toch is het her
haaldelijk gebeurd, dat dit avondmaal het
eenige was, dat ik dien dag kreeg. Op zeke
ren avond, toen het weer tegen sluitings
tijd liep, beleefde ik het pijnlijkste uur van
mijn leven. Ik zat weer met mijn vertering,
be'teande uit twee geklutste eieren, een
boferbam en als iets extra's een stuk gebak
ik geef toe dat. ik dien avond bijzonder
lichtzinnig was in onze lunchroom De
ober liep in steeds kleiner wordende krin
gen om de laatste bezette tafel; de mijne.
Het was duidelijk, dat hij mij er uit wou
hebben. Ik kon echter helaas niet met een
groot gebaar „Ober, betalen" roepen, om
de doodeenvoudige reden, dat ik de 95
pfennig, die ik schuldig was, niet bezat! Ik
had deze bescheiden som ook niet in „het
andere taschje", zooals een uitvlucht om te
betalen soms luidt, ook niet thuis en nog
minder op mijn bankrekening. Ik bezat
niet meer dan 20 pfennig, dat was in dit
critieke oogenblik mijn gansche vermogen!
En dit „kapitaal" kon ik in geen geval
aanspreken, daar het bestemd was voor de
rit naar huis, met de ondergrondsche. Het
is onmogelijk deze benarde situatie te be
schrijven. Thans nog, nu er sedertdien al
weer tal van jaren verloopen zijn, krijg ik
soms een nachtmerrie, als in mijn slaap de
gestalte van den Berlijnsche ober ver
schijnt. Emil werd hij genoemd, Herr
Emil, ik herinner het mij nog zoo duidelijk.
Het is de eenige mannelijke voornaam die
ik uit mijn Berlijnschen tijd onthouden
heb.
Neen toch niet de eenige. Ik bewaar nog
een anderen naam in mijn herinnering,
namelijk Mauritz. Juist op het oogenblik
namelijk, dat ik niet meer wist wat ik be
ginnen moest, voerde het lot mij een laten
gast te hulp.
Maurits Stiller, de Zweedsche filmregis
seur, de vroeggestorvene en onvergetelijke,
betrad het lokaal Een landsman in den
nood een reddende engel!
Een minuut later had ober Emil zijn geld
en twee minuten later ik mijn eerste groote
filmrol!