lT5ErUHeETWnTE kO JDANCING LADY' J5"t« Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 30 November 1934 Vierde Blad No. 22913 KUNST EN LETTEREN. BOEKBESPREKING. Woeker". een roman uit het ambte- isleven door P. H. Rltter Jr., ultgege- .„'bjj D. A. Daamen's Uitgevers Mij., Eaag. Prijs ingen. f2.90 en geb. f3.75. jnbtenaarsmentalltelt! Dat houdt voor (js begrip zooveel ln als routine- en (unteric ln een muffe atmosfeer, waar glimmende kantoorjasjes altijd nog tijd u-dt gevonden voor het rooken van vele «ren en het lezen van vele kranten. Dit "ook de geest die op het departement ia den heer Rltter hangt. Maar er ls nog ,^1 meer, nog veel erger. Het ls daar voor «trgieke, jonge mannen uitgesloten voor al te komen, omdat ze voor hun leven (inauwd worden door chefs, die hun dichtoffers geestelijk kwellen en afmat- tot ze voorgoed gebroken zijn. En daar niemand dit dat ziet, behalve dan de Jtrljver en de lezers. Daar ls een ver- aietlglng van ieder Initiatief en een af huiven van iedere verantwoordelijkheid uur hooger geplaatsten. Een verdrukking na alles wat naar eigen persoonlijkheid areemt en een bulgen en een likken van •/r almachtigen chef. Daar worden de alarlssen dusdanig steeds weer gekort, it men lederen ambtenaar gaat zien als ifd van een arm, tobbend gezin, met éfkelllke. ondervoede kinderen op een tbamel bovenhuisje; met groeiende hulden, omdat het allernoodzakelijkste jet kan worden betaald, zoodat de opge- jde gedreven wordt in woekerhanden I verleid tot het zich toeëigenen van jlsgelden, die onder zijn beheer staan, i tenslotte wordt er in die departemen- le afdeelingen geïntrigeerd op een wijze, den lezer de haren te berge doen ijzen. Geen enkele „daad" in het boek »rdt aan het licht gebracht door de igische gevolgen die zij achter zich aan- :«pt, maar uitsluitend door den colle- jalen speurderszin, want in lederen ibtenaar op dit ministerie, tot zelfs in boden, schuilt een detective, altijd er uit zijn medewerkers te vangen. Dit boek, een roman uit het ambtenaars- ven, riekt aan alle kanten naar tendens tendens berust bijna altijd op aange- Skte waarheid. Dat is er het gevaar van. schrijver is blijkbaar bevreesd geweest rmr dit verwijt als crltiek op zijn werk. rant in zijn voorwoord verklaart hij angst- rallig, dat het geen sleutel- en geen strek- ingsroman is en ook geen zedenroman en st hij wel weet, dat het ambtelijk leven kh hier te lande kenmerkt door integri- en hooge plichtsopvattingen en dat de tanden beter zijn, dan hü ze hier aan- nft. Daarom voert hij ook nog een ibtenaar van het goede oude slag ten ineele. die zooals de heer Ritter in dat- tde voorwoord zegt, „des schrijvers prattingen van het ambtelijk wezen ■rgeven". De auteur heeft zich dus lekt. Maar wat bedoelt hij dan wèl met boek? Als dit alles zoo maar een ge ageerd ministerie met een denkbeeldige itelljke sfeer betreft, toevallig ook op tt Plein ln Den Haag, dan is het boek al heel weinig interessant en dan zou het practlsoh geen bestaansrecht hebben. Dus tóch een crltiek op bestaande toestanden ln ons land? Maar dan gegoten in een zeer gevaarlijken vorm voor den onbe vangen lezer, want behalve dat het wel degelijk alle prikkels van de tendens be zit, ls het nog knap geschreven ook. Men leze dezen roman en men zij daarbij op zijn hoede! „Wij in de Melbourne Race", spannende Octoberdagen van 1934 door Mr. P. J. Mijksenaar, opgedragen aan K, D. Par- mentler, J. J. Moll, C. van Brugge en B. Prins, bemanning van de Uiver. Uitge geven bij Andries Blltz, Amsterdam. Een gedeelte van de opbrengst komt ten bate van het Nationale Luchtfonds. Toen de Ulver begin October haar grooten tocht aanving, heeft menigeen het betreurd, dat er geen Hollandsch jour nalist aan boord was om verslag over haar Interessante reis uit te brengen. Thans wordt ons dat gemis vergoed door boven staand boekje van Mr. Mijksenaar, die misschien wel geen journalist ls, doch op onderhoudende en populaire wijze datgene heeft weten vast te leggen over de groote Melbourne Race en de prestaties van de Uiver, wat men daarover nu eenmaal gaarne verneemt. Ook is het aardig te lezen, dat MacRobertson, die een royaal bedrag aan prijzen voor deze race be schikbaar stelde, een van die „groote" mannen is, die zijn carrière begon als bar biersleerling en krantenrondbrenger ergens in Schotland, met zijn zeer arme ouders naar Australië emigreerde en nu na zestig jaar als Sir MacRobertson chocolade- en toffeekoning is, met een gul en vrijgevig hart. Het is goed gezien geweest van den schrijver en zijn uitgever, dit werkje te publlceeren en nu we nog ten volle in het teeken van „de Uiver" staan! Nóg wordt overal gejubeld en gehuldigd, nóg beleeft de dappere bemanning haar schoonste dagen.En ongetwijfeld zal dit boekje, welks inhoud op het oogenblik een ieders belangstelling geniet, zijn weg wel vinden. „De Smalle Mens", door E. Du Perron, uitgegeven bij Em. Querido's Uitgevers Maatschappij Amsterdam 1934. Als er een balans opgemaakt zou wor den van alles wat er dit Jaar aan boeken uitgegeven is,'dan zou men ongetwijfeld dit werk als het beste moeten kenmerken van wat er is verschenen. Dit boek is ln ieder opzicht prima. Een krachtige, geser reerde stijl; een sterk-boeiend proza; hel dere, origineele gedachten; een geestige, fijne ironie, hetgeen alles te zamen deze essays tot prachtig werk stempelt. Het boek is geen roman, maar een verzame ling schetsen, overpeinzingen en critieken over actueele onderwerpen, over de film, enkele speciale boeken, bezoeken aan be kende persoonlijkheden, bekende schrij vers, over politiek en literatuur, over alles wat den schrijver op een oogenblik tot ge- dachtenconcentratie en tot gedachtenuiting geprikkeld heeft. En er is zeer veel. Bij voorbeeld een zeer geestige crltiek over de film Shanghai Express met Mariene Dietrich en een interview met Emll Ludwig om van te smullen! Dan ls er de smalle mensch, die gedrukt tusschen en gestuwd door de verschillende stroomingen van dezen tijd, zich zelf niet bewust weet te worden. Er is ook de breede mensch in Hamlet en in nog vele anderen. Het past niet om crltiek op critiek te leveren, omdat men nu eenmaal daar mede een fout tegen de bestaande etiquette begaat. Maar of men het nu eens is of niet met wat de schrijver beweert, aan de waarde van het werk doet dat niets af. Du Perron behoort tot de jongere Neder landsche auteurs, die op 34-jarigen leef tijd geen philosoof is, ook niet kan zijn, maar toch zeker diepzinnige gedachten op heldere wijze tot uiting weet te brengWi. Zijn werk heeft misschien een bezwaar: op den langen duur wordt het vermoeiend, wellicht omdat het cerebraal is en hier en daar schrijf„kunst" wordt. Men koes tert vele verwachtingen van dezen schrij ver; wij kunnen slechts hopen, dat dit niet zijn laatste boek zal zijn en dat hij met dezen bundel zijn hoogtepunt nog niet heeft bereikt. C. N. Bij A. W. Sijthoff's Uitgevers Maat schappij Leiden, verscheen „de Nood des Tijds" van Prof. Dr. W. J. Aalders, hoog leeraar aan de Rijksuniversiteit te Gro ningen. „Sinjo Q", roman door Arnold Clerx. - Uitgegeven bij Em. Querido's Uitg.-Maat- schappij Amsterdam 1934. We worden in den laatsten tijd over stroomd door koloniale lectuur. Sleutel romans, strekkmgsromans, zedenromans, romans over de Indonesische ziel, enz. Zij, die Indië kennen uit persoonlijke ervaring of van hooren zeggen, lezen die boeken met een zekere nieuwsgierige gretigheid en geven dan naïevelijk commentaar. En zij, die het land wel kennen en er gretig naar grijpen, zullen zich wellicht afvragen waarom ieder boek over Indië steeds weer een teleurstelling ls. De tropische sfeer schijnt wel zeer moeilijk weer te geven zijn. Want eigenlijk bestaat er geen schilder wien dat goed gelukt is, geen dichter na Multatuli, die haar juist heeft weten uit te drukken, geen beeldhouwer, die haar heeft kunnen vastleggen. En men moet wel aannemen, dat de natuur in Indië, zoo rijk, zoo warm, zoo overvloedig, maar ook zoo meedoogenloos en zoo moor dend, niet tot kunstuitingen weet te lnspi- reeren. In „Sinjo Q." breekt de schrijver een lans voor den Indo, den halfbloed, die in Europa gevierd om zijn exotisch uiterlijk, in zijn vaderland gedurende zijn geheele leven te kampen heeft tegen ongeschreven wetten, die een barrière oprichten tusschen hem en den volbloed Europeaan. De schrijver bedoelt het goed, maar zijn plei dooi is niet overtuigend en wel omdat hij tot hoofdfiguur in zijn boek een zeer exceptioneelen Indo kiest. Exceptioneel door karakter en wegens het leven, dat zijn buitengewone rijkdom hem in staat stelt te leiden. Exceptioneel zou deze figuur ook zijn wanneer het hier een Europeaan betrof. Wat den jongen man, behalve zijn uiterlijk, bindt aan het ras van zijn Soendaneesche moeder, is zijn bijgeloovigheld en zijn hang naar mystiek. Anders niets. De ervaring heeft geleerd, dat het gemengde bloed van den Eurasiër gewoonlijk ook nog andere eigenschappen bezit, goede zoowel als kwade, maar die ook specifiek op die bloedmenging zijn terug te brengen. Dat de schrijver dit weet blijkt wel uit de typeering van den kleine Indo Paulus en toch kan het verschil in maatschappelijke positie niet de reden zijn, dat Paulus wel en Sinjo Q. niet ten volle Sinjo is! Het eerste deel van het boek, waarin Q. nog een kleine jongen is, ls verreweg het beste. Het tweede gedeelte is aanmerkelijk minder; stijl en taal zijn niet bepaald oor spronkelijk en nogal geforceerd. Het is op vallend, dat wij al lezend vergeten, dat het boek door een man geschreven is; het kon een vrouw zijn, als niet hier en daar een expresselijk ingevoegde rechtvaardi ging van het mannelijk geslacht, ons uit dien waan geholpen had. De roman leest gemakkelijk, maar wij moeten er voor waarschuwen het boek niet te beschouwen als een zuivere teekening van den door snee-Indo. „Geheime Kracht", roman van Net Hou- wink - Uitgegeven bij Em. Querido's Uit gevers-Maatschappij Amsterdam 1934. Van Net Houwink zijn we iets goeds gewend. Haar boeken, en er zijn er reeds verscheidene gepubliceerd, zijn gaaf en bezonken, getuigen vooral van een sterk observatietalent en zijn gevoelig geschre ven, zonder sentimenteel te worden. Zoo is ook haar woordenkeus. „Geheime Kracht" behandelt een goed deel spiritisme en psychometrie. Hierin worden uitgebeeld de wonderlijke presta ties van mediums en helderzienden, de magische kracht, waaraan een nuchter, logisch denkend intellect zich zelfs niet geheel kan onttrekken, zoowel als de ellende en zenuwslooping die diezelfde geheime kracht kan stichten bij gezonde, jonge menschen, wanneer zij rücksichtlos wordt toegepast. De aantrekkelijke figuur uit dit boek is de ouder-wordende man met zijn beheerschte liefde voor een Jong- onbevangen kind. Het lijkt ons jammer voor de goede karakterteekening, dat de schrijfster aan het einde van haar boek het medium ge bruikt om de hoofdfiguur eigenlijke ka rakter- en levensfouten voor de voeten te werpen, die op dat moment niets ter zake doen. Een zekere „make-up", die dezen overigens krachtigen en lezenswaardlgen roman onnoodig verzwakt en geen der per sonen ten goede komt. „Eén uur Minister", roman door F. de Sinclair. Uitgegeven bij A. W. Bruna's Uit gevers-Maatschappij Utrecht. Prijs ingen f. 2.90 en geb. f. 3.90. Er is een zeker soort ontspanningslec tuur die. hoewel lang niet eerste klas, door hét publiek graag gelezen wordt. Daar onder behoóren ook de boeken van De Sinclair en men vergeeft dezen schrijver veel, omdat hij de onwaarschijnlijkheden, die zijn fantasie uitbroedt, ook laat voor wat ze zijn en ze tenminste niet overgiet met een sausje van eenige zakelijke wer kelijkheid. Zoo ook dit boek, dat vertelt van een minister, die zijn tweelingsbroe» der, die op hem lijkt als de eene druppel water op den andere, voor een uur in zijn I ministerzetel plakt, om zelf op een zeer riskante en ongeoorloofde financleele speculatie te kunnen uitgaan. De verwik kelingen die hieruit ontstaan en hoe de brave pseudo-minister zijn lichtzinnigen broeder uit de moeilijkheden helpt, laten wij aan den lezer over zelf te ontdekken. Dit boek is het beste te vergelijken met een goede klucht. „Graafschapsche Geschiedenissen" door Kerst Zwart, uitgegeven bij W. J. Thieme en CoZutphen. Prijs ingen. f. 1.90 en geb. f. 2.90. Er komt tegenwoordig steeds meer be langstelling voor onze folklore, oude over leveringen en verhalen uit de verschil lende streken van ons land en boven staande uitgevers hebben ook reeds ver scheiden boeken op dit gebied het licht doen zien. Hier hebben wij nu een verza meling van dertig geschiedenissen uit de Graafschap Zutphen, waaronder de Ve- luwe en ook de Achterhoek nog ressor teert. De eerste hoofdstukken, in sappig Achterhoeksch dialect, zijn gewijd aan het leven der oude bevolking, oude gewoonten en gebruiken. De verhalen loopen tot ln den Franschen tijd. zijn boeiend verteld en zullen ongetwijfeld ieder, die voor ons land voelt, interesseeren. „Het Nederlandsche Boek", uitgegeven door den Nederlandschen Uitgeversbond te Amsterdam. Ook dit jaar heeft het bestuur van den Nederlandschen Uitgeversbond de uitgave van Het Nederlandsche Boek op smake lijke wijze verzorgd, zoodat het een aan trekkelijk bezit vormt voor iederen boe kenliefhebber, ëen bezit dat nog in waarde stijgt door een prijsvraag, die zich in het boekje bevindt. Op overzichtelijke wijze kan men hierin den weg vinden in alle dit jaar in ons land verschenen boeken, op ieder gebied. De catalogus wordt voor afgegaan door een artikel „Het Exlibris" door Johan Schwencke, het redactioneele gedeelte werd verzorgd door dr. H. E. Greve en de omslag werd ontworpen door Greet Dróge. C. N. Bij de uitgevers Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam verscheen de tweede druk van het zoo zeer geprezen werkje van Menno ter Braak „Het Carneval der Bur gers". Op enkele verbeterde detailfouten na, heeft deze tweede uitgave geheel den zelfden tekst als de eerste. NIEUWE UITGAVEN. Van het dansinstituut J. A. Bronmeyer te Den Haag ontvingen wij het J.A.B. boek, waarin de nieuwste variaties op de moder ne dansen uitvoerig beschreven worden. Van de LondenMelbourne-race is een geïllustreerd album verschenen van den uitgever J. Vlieger te Amsterdam. Het aardige boekje geeft een verhaal over de spannende dagen dezer race (van de hand van Viruly en Hollander), benevens tal van plaatjes. REGIE-TRUCS. Het kunstmatig opwekken van gemoedsbewegingen. De beste acteurs in Hollywood zijn de ïisseurs of zij willen of niet. Het is al zwaar genoeg voor de acteurs een scène zóó te spelen dat het bios- <»P-publiek zich er door laat overtuigen hoeveel moeilijker is het dan niet voor regisseur om met zulk een ernstig ge- (ht comedie te spelen dat de sterren, 'kudette Colbert als Cleopatra en Henry *itaon als Marcus Antonius in de Mille's nieuwste film „Cleopatra". '•'doorkneed zijn in de kleine trucs van S ïsk, in de waan gaan verkeeren dat •l.ineenens" is! Hoevaak moet een spel-' niet zijn toevlucht nemen tot een whologisch trucje waarbij hij al zijn "anng en menschenkennis noodig heeft 'an een vermoeide actrice, die er „niet jfrin is", de juiste reactie te ontlokken! Jf™ Belascc, de vermaarde Ameri- ««nsche theater-regisseur, was een •ester in deze techniek. Hij kon door "„optreden de meest over het paard ii, actr'ce tot tranen toe bewegen ,,yeer een scène dit vereischte, of de '^^haatgevoelens in haar wakker de filmwereld is het Cecil B de Mille, j,3) rijn collega's de reputatie heeft het tooneel te kunnen spelen als het er ^taat een actrice, of soms ook een ie gewenschte expressie te ont lokken, Claudette Colbert gaf er zich geen rekenschap van totdat de filmopnamen beëindigd waren, doch de Mille wist haar beurtelings te vleien en, dikwijls op tame lijk grove wijze, de les te lezen met het eenig doel haar in den Julsten gemoeds toestand te brengen voor de te verfilmen scène. Voordat zij een scène met Henry Wil- coxon moest spelen (die in de Mille's nieuwste film „Cleopatra", de rol van Marcus Antonius speelt) waarin zij haar haat tegen den Romein moest verbergen terwijl zij liefde simuleerde, plaagde de regisseur haar met het onschuldigste ge zicht ter wereld over dingen die Claudette zeer na aan het hart lagen, en waarover zij geen spot verdragen kon. Innerlijk woedend begon zij dan de liefdesscène te spelen, en de kleine sporen van geïrriteerd heid die af en toe zichtbaar zijn, kwamen dan ook geheel spontaan en natuurlijk Een van de problemen die de Mille moest oplossen was Claudette's doodelijke angst voor reptielen. Weken lang bracht de regisseur af en toe slangen ter sprake, alsof dit zijn grootste lievelingen waren. Toen hij eindelijk haar belangstelling had opgewekt met zeer interessante bijzon derheden over deze lieve dieren, bracht hij een onschuldig slangetje mee, en hij kreeg zijn ster zoover dat zij het beestje durfde aankijken. Toen kon hij eindelijk overgaan tot verfilming van de scène waarin Cleopatra zich door een adder laat bijten. Een van de Mille's beroemste scènes, (d.w.z. ruzie-scènes die niet verfilmd werden) waarover in Hollywood nog steeds gesproken wordt, was die waarin Leatrice Joy tegen wil en dank meespeelde. Een film waarin zij onder zijn leiding speelde was half voltooid, doch Miss Joy kon met de beste wil in de emotioneele scènes vol doende temperament aan den dag leggen. Iets in haar belette haar zich voor de camera uit te leven. Nadat men eens een avond tot na mid dernacht gerepeteerd had, nam de Mille haar mee naar zijn kantoor en vertelde haar dat zij ontslagen was. Hij wilde alle scènes waarin zij gespeeld had opnieuw filmen met een andere actrice. Hij spaarde geen woorden toen hij haar zeide, wat hij van haar dacht. In het be gin bleef Leatrice koel en gereserveerd onder de?° stortvloed van verwüten, maar nadat de Mille een half uur tegen haar ge bulderd had begon zij haa' ze'fvertrou- wen te verliezen, en even later liet zij zich op het tapijt vallen en beukte met haar vuisten op de vloer. Toen zij volko men uitgeput was. wees de regisseur op een groote spieg°T m pen hoek van het ver- tro,r en ze'; Dof is wat ik noodig heb. Kök Uzoif pope goed aan!" Hf) hielp haar overeind en troostte haar met de verzokerlng dat hij haar niet ontslaan zou Van toen af aan, had hij geen moeite meer met haar! NIEUWE FILMS. NIEUWE FILM VAN KING VIDOR. King Vidor, de bekende regisseur van o a. „Hallelujah", „Verboden Pkradijs" en „De Groote Parade" heeft, na geruimen tijd niets van zich te hebben laten hoo ren, wederom een nieuwe film vervaar digd. De film is getiteld „Our Daily Bread" (Ons dagelfjksch brood) en het scenario werd eveneens door King Vidor geschre ven. De hoofdrollen worden vervuld door Karen Morley, Tom Keene en Barbara Pepper. THE LAST GENTLEMAN. Sidney Lanfield heeft juist zijn regie beëindigd van de Twentieth Century film „The Last Gentleman", in welke film George Arliss de hoofdrol vervult. George Arliss is een der prominentste figuren van het witte doek. Helaas zijn de groote Arliss-films zooals „Disraeli", „The man, who Played Cod" en „Voltaire" ons land voorbij gegaan en met uitzondering van enkele kleinere films, kon men dezen bij zonderen acteur nog niet eerder in ons land zien. Binnenkort brengt Loet C. Barnstijn als eerste Arliss film „De Vijf Frankforters", („The House of Roth schild"), terwijl ook „The Last Gentle man" hier te lande zal worden geïntrodu ceerd. „TURANDOT" GEREED. De opnamen voor de nieuwe groote UFA-film der productiegroep Günther Stapenhorst, „Turandot" van Thea von Harbou, zijn in Neubabelsberg beëindigd. Onder regie van Gerhard Lamprecht werk ten in deze film mede Kathe von Nagy (ze speelt ook de vrouwelijke hoofdrol in de Fransche versie), Willy Fritsch, Inge List, Paul Kemp, Leopoldine Konstantin. Willy Schaeffers. Paul Heidemann, Arlbert Wa- scher, Ernst Behmer en Gerhard Damann. Cameraman was Fritz Arno Wagner, ge luidsmixer dr. Fritz Seidel, componist Franz Doelle (deze componeerde ook de muziek voor de groote succes-film „Vic tor en Victoria"). De architectuur ver zorgde Robert Herlth en Walter Röhrig. „LIEFDE, DOOD EN DUIVEL". Men is een dezer dagen begonnen met de opnamen voor de nieuwe groote UFA- film „Liefde, dood en duivel", waarvan ook een Fransche versie gedraaid wordt. Hoofdrolspeelster der beide versies is Kathe von Nagy. Als haar partner ln de Duitsche versie werd de film voor de nieuwe, jeugdige, succesvolle tooneelspeler Albin Skoda van het „Deutsches Theater" geëngageerd. De overige hoofdrolspelers in de Duitsche versie zijn Brigitte Horney, Karl Hellmer. Aribert Wascher, Bernhard Minettl, Rudi Platte en Erich Ponto. De regie heeft de bekende regisseur Heinz Hilpert met medewerking van Reinhard Steinblcker op zich genomen. Het draai boek van deze film. die in de productie van Karl Ritter gedraaid wordt, vervaar digden Kurt Heuser, Pelz von Felinau en Lieselotte Gravesteln. Cameraman is Fritz Arno Wagner, geluidsmixer dr. Erich Leist ner. architecten zijn Otto Hunte en Willy Schiller. Voor de muzikale leiding en com posities is Theo Mackeben verantwoor delijk. Hierboven een opname van Joan Craw ford in de film „Dancing Lady",, de groot- sche showfilm, welke tot stand kwam onder regie van Robert Z. Leonard, die met zijn film „Broadway Melody" een grooten naam maakte. GRETA KON DEN OBER NIET BETALEN Greta Garbo, die wij zoo juist nog zagen als Koningin Christina, verklaarde op een haar gestelde vraag, naar de zwaarste oogenblikken uit haar loopbaan, haar moeilijkste jaren in Berlijn te hebben doorgemaakt. De Friedrichstrasse, de straat waar de filmmaatschappijen haar bureaux hadden gevestigd, heette toen onder de filmspelers, naar den titel van een bekende film „De straat zonder vreug de". De Friedrichstrasse was getuige van veel belangrijke transacties voor de film wereld, maar ook van veel ellende. Jonge tooneelspelers zaten acht uur lang, met een enkel kopje koffie voor zich vol angst voor den sluitingstijd maar ook vol hoop op een groote toekomst, in de lunchrooms en café's. Mijzelf, zoo vertelde Greta Garbo ver der, ging het. in vergelijking met anderen in die dagen, nog vrij goed. Twee geklutste eieren en een boterham heb ik mij altijd nog kunnen veroorloven. Toch is het her haaldelijk gebeurd, dat dit avondmaal het eenige was, dat ik dien dag kreeg. Op zeke ren avond, toen het weer tegen sluitings tijd liep, beleefde ik het pijnlijkste uur van mijn leven. Ik zat weer met mijn vertering, be'teande uit twee geklutste eieren, een boferbam en als iets extra's een stuk gebak ik geef toe dat. ik dien avond bijzonder lichtzinnig was in onze lunchroom De ober liep in steeds kleiner wordende krin gen om de laatste bezette tafel; de mijne. Het was duidelijk, dat hij mij er uit wou hebben. Ik kon echter helaas niet met een groot gebaar „Ober, betalen" roepen, om de doodeenvoudige reden, dat ik de 95 pfennig, die ik schuldig was, niet bezat! Ik had deze bescheiden som ook niet in „het andere taschje", zooals een uitvlucht om te betalen soms luidt, ook niet thuis en nog minder op mijn bankrekening. Ik bezat niet meer dan 20 pfennig, dat was in dit critieke oogenblik mijn gansche vermogen! En dit „kapitaal" kon ik in geen geval aanspreken, daar het bestemd was voor de rit naar huis, met de ondergrondsche. Het is onmogelijk deze benarde situatie te be schrijven. Thans nog, nu er sedertdien al weer tal van jaren verloopen zijn, krijg ik soms een nachtmerrie, als in mijn slaap de gestalte van den Berlijnsche ober ver schijnt. Emil werd hij genoemd, Herr Emil, ik herinner het mij nog zoo duidelijk. Het is de eenige mannelijke voornaam die ik uit mijn Berlijnschen tijd onthouden heb. Neen toch niet de eenige. Ik bewaar nog een anderen naam in mijn herinnering, namelijk Mauritz. Juist op het oogenblik namelijk, dat ik niet meer wist wat ik be ginnen moest, voerde het lot mij een laten gast te hulp. Maurits Stiller, de Zweedsche filmregis seur, de vroeggestorvene en onvergetelijke, betrad het lokaal Een landsman in den nood een reddende engel! Een minuut later had ober Emil zijn geld en twee minuten later ik mijn eerste groote filmrol!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 13