Ontvangst Babe Ruth in Tokio - Mijn door een trawler 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. pet geheimzinnige Landhuis Nog steeds mijnen. "t het Engelsch van Hugh Walpole en J. B. Priestley, door H. A. C. S. 119) Wat heb je met Marjorie gedaan?" «W mij gevraagd, nog voor ik op een |"*1 at. IV»?1 is hu niet bij mij" begon ik, een l"Wje stotterend. 1 "«ukkig heeft Doris een grief en kwam I w dadelijk mee voor den dag. Zij had in I Z*** Seen brief van Marjorie ge- I Ki "een regeltje. En er waren verschll- I Me vragen, waar Marjorie al lang op I moeten antwoorden. Had ik soms een I /«chap? Niet? Dat was, heusch, al «I. dat het te erg was, en spande mij i iL uiterste in door de een of andere Werking u;t, denken, die Marjorie uit I/edaohten zou verbannen. Maar ik I vluS genoeg. 1 „;Mt ben je met haar t doen, daar?" I dj, en wierp een veelzeggenden I ^Huldigen blik op mijIk ken dien blik I al te goed; hij is heusch alles- 1 j?''e onschuldig en als ik hem krijg, f ik altijd de laatste hulptroepen op. 1 c'llti°rie", zei ik, dapper, „is nogal in I Scnomen en erg bezet geweest. Zij ten logé gehad. En toen haalde ik die een prachtige bokking is, uit het net. Doris rook er aan, volop, gedu rende bijna tien minuten, terwijl ik daar zat en mij zelf feliciteerde. Toen kwam zij plotseling weer op Marjorie terug. „Maar waarom kwam zij niet met je mee naar stad?" vroeg zij. „Zij doet dat niet altijd", antwoordde ik. „Vindt je het niet nog al gek van een man en vrouw, om deze bezoeken samen te maken? 't Leek mij altijd „Ja, Robert", viel ze mij in de rede, „ik heb je dat al eerder hooren zeggen, en ik twijfel er niet aan dat je heelemaal gelijk hebt. Maar waarom zou Marjorie niet..." Er was 'n geluid, een gezegend geluld, buiten de deur. Ik stak mijn hand op. Doris hield op,,'t Moet John zijn", zei ze. „Hij is vroeg". „John? Prachtig!" zei ik luid en vroo- lijk. Ik geloof, dat zij mij een blik toe wierp, die nogal achterdochtig was. Zij moet gedacht hebben, dat ik heel plotse ling dol op haar man geworden was. En zij had reden om achterdocht te kosteren. Ik geloof niet, dat jij ooit John Bampton ontmoet hebt, maar je moet mij over hem hebben hooren praten. Hij is advocaat en slechts een paar jaar ouder dan lk, maar in de tegenwoordigheid van zijn deftig heid voel ik 'mij een wufte, lichtzinnige jongen. Niemand is ouder dan John. Hij is altijd zoo geweest. Hij is zóó ruim van geest, dat daardoor alles zijn kleur en vorm verliest. Dat no bele witte voorhoofd verandert, waar het komt, alles in een grauwe pap. Na een half uur van ziin schitterend gepraat over het' een of andere onderwerp, heb Je het ge voel, dat je er nooit meer iets over wenscht te hooren. Als hij gebruikt werd om voor de misdadigers te praten over roof en moord, zou er nooit meer een enkele mis daad begaan worden, alleen uit gebrek aan belangstelling voor zoo iets. Ik heb hem de meest pikante menschen en gebeurte nissen en boeken hooren bespreken, en heb mij verbaasd over de wijze, waarop hij ze verbleekt en vormloos heeft gemaakt. Het is heusch een buitengewone gave en ik heb menig verloren oogenblik er aan ge geven om de goede eigenschappen er van te overwegen. Voor het overige is hij vriendelijk en edel, een ideaal advocaat, verbeeld ik mij, en een bewonderenswaar dig echtgenoot en vader. Hij zou een in het oog loopende persoonlijkheid zijn in het een of andere Utopia. Maar dit was het uur voor John. Ik was blij hem te zien, want er was geen ander man in Londen, die zoo gemakkelijk en onschuldig een gevaarlijk gesprek over persoonlijke aangelegenheden in stukken kan scheuren. Ik betwijfel of John reali seert; dat er persoonlijke aangelegenheden bestaan: een sub-comité is misschien de manier, waarop hij ze het dichtst bena dert, en ik kan nooit begrijpen hoe hij er toe kwam te trouwen. Nu dan, zoodra wij elkaar de hand hadden geschud, zei ik een paar lichtzinnige algemeenheden over al- gemeene dingen. Dat was voldoende. Met de volle breedte van zijn geest gaf hij zich aan dit onderwerp de eerste drie-kwartier, terwijl hij genoot van mijn pijp en van het zien van Doris' ergernis. Toen was het tijd om te gaan, zei ik, en greep naar mijn hoed. Neen, ik kon niet bij hen blijven eten. Maar ik kwam er niet zoo gemakke lijk af. Doris vertelde mij zeer vastberaden, dat zij den volgenden morgen ging winke len in Regent Street, en dat ik haar een lunch moest aanbieden. Ik zag, dat er geen ontkomen aan was. Gistermorgen dan troffen wij elkaar. „Nu", zei ze, voor we zelfs nog iets besteld hadden, „wat is er gebeurd? Jij en Mar jorie hebt gekibbeld, is het niet zoo?" Ik hield mij een paar minuten nog koest, maar zag, dat het nutteloos was. Toen vertelde ik haar, wat er gebeurd was. Doris is erg gevoelig, en ik dacht, dat zij een goede bondgenoote zou zijn. Zij ver deelde, onpartijdig, maar niet zonder een zeker genot haar afkeuring tus- schen ons beiden. Ik zal je daar mee echter niet vervelen. Zij gaf toe, dat het voornaamste, wat gedaan moest worden, was om Marjorie te vinden (die, zooals ze zei, het ditmaal blijkbaar ernstig meende, en niet met rust gelaten moest worden) en wij trachtten een plan de campagne op te maken. Zij gelooft, dat Marjorie heelemaal niet naar Londen ging, voornamelijk, omdat zij er zeker van is, dat Marjorie dan rechtstreeks bij hen zou gekomen zijn. (Ik ben hier niet zeker van, maar sprak het niet uit). Haar andere redenen die meer waarde hebben, zijn: dat Marjorie in stad te veel bekenden zou ontmoeten en dat ze de voorkeur zou geven aan een rustige plaats, zoodat zij het zou kunnen „van alle kanten bekij ken". Maar wij maakten een lijstje op van menschen in Londen, een paar wonderlijke tantes en een paar oude vrienden, naar wie Marjorie gegaan zou kunnen zijn, en Doris dacht aan mogelijke gastvrouwen in de provincie en beloofde een paar ver trouwelijke briefjes te zullen schrijven en wat te telefoneeren. Tot nu hebben wij belden bot gevangen, en al wat ik voor mijn moeite gekregen heb, zijn enkele uren van een idioot bezoek, zooals ik al heb op gemerkt. 't Is natuurlijk mogelijk dat Mar jorie niet bij familie of vrienden logeert, maar in het een of andere hotel; ik stel mij voor een hotel buiten of aan de kust, en ik heb plan deze mogelijkheid met Doris, wanneer ik haar vanmiddag zie, te bespreken. Ik had gehoopt lucht te kunnen geven aan mijn gevoelens, die tot de allerfelste behooren, door Je te vertellen, wat ik denk van dit monsterachtige konijnenhok, dat Londen heet, dat voor allerlei bekende menschen, journalisten, kwakzalvers, har pijen, roovers een melkkoe is maar ik wil mijn toom inhouden. Er is een grens voor mijn krachten als schoonschrijver, en de voorraad briefpapier van de club en voor jouw voorraad geduld. Je ROBERT. „De Bruine Stier", Garrowdale. Beste Bob, Ik had de bedoeling gisteren aan je te schrijven, maar trok de heuvels in, in een zonderlinge soort van extase en van geluk en van verwarring. Ik weet niet. waar ik kwam, of wat ik deed; 't was een der ge lukkigste dagen van mijn leven, maar ik kan er niets van vertellen; ik kan je er alleen de reden van opgeven, wat ik dadelijk doen wlL (Wordt vervolgd). 1IE meest gefotografeerde burgemeester mr. F. van Lansohot uit den Bosch heeft het ongeluk gehad den rechter hielpees te I breken. Het stadsbelang roept! Zooals men burgemeester van Lanschot nog niet gefotografeerd gezien heeft. i)E GR00TE OCEAANSTOOMER „EMPRESS OF BRITAIN" MEJ. LILI NIELSEN de dochter van een Deenschen meubelfabri- in het dok. De enorme ankerketting. Unt> vertrok naar Britsch-Indië, waar zij met den Indischen prin» Ozair zal trouwen. Het vertrek uit Kopenhagen. De trawler Genesta uit Plymouth vischte uit zee een mijn op. De visschers met hun gevaarlijke vangst. Tokio's ontvangst van den bekenden Amerikaanschen base-ball speler Babe Ruth. Babe Ruth maakt met zijn medespelers een tournee door Japan. De geestdriftige ontvangst te Tokio.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5