LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 November 1934 Vierde Blad No. 22908 |S* Jaargang KUNST EN LETTEREN. O POSTZEGELALBUMS. FAILLISSEMENTEN. CORRESPONDENTIE. «r IN DE LAKENHAL Frederika H. Broeksmit. Johan Windhorst. jfie de tentoonstellingszaal van de ntenhal betreedt, wordt in de aller gie plaats getroffen door het prachtige Utimstuk, dat in 't midden op de tafel 0it Ee'1 ouderwetsche geelkoperen ko- „emmer is gevuld met een weelde van jrjsanten, geel, goudbruin, rood, lila, aars, in alle denkbare variaties waarin !c natuur ze biedt, vermeerderd met fónblad, bruin als het eikenhout van oud meubelstuk hier en daar purper- ivlamd, een rijkdom van peinzende irlstJIjke schoonheid, die zoo volkomen ist bij de rijpe, bezonnen kunst, welke i wanden siert. Want dat is wel onze eerste totaalin- Hk; een kunst van weloverwogen struc- iur, voornaam van voordracht, en van stille, bezonken en welvertrouwde hoonheld. In deze kunst is de felle on- ist des levens overwonnen, al is zij in den ditergrond als potentie aanwezig. Want nder de drift, die tot scheppen dwingt, is slotte geen kunst mogelijk. En zonder inerlijke bewogenheid van gemoed ont lat geen echte schoonheid. Iemand heeft gezegd, dat de kunst voor h op inspiratie en voor 90°/o op trans- iratie berust. Wij zijn het daarmee eens, ich zonder de eerste 10»/» is de andere waardeloos. Wie de 10°/. volkomen ader de beheersching van tucht en wil Eelt gesteld en door zijn techniek, ten deele lthans, bevrijd is van het gevoel van on- ucht tegenover de problemen, die hij ich stelt, die zal in staat zijn, kunst te iheppen, dat gevoel van rust en be- rijding te geven, dat hier in ons gewekt tordtdeze weldadige sfeer De belde kunstenaars zijn in hun stre- hun wijze van beelding, zeer nauw elkaar verwant- Er zijn affiniteiten te (speuren; er zijn wederzijdsche invloeden rader dat de één een copie is van de(n) ader. Belde persoonlijkheden weten zich in hun erk te handhaven. En dan gelooven wij, st in de allereerste plaats het verschil ui persoonlijkheid wordt aangeduid door et mannelijk en het vrouwelijk accent ii hun werk. Dat wil niet zeggen, dat tl werk van den heer Windhorst sterk zou ju en dat van mej. Broeksmit zwak Wij jutten de een in technisch opzicht en mstenaarsaandrift niet beneden defnl Bder. Er is een fijnere onderscheiding oodlg. Terwijl beider werk soms uit ge- jke stemming schijnt te zijn geboren en enkele sterk overeenkomstige onder open zijn, dunkt ons in de visie en leiding van mej. Broeksmit meer droom, eer mijmerende overgave te liggen. Daardoor is haar vormgeving, vooral bij GRETA GARBO'S „KONINGIN CHRISTINA." Een historische film op moderne basis. Een vraagstuk, dat het tooneel reeds mg opgelost heeft, moge hier besproken |orden. Bij het tooneel kwam het eener- üjds naar voren uit de technische nood- aak, om met betrekkelijk geringe moge lijkheden scènes te scheppen, die zuiver ha stijl zijn aan den anderen kant ech te direct uit de mentaliteit van den mo tenen mensch, die naar vereenvoudiging daardoor naar het den nadruk leggen lp de hoofdzaak streeft. Zoowel bij het toneel als bij de film is dit voornaamste ie speelprestatie van de acteurs. De beste "deurs, stonden voor „Koningin Chris- ter beschikking, waardoor men het menten uit de nalatenschap van Christina die zij, waar ook, kon bemachtigen, ook in haar Zweedsche vaderland bestudeer de. Modern echter, door het feit dat zij, dank zij haar verbonden zijn met Zwe den, in staat was gevoelens weer te geven, die de hoofdfiguur van deze film een ziel gaven. De costuums bij „Koningin Christina" koos men, volgens de nieuwe principes, zeer eenvoudig. Geen oogenblik zal het gebeuren, dat het oog van den toeschou wer alléén de pracht der costuums ziet, en daardoor van het spel wordt afgeleid. De costuums, de omgeving zijn absoluut rein van stijl, de bekoring van dien tijd is volledig, doch uitsluitend in samenhang met de personen. Pracht en praal, maar nergens pompeus, rijke gewaden en cos tuums.. maar geen maskerade, grootsch- heid, maar niet overladen. Niets, dat te Jkndurfde. een „historische film op mo- tene basis" te scheppen en daarmede de historische film een nieuw ge- "teitspunt te openen. De historische fi- I5® van de Zweedsche koningin die zich J*® alle conventies en tradities van tijd plaatste, die een in den besten 'an het woord „modem" mensch was, JW zij meer dan 300 jaar geleden leef- maakte de taak gemakkelijker. De ...I* en kunstenares echter, die de ver- j!™» op zich moest nemen, komt uit het land, uit het ruwe Noorden en is daaraan verknocht: Greta Garbo hun die de film hadden te Pjtol, de volkomen oplossing van deze juist tot plicht. Zij legde niet elleen „bar kunnen, maar ook haar geheele «Bhaar koninklijke rol. En nog meer: ertoe bij, om deze rol te vormen: **isch, omdat zij schrifturen en docu RECLAME- 1845 llËSlÉi B'J APOTM. EN OftOOlSTJN Wyn/iaidtmaait goed' landschappen, soms iets minder gedeci deerd, iets minder klaar van contour, iets meer in verdroomde sfeer gehouden. Het eigenaardig ondefinieerbare van een fijn besnaarde vrouwenziel spiegelt er zich in af. Mej. Broeksmit heeft dat vrouwelijke gelukkig! De heer Windhorst heeft dat gelukkig niet! Want als een man dat vrouwelijke in zijn werk heeft, dan is het meestal niet echt en geeft het een teveel, waarvoor vrouwelijke Intuïtie de vrouw be waart. Ik ben mij bewust, dat ik eigen lijk nog niet volkomen juist gezegd heb, wat ik bedoel. Het is soms moeilijk, de juiste formuleering te vinden. Doch ik hoop, dat de aandachtige lezer het aan voelt, en in zooverre mij begrijpt, dat ik hier noch de beide kunstenaars diame traal tegenover elkaar stel, noch de eene objectief bij den ander ten achter wil stellen. Beginnen wij met een korte bespreking van 't werk van mej. Broeksmit. Reeds bij No. 1 „Föhn", toont zij haar coloristische kwaliteiten Men herinnert het zich: de Föhn. dat is die lauwe, stormachtige wind, die in het voorjaar van de Alpentoppen neerstroomt in het dal, die de sneeuw plotseling doet smelten, hevige wolkge vaarten doet ontstaan met regenslag, die de lente brengt over de aarde, waardoor ook de mensch weer opveert en het bloed bruisender stroomt. We zien hier een Alpenlandschap onder jagende zwoele luchten, die over de sneeuwkammen joelen terwijl het dorpje in het dal afwachtend ligt in de broeierige schemering. Eigen lijk lijkt mij dit het meest hartstochtelijke werk van mej. Broeksmit, waarbij de con trasten van het gloeiend coloriet volko men verantwoord zijn door het gegeven Grootsch in zijn eenzaamheid is „Mor gen" (2), een Alpenlandschap in teer blauwen toon, terwijl de opkomende zon een purperen gloed werpt over de tegen de ijle lucht kartelende kammen. Een con trast, voor. zoover betreft den toon, vormt hiermee het nobele werk „Meerdaelwe" (Zuid-Noorwegeni dat geheel in een don ker gamma is gehouden, een werk dat ik driemaal zag, en de laatste maal in het volle licht van de middagzon. En toen vooral deed het verrassend mooi aan in veel zou zijn, alles slechts in harmonie met de handeling en het spel. Het karakter van de dialoog was een belangrijk punt in de doorvoering van deze gedachte. Hier heeft men, zonder eenig onderscheid, gemoderniseerd. Want hierin staat de film in een bepaalde te genstelling tot het tooneel: de taal is slechts bemiddelend, uitdrukking en mi miek zijn hier hoofdzaak. Daarom moch ten de dialogen eenvoudig, moest de taal dienovereenkomstig zijn. Precies zoo vreemd, als een Garbo in een overladen gewaad, dat haar bewegingen geen vrij heid zou laten, ons toeschijnen, zoo sto rend zou een barokke taal van haar lip- oen werken. Hierboven Christina als Koningin van Zweden en John Gilbert als Don Antonio de la Prada, gezant van den Koning van Spanje. zijn donker-violet en donkerbruin, dat on danks die donkerte heel doorzichtig van sfeer is. De spiegeling van het blauwe meer op den voorgrond, het bruin van de omgeving met het hert op het tweede plan, en de machtige bergen tegen het donkerblauw van de lucht op den achter grond, dat alles vormt een mooi geheel, waarbij met succes getracht is allerlei schakeeringen in het donkere gamma aan te brengen. Bij „Bré Villagio", we zijn nu het Zuiden, is een eenlgszins met polntille verwante techniek toegepast. Het werk schijnt in hoofdzaak te zijn opgebouwd uit vierkante of rechthoekige genuanceerde kleurvlakjes een systeem, dat we soms bij den heer Windhorst consequenter zien toegepast, waarover later. Hoe beschaafd van voordracht, hoe fijn van schilderlijke eruditie is dit werk. Er is een subtiele differentiatie van nuances, een groote gevoeligheid voor kleurscha- keerlng, terwijl toch alles weer gebouwd is in een toon die het midden houdt tus- schen oudrose en goudbruin. Die oude huizen tegen de rots lijken uit rotsblok ken opgezet, die ieder door den tijd hun eigen genuanceerde patina hebben ver kregen. Hier is weer die warme, eenigszins droomerige herfstlijk aandoende sfeer, evenals bij het „Steegje te Toscane", dat nog verdroomder schijnt. Er hangt dan verder nog een tintelend zeegezicht, waar in lucht en zee onder invloed der zonne straling door den fijnen nevel een innig verbond hebben gesloten, zooals men dat somwijlen aan onze vaderlandsche kusten kan opmerken. Dan is alles opgenomen in de teere heilige sfeer. Het hier besprokene is het werk, dat in de eerste zaal hangt. Om niet te uitvoerig te worden, zullen nu uit de tweede zaal slechts enkele werken maar even aanstip pen, zooals „Assici", het „Gezicht op Noordwij k", waarbij enkele gebouwen van de strandboulevard even uit de vaagheid van duin en nevel te voorschijn komen; „Sneeuw te Lugano" dat toch weer heel anders van stemming is dan een Hol- landsch wintergezicht, en „Kairoean", waar de moskee-koepels staan te mijme ren in de heete lucht, een werk dat heel duidelijk het verschil met de opvatting van Windhorst openbaart. Van de figuurstudies noemen wij in de eerste plaats een boeiend zelfportret uit 1919, heel mooi van kleur; verder de goed getypeerde kop van een ouden arbeider; een pleegzuster; een Fuikenhersteller en vooral twee stukken „Moeder en Kind" en „Vader en Kind", waaromtrent ver schillende waardeerende bijzonderheden zouden zijn op te merken. En eindelijk mag ik niet vergeten enkele met liefde gedane dierstudies en noem ik van de bloemenstudies in 't bijzonder de groote lelies, zoo intens mooi van kleur. Bij al dit werk frappeert de fijne eruditie die de techniek aan zich dienstbaar heeft gemaakt- We kunnen daarvan ook getuigen bij de beschouwing van een aantal teeke- NIEUWE FILMS. TOLSTOI'S OPSTANDING. Anna Sten, de Russische actrice die in Hollywood filmt bij United Artists en wier laatste rolprent „Nana" reeds in ons land wordt vertoond, zal de hoofdrol vertolken in „Opstanding" naar het overbekende werk van Tolstoi. Haar tegenspeler is Fre deric March, door tal van films ook in ons land wel bekend. De werkzaamheden aan deze United Artists film, waarvan de regie wordt gevoerd door Rouben Mamou- lian. den regisseur die met zijn laatste Garbo-film de wereld verraste, zijn in vol len gang. De verwachtingen voor deze rolprent zijn door de capaciteiten van het trio Sten-March-Mamoulian, zeer hoog ge spannen. MERLE OBERON. Merle Oberon, de Anna Boleyn in de film „Hendrik VIII" is de hoofdrol vertolk ster uit de nieuwe London Film „Don Juan's laatste avontuur". Zij werd op 19 Februari 1911 in Tasmanië geboren. Haar ware naam is Estella Tompson. Door haar oom in Calcutta opgevoed, bracht deze haar later naar Londen, waar zij een onbeduidend rolletje speelde in enkele onbeduidende filmpjes. Twee jaar geleden ontdekte Alexander Korda haar en bood haar op staande voet een con tract aan voor vijf jaar. Thans treedt zij met verscheidene films sterk op den voor grond. Merle Oberon, die zich onlangs verloofde met Joe Schenck, den president van United Artists, heeft zich onmiddellijk een vooraanstaande plaats in de Engel- sche Filmindustrie weten te veroveren. Onmiddellijk na het beëindigen van „Don Juan's laatste avontuur", in welke film Douglas Fairbanks Sr, haar tegenspeler is, begonnen de werkzaamheden aan de nieuwe Korda-film „The Scarlet Pimper nel" („De roode Pimpernel"), in welke film Merle Oberon wederom een hoofdrol kreeg toegewezen. Het blijkt dus wel dat deze jeugdige aanwinst voor London Film Prod, door Korda op waarde is geschat, zoodat men van haar nog zeer veel kan verwachten! o HOE CHAPLIN DOOR EEN MISLUKKING BEROEMD WERD. Mijn moeilijkste tijd, zoo verklaarde Charlie Chaplin, was toen ik op het too neel hopeloos mislukte, ofschoon ik juist aan deze mislukking mijn later succes te danken heb gehad. Ik ben een theaterkind, d.w.z. heb van ongeveer mijn vijfde levensjaar op de planken gestaan. Mijn vader was een komiek in een Engelsche musichall, mijn moeder een zangeres. Daar ik volgens mijn ouders, aanleg had voor het tooneel en natuurlijk in een gewoon beroep nooit werkzaam zou kunnen zijn mijn ouders beschouwden dat als iets minderwaar digs! werd er besloten, dat ik danser zou worden. Ik had vrij veel succes en mocht zelfs optreden in bekende variété's. Toen gingen we naar Amerika en ook daar had ik succes. Langzamerhand werd mijn naam bekend tusschen Oklahoma en Massachusetts. Mijn grootste eerzucht was. eens in Philadelphia te mogen op treden. Helaas werd deze eerzucht mij noodlottig. Op zekeren dag teekende ik in een contract voor een optreden als solo danser in het voornaamste revue-theater van Philadelphia. Met groote spanning zag ik de première van de revue, waarin ningen, etsen en litho's. Materiaal en techniek gaven hier als vanzelf de struc tuur v»n de voorstelling aan. Bij de tee- keningen is van de eenvoudigst mogelijke middelen gebruik gemaakt: „De Stuur man" sober, met enkele houtskoollijnen, doch overtuigend, even aangezet met geel krijt; het Meeuwtje, op geel carton, ge bruikend de ondergrond der papierkleur met wat ranke witte en zwarte lijntjes en veegjes; het hondje Benno, in twee typee- rende houdingen; de kop van een ouden Rus in rood krijt. Bij dit alles heeft de schilderes zich een gelukkige beperking opgelegd. Over de etsen en litho's zouden we zeer uitvoerig kunnen zijn. Ten aanzien van de eersten merken we op, dat ze heel fijntjes zijn gedaan en vol stemming zijn: zoo de kleuretsen „Synatiuskerk" en „Avond stemming bij Katwijk", waarbij de bruine en gele tinten op gelukkige wijze de stem ming versterken. Ik wijs verder op een ets van de Zuiderzeekust ergens in 't Gooi of op de Veluwe. In 't bijzonder lette men ook op die welke op de tafel liggen ten toongesteld; we noemen: Vuurtoren te Katwijk, Huisje bij Hattem, een portret van een lezend vrouwtje, waarvan de pro- fiellijn wel heel gevoelig is getroffen; een ophaalbrugje; de kaartspelers, niets dan contour. Bij de litho's is ook een bijzonder fijn geteekend lezend vrouwtje. Ook hier weer die gevoelig getrokken profieilijn. Dan de voortreffelijk getyoeerde koppen van twee zielige geesteszwakke kinderen; een mooi type van een oud zeeman, en zoo meer. Wij meenen hiermee het werk van mej. Broeksmit voldoende te hebben ingeleid en zullen in een slotartikel een en ander zeggen over 't werk van den heer Wind- horst SIR ARTHUR PINERO t De vermaarde Engelsche dramaturg Sir Arthur Plnero is gisteren in een zieken huis te Londen, 79 jaar oud, overleden. Hij was de zoon van een advocaat en zou in dit beroep opgeleid worden, maar zijn liefde trok hem van jongs af tot het too neel en op zijn twintigste jaar speelde hij kleine rollen bij Henri Orving. Uit het zelf de Jaar dateeren zijn eerste tooneelstuk- ken die of niet opgevoerd werden of geen indruk maakten, tot hij met Magistrate Dandy Dick, the Profligate, maar vooral met Sweet Lavender en De Tweede me vrouw Tankeray het Engelsche tooneel uit de Vlctoriaansche boeien bevrijdde en den modernen kant opdreef. Het was 1893 toen mevrouw Tankeray uitkwam en meer dan 300 voorstellingen beleefde. Spoedig werd het stuk in alle Europeesche theaters ge speeld. Pinero had het geluk in miss Irene Vaubrugh een ideale vertolkster zijner vrouwelijke hoofdrollen te vinden en aan haar is het ook te danken geweest dat The Gay Lord Quick en Mid Channel nog een groot succes werden. In 1909 werd Pinero geridderd. Dit boek: hoé duidelijk herinneren wij het uit onze jeugd, toen we de daarin be schreven avonturen verslonden.Tjonge wat een boek! Hoe hadden we kunnen vermoeden, dat deze grappige geschiede nissen nog eens in een Nederlandsöhe film langs ons zou trekken, al heeft men er dan ook de hand mee gelicht en werd er het een en ander in betrokken, dat niet van Hans Martin afkomstig is Het voor ons Leidenaars dubbel merk waardige is wel, dat hier studentenleven uit ónze stad is weergegeven. Wij herin neren ons nog goed, dat de eerste opna men bij het standbeeld van Boerhave plaatsvonden en hoe we daar Joh. Kaart in Morpheus armen zagen liggen, het vol gend oogenblik verrast door de autobus met charmante meiskes, onder het geleide van de leerares, die haar pupillen van Boerhave's voortreffelijkheden op de hoog te brengt. Maar het gezelschap heeft is 't be- ik zou moeten optreden, tegemoet. Deze avond is waarschijnlijk de eenige van mijn gansche loopbaan geweest, waarop ik hartkloppen, last van duizeligheid en an dere symptomen heb gehad, welke wijzen op plankenkoorts. Mijn nummer was er dan ook naar. Het publiek amuseerde zich kostelijk, helaas juist op die oogenblikken dat ik op hun gevoel moest werken. Geen wonder, dat ik midden in een moeilijke pirouette uitgleed en languit op het too neel viel. Het brullen en joelen van het publiek werd oorverdoovend. Nu kon niets mij meer schelen. Ik pakte mijn gehavende kleeren bij elkaar en wankelde van het tooneel af. Het was de eerste maal dat ik liep op de wijze waarmee ik later een paar millioen dollar heb verdiend. Mijn direc teur vertelde mij, dat ik geen cent waard was en pakte mij, toen ik dat tegensprak, in eigen persoon bij den kraag en wierp AMSTERDAM S GOUDEN MEDAILLE. Ter gelegenheid van het zestigjarige b^ staan der vereeniging tot het vormen van een openbare verzameling van heden- daagsche kunst werd gistermiddag een tentoonstelling van aquarellen, onder groote belangstelling, in het Stedelijk Museum te Amsterdam geopend. Aan den voorzitter, mr. H. K. Westen dorp werd door burgemeester de Vlugt de gouden medaille van Amsterdam aange boden. NIEUWE UITGAVEN. Bij de N.V. Joh. Enschede en Zonen te Haarlem verscheen het eerste nummer van het half-maandelijksche tijdschrift „De Kleinveewereld", dat onder redactie staat van den heer C. S. Th. van Gink. Met zijn vele illustraties en interessante artikelen van deskundige medewerkers, zal dit tijd schrift spoedig zijn plaats onder de klein- veehouders veroverd hebben. Wij ontvingen het Verkade's Melbourne- racesoel voor kinderen een soort van Ganzebord waardoor men al spelende de namen leert van de plaatsen die in de vliegwereld misschien van historische be- teekenls zijn geworden RECLAME. 1855 Ontvangen alle soorten KA-BE Albums, uitgave 1935. Reeds voor f.2.een goed Album. Losbladige albums vanaf f. 4.50 tot f. 34.50 in voorraad. - Groote voorraad pakketten en series Postzegels. C. v. LEEUWEN - LOKHORSTSTRAAT 27 1855 recht over de Pieterskerkgracht. Uitgesproken; W. M. Janssen, wed. van W. J. Hooij- mans, zonder beroep, te Veur, Veursche- achterweg 119. R.-c. mr. G. H. B. van den Boom. Cur. mr. P, H. A. M. Loeff, den Haag. C. Blom Jr., schilder, te Alphen aan den Rijn, Wilhelminastraat 54. R.-c. jhr. mr. H. O. Feith. Cur. mr. H. P. van Heijst te Alphen. Opgeheven het faillissement van: E. A. Alkemade, wed. van J. H. Ludlage, te Alphen J. C- M. te O. Uw klacht heeft totaal geen zin, waar er immers geen recht- streeksche verbinding met Schiphol be staat, zoodat ten gerieve van onze lezers reizigers geen ander vervoermiddel in aanmerking kwam. grijpelijk of niet? méér interesse voor den jongeman, die aan de voeten van den hoogeleerde uit den droom ontwaakt. Dat is de inzet van deze vermakelijke film, die zich behalve in onze „Alma Mater" ook afspeelt in den Haag, aan de Noordzee en op het watersport-dorado de Kaag. Humor brengt deze typisch Neder- landsdhe film, tot het welslagen waarvan vele bekenden van het tooneel hun steentje bijdroegen, tevens opgefleurd door de pakkende liedjes van den Duit- schen componist Ralph Erwin, die op het gebied der amusementsmuziek in diverse bekende films reeds zijn sporen verdiende. De namen der acteurs als Robert Varno, Louis Borel. Enny Meunier, Jopie Koop man, Fie Carelsen, Louis de Bree. Louis Gimberg. mevr. OhrispijnMulder en Nico de Jong zeggen U overigens reeds genoeg. Hierboven een der aardige mo menten uit deze film, met Johan Kaart in het centrum der belangstelling. mij de trappen af. Daar zat ik nu, een mislukte variété-danser, moederziel al leen in de groote wereldstad Philadelphia en het ergste was nog, dat ik geen cent bezat. Een vriendelijke heer erbarmde zich over mij. Hij raapte mij als het ware uit de goot op en sprak de woorden die mij als muziek in de ooren klonken: „Wilt u honderd dollar in de week verdienen?" en zonder mijn antwoord af te wachten ver volgde hij: „Kunt u lederen dag zoo ko misch loopen als toen u daar straks van het tooneel verdween?" Om het kort te maken: deze vriendelijke heer was de ma nager van de Keystone-groep, een jong filmgezelschap. Hij had mijn mislukking op het tooneel gezien, was mij nageijld en tot het inzicht gekomen, dat ik uit mijn mislukking een aanzienlijk kapitaal kon slaan. Van dat inzicht leef ik nu de laatste 20 jaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 13