J5ste Jaargang DONDERDAG 22 NOVEMBER 1934 No. 22906 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Dit nummer bestaat uit VIER blauen EERSTE BLAD. STADSNIEUWS. In memoriam Prof. Dr. W. de Sitter Het voornaamste Nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADVERTENTIEN 30 Cts. per regel voor advertentiën uit Lelden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertentlën 35 Cts. per regel. Kleine advertentiën uitsluitend by vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts. Bureau Noordemdsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. PRIJS DEZER GOURANTs Voor Lelden per 3 maanden f. 2.35; per week 1.0.18 Bulten Lelden, waar agenten gevestigd zijp, per week „0.18 Franco per post f. 2.35 portokosten. H. VAN DORSTEN f. In den ouderdom van 70 Jaar Is gisteren hier ter stede overleden de heer H. van Borsten, ln leven directeur der N.V. Stoombroodfabriek en Melkinrichting „De Vereenlging", voorheen Koole Nicola Co. aan het Levendaal, welke functie hij ge durende meer dan 40 jaar heeft bekleed. De overledene was hoofdbestuurslid van het Ned. Ver. Bakkersbedrijf, bestuurslid ran de Leidsche Bakkerspatroons-Vereen. .Ons Belang" en lid der plaatselijke sa- neeringscommissie voor het bakkersbedrijf. Zijn stoffelijk overschot zal a.s. Zater dagmiddag om half vier op .Rhijnhof" «orden ter aarde besteld. CRIMINOLOGISCH INSTITUUT. Voordrachten van Dr. Bijlsma en Dr. Fortanier. Gisteravond werd voor het Criminolo gische Instituut door dr. U. G. Bijlsma een voordracht gehouden over „De psy chologische werking van alkohol" en door dr. A. H. Fortanier over „Normale en pa thologische roes en criminaliteit." Dr. Bijlsma besprak in het kort de wer king van alkohol op verschillende or gaan-functies, als ademhaling, bloedsom loop. maagdarmkanaal en de waarde van alkohol als voedingsstof. Belangrijker voor den criminoloog ls de Invloed van alko hol op het centrals zenuwstelsel. Uitvoe rig analyseerde spr. de veranderingen in de zintuiglijke waarneming, ln de beheer- sching van het bewegingsapparaat en ln de hoogere psyclsche functies. Aan de hand van een aantal proefondervindelijke gegevens, gedeeltelijk ln de literatuur neer gelegd, gedeeltelijk nog niet gepubliceerd, ging spr. na ln hoeverre men gerechtigd ls uit de hoeveelheid alkohol, die men ln het bloed vindt, te besluiten tot de hoe- reelheid, die gedronken moet zijn, en in hoeverre men uit dit gegeven kan aflei den of iemand „onder invloed" is. Spr. pleitte ervoor, dat naast dit scheikundig o^evzoek tevens een physiologisch en psychologisch onderzoek van den onder alcokolinvloed verkeerenden mensch moet plaats vinden, omdat men anders nooit kan uitmaken, tot welk werk de onder zochte wel, en tot welk werk (bijv. chauf- ieeren) hij niet meer in staat ls. Het zal zaak zijn, dat de politiedeskundigen zich daartoe voorbereiden. Daarna was het woord aan dr. Forta nier. De roes ls als veel voorkomend ver schijnsel door alle eeuwen heen, bij de meest verschillende volkeren en volks stammen waargenomen, aldus spr. Men ziet hoe in de roes de menschen komen tot het beleven van gevoelens van meer waardigheid, geluk- en extatische bele vingen. Doch altijd weer wordt men ge troffen door het feit dat naast het op- weven in hoogere gevoelsbelevingen, bij de enkeling of ln groepsverband, door ver slapping van de remmende functie, primi tieve driftuitingen wakker worden en naar bevrediging streven. Bij vele wilde volke ren ziet men dan ook hoe in een veelal reliqleus extatische roes, verschijnselen opdoemen die op deze ontremming wijzen en waardoor uiteindelijk orgiën kunnen ontstaan. In tijden van druk. sociale nood en ellende ziet men het verlangen naai de roes sterker worden. Voor het tot stand komen van roesverschijnselen gebruikt de menschheid verschillende middelen, o.a. vanaf de vroegste tijden vergiften. Daar naast kan door kunstmatig hc-t emotio neel beleven te versterken, door rythme, song, dans, sport e.a. weer eveneens een 'oes tot stand gebracht worden. Veelal vordt een deel van beide factoren bijeen ■ongetroffen bij een verwekte roes. De alkohol voldoet als roesgif reeds zeer lang aan de behoefte der menschen om aan de kerkelijkheid, de druk en sleur van het dagelijksche leven te ontkomen. Het be- geleidend gevoel van subjectieve vrijheid, meerwaardigheid, gepaard aan gevoelens van zweven, opgaan in de ruimte e.a., Wordt als bevrijdend gevoeld en nage- «reefd. Daarnaast treedt echter een ze- tere ontremming op der persoonlijkheid «genover de elschen van het driftleven. Afhankelijk van uitwendige omstandighe den, maar vooral bepaald door de per- feonlijkheidsstructuur, van de lijder, kan °et tot crimineele handelingen komen, veoals aan voorbeelden wordt uiteenge- ■et. Dat het juist die delicten zijn die het tevolg blijken van een ontremming van Jet driftleven, behoeft dan geen verwon dering te palTn. be pathologische roes is een psycho- Ptthologisch verschijnsel en treedt in vele Wallen op na het gebruik van minimale boeveelheden alkohol. Zij, die dit ver- kminsel vertoonen, blijken eensdeels te "ebooren tot de groep der psychopathl- kbe persoonlijkheden, anderdeels kan het verschijnsel aantreffen bij men- ™en waarbij door trauma, ontsteking of ®?eneratie veranderingen in de hersenen tin opgetreden. De handelingen in de pa- "b'ogische roes, dragen 'n sterk destruc- J® karakter. Volledigheidshalve wordt ..even vluchtig ingegaan op het ver- ""iusel der dipsomanie. Professor dr. de Sitter is niet meer. Na een bange week van angstig wachten en hopen, medegeleefd door allen, die met de sterrewaoht in verband staan, is het einde dan to-h gekomen. Wijlen prol. dr. ue Sitter. Was het Zaterdag alsof een keer ten goede was ingetreden, de onverbiddelijke Dood wilde hem niet vrijlaten om de vele plannen te verwezelijken of verwezenlijkt te aien, die aan zijn immer bezig brein ontsproten. Bij het 300-jarig bestaan der Leidsche sterrewaoht In Oct. 1933, dat tezamen viel met een herdenking in intlemeren kring van de Sitter's 25-jarlg professoraat, schreef hij het boekje .Short history of the Observatory of the University at Leiden 1633—1933". Hij liet deze geschiedschrijving ophou den bij het jaar 1918, waarin hijzelf zyn directoraat aanvaardde. Het verdere was ln zijn oogen nog geen geschiedenis. Wie onzer, die toen zoo opgewekt ook hem, die altijd voor anderen gereed stond, eens huldigden, heeft vermoed, dat na zóó korten tijd ook het tijdvak der gereorga niseerde Leidsche Sterrewacht, onder de Sitter's leiding, tot de geschiedenis zou behooren? Aan de baar staande van dazen voortref- felijken man, die zoo eenvoudig en vol toewijding en belangstelling door het leven ging, strijden drie beelden om den voor rang de Sitter, als geleerde de ge leerde, die leider en organisator bij uitne mendheid was de leider, die in de aller eerste plaats een goed mensch was. Een overzicht te geven van het werk van de Sitter als geleerde is een niet lichte taak. De gebieden der sterrenkunde, waarin zijn geestesgaven met nooit ophoudend enthousiasme, met door geen tegenslag te verwoesten optimisme gewerkt hebben zijn talrijke en moeilijke. De Sitter zocht niet de plek van kleinsten weerstand als hij tegenover een probleem stond; hij hield het einddoel in het oog en ging er recht op af, alle hindernissen overwin nende, die hem in den weg traden. Niet voor niets was hij een leerling en assistente uit de Groningsche school van Kapteyn en de Zuid-Afrikaansche werk plaats van Sir David Gill. Zijn verblijf ge durende enkele jaren in Kaapstad in het laatste decennium der vorige eeuw is wel van grooten en blljvenden invloed geweest op geheel zijn verder leven. Vond hij er immers niet zijn trouwe levensmetgezellin en tevens de grondslag van zijn vriend schap met zoovelen uit de astronomische wereld? Maar ook heeft hij daar van Gill de liefde voor en de kijk op instrumenten ge leerd, die in zijn laatste levensperiode tot zulke mooie resultaten geleid heeft. Het groote sterrekundig probleem, dat gedu rende ruim 30 jaar de Sitter's werkkracht gedeeltelijk heeft in beslag genomen was dat van het Jupitersysteem met zijn vier manen. In 1928 heeft hij dat als een vrij wel afgesloten geheel kunnen terzijde leg gen, nadat de eindresultaten door hem en enkele bij hem promoveerende leerlingen in een viertal deelen der Leidsche Annalen waren gepubliceerd. Vóór zijn komst in 1908 naar Leiden zijn het de Groningsche annalen, waarin zijn fotometrische onder zoekingen, zijn bepalingen van eigenbewe gingen en parallaxen in groot aantal te vinden zijn. In 1908 begint de Sitter's tweede levens periode; wel hoogleeraar in de theoreti sche sterrenkunde doch nog niet directeur der Leidsche sterrewacht ontwikkelde zich zijn energie in vooral mathematische rich ting, zooals zijn oratie ter aanvaarding van het hoogleeraarsambt reeds aanduidde „De nieuwe methoden in de mechanica der hemellichamen". De Sitter had het ambt van hoogleeraar lief; het hield hem jong. zeide hijzelf, omgang en verkeer met de jongeren te hebben. Gaarne deed hij dan ook mede om den frisscheren wind te helpen aan blazen. die zoo omstreeks 1911 door de faculteit waaien ging. Na enkele jaren de theoretische colleges der candidaten gegeven te hebben, stelde hij het z g. seminarium in, waar professor en student van plaats verwisselden en het de laatste was. die in voordrachten van enkele weken, een onderwerp behandelde onder critisch toezicht van den eersten. Zoo leerden zijn studenten zelf werken, zelf moeilijkheden overwinnen al konden zij dan ook bij hem thuis om alle hulp aanklopipen. Een invloed van bulten, de groote om zwaai ln het physisch denken, de Einstein- sche relativiteitstheorie heeft hem in die jaren machtig gegrepen. Als toehoorder wederom op de collegebanken van Lorentz plaatsnemende was hij spoedig niet alleen het mathematische apparaat volkomen meester maar zag als één der eersten in, welke vérgaande gevolgen de theorie zou hebben voor onze opvattingen omtrent den bouw van het heelal, een onderwerp, dat hem als leerling van Kapteyn wel na aan het hart moest liggen. Engeland, het land waar de Sitter zich het meest toe aangetroken gevoelde, had groote bezwaren tegen de nieuwe theorieën, die de Newtonsche opvattingen zoo op hun grondvesten deden schudden. Ook de groote wereldoorlog was een beletsel voor een objectieve waardeering van al het nieuwe. Het is de groote verdienste van De Sitter in een drietal uitvoerige artikelen, gepu bliceerd in de „Monthly Notices of the R. A. S." van 1916 en 1917 onder den titel „Theory of gravitation and its astrono mical consequences" de relativiteitstheorie in het tegenovergestelde kamp geïntro duceerd te hebben en het is zeker voor een groot deel hieraan te danken, dat reeds in 1919 Sir Eddington op een expe ditie naar het eiland Principe tijdens een totale zonsverduistering de eerste der astronomische gevolgtrekkingen, nJ. de afbuiging der sterllchtstralen, als zij de zon passeeren, ging toetsen en bevestigen. De Sitter's interesse voor de relativistische gedachte is sindsdien tusschen al zijn ont zaglijke beslommeringen tijdens de reor ganisatie en verderen opbouw der sterre wacht zoo levendig gebleven, dat hij onbe twist. in de voorste rij der relatlvisten staat. Van Einstein's veldvergelijkingen gaf hij naast die van Einstein zelf een tweede oplossing. Physisch en astronomisch staat deze bekend als het De Sitter heelal, een heelal heel ijl van materie, eigenlijk een leeg heelal, maar waarin materieele pun ten zich steeds van ekaar af moeten be wegen. Nadat de laatste vijf jaren met de groote telescopen in Amerika de enorme van ons Af gerichte snelheden der spiraalnevels zijn gevonden en bevestigd heeft dit De Sitter heelal in het brandpunt gestaan van de moeilijkste discussies. Zelf heeft hij er de naam „het uitdijend heelal" aan gegeven en als hij sprak over de oplossing der veldvergelijkingen en hij moest zijn oplossing noemen, dan sprak hij, bescheiden als hij was, over oplos sing H. Het is ontzagwekkend, hoe de Sitter naast deze en vele andere moeilijke onder zoekingen, zooals de afplatting en consti tutie der aarde, de uniformiteit der aard rotatie, een diepgaande discussie der in de astronomie gebruikte fundamenteele con stanten, tijd gevonden heeft voor de groote taak, die in 1918 op zijn schouders gelegd werd, de reorganisatie en aanpassing aan den nieuwen tijd der Leidsche Sterrewacht. Een astrophysische afdeeling, daarna een statistische werden opgericht De astrometische afdeeling moest beter geequipeerd worden. Uitbreiding van werk en woonruimten, aanschaffing van nieuwe en verbetering der bestaande instrumen ten alles werd ter hand genomen en minutieus besproken en geregeld. Toen dan ook de Sitter in 1924, sinds en kele jaren weer hersteld van een ernstige ziekte de gereorganiseerde sterrewacht in tegenwoordigheid van den Minister, Cura toren en verdere autoriteiten opende, kon hij wijzen op een instituut, dat gereed was zijn plaats in te nemen in de voorste rijen. Het door zijn persoonlijken invloed in 1923 tot stand gekomen contact met Johannesburg stelde ook den Zuidelijken hemel voor Leidsche onderzoekingen open en door de permanente detacheering van een Leidsch astronoom aldaar zijn belang rijke resultaten op het gebied der veran- anderlijke sterren bereikt. De dubbele kamera met bewegelijken plaathouder opgesteld te Leiden, werd een succes voor de fundamenteele fotometrie. Voor de astrometische afdeeling vatte hij het reeds van jaren hèr dateerende plan van Kapteyn weer op: het bepalen van fundamenteele declinatie's vanuit een station op den aardaequator. Zijn persoonlijke Invloed wist de gelden bijeen te krijgen voor het nieuwe, er voor be stemde instrument en voor de expeditie zelf. Zijn internationalen naam bewijst hij doordat hem in 1925 het voorzitterschap der Intern. Astr. Unie wordt aangeboden. In 1928 leidt hij te Leiden het groote con gres van vertegenwoordigers uit 27 landen Kort daarna krijgt hij van de Rockefel ler Foundation de toezegging van een gift van meer dan honderdduizend dollar voor het bouwen en exploiteeren van een groot modern instrument in een eigen gebouw (dat gezet is door de Z.-Afrikaansche re geering) te Johannesburg. Vooraanstaan den in den lande vindt hij bereid dit ka- .pitaal later te beheeren. Zelf legt hij zich met zijn volle geestdrift op het ontwer pen van dit instrument, dat de trots der sterrewacht moet worden. Hoe straalt hij van blijdschap als het contract geteekend ls, als later goede berichten binnen ko men over de triplet-lenzen en over den verderen bouw! In eigen werkplaats te Leiden worden naar zijn aanwijzingen kleinere hulpmid delen ervoor gebouwd: want waar De Sit ter sparen kan, spaart hij; waar echter het beste noodig ls, schroomt hij niet zijn medewerkers van het beste te voorzien. Binnen luttele weken zou 't instrument naar Zuid-Afrika verscheept worden. De Sitter heeft het niet meer mogen mee maken Een hoogtepunt van de Sitter's laatste levensjaren ls wel zijn Teis van zes maan den in 1931 en '32 voor een lezingentour nee door Amerika en Canada. Zijn kennis making met Mount Wilson, waar het centrum is der nevelwaarnemingen voor het- „uitdijend heelal" heeft grooten in druk op hem gemaakt en omgekeerd heeft de Amerikaansche wereld hem een ont vangst bereid, een der besten der mensch heid waardig. Zijn zes lezingen gehouden voor het Lowell Instituut te Boston zijn door de Harvard Press als boekwerk ge bundeld en uitgegeven onder den titel „Kosmos" een serie van lezingen over de ontwikkeling van ons inzicht in den bouw van het heelal Het is goed. dat een man met zoo be zonken oordeel als de Sitter even stil stond en de balans oomaakte van wat. be reikt was. Het zijn de mijl-palen in ons wetenschanoelljk denken. Dat de Sitter op vele wijzen geëerd werd, met eeredoctoraten, gouden medailles van verschillende instituten behoeft geen nadere verklaring. De gouden medaille der R. A. S. met het daaraan verbonden houden van de „Dar win lecture" in 1931 heeft hem zeer ver heugd. Maar de Sitter verheugde zich het aller meest in de warme vriendschap, die zoo vele vooraanstaande mannen hem toe droegen; Schlesinger in Amerika. Dyson en Eddington in Engeland, de gestorven Innes irï Zuid-Afrika. Zij allen en vele anderen waren de gaarne geziene gasten in de gastvrije directeurswoning op de Sterre wacht. Maar de Sitter wist zich ook omringd door een grooten en trouwen kring van vrienden in eigen land. Het geheele perso neel der Sterrewacht staat eensgezind in diepe rouw en smart aan dit te vroege doodsbed. Professor de Sitter, na dit welbestede leven, waarin geen moeite u te veel was uw leerlingen en onder u werkenden te helpen en te steunen, wij danken u voor wat U voor ons allen geweest zijt. Uw rust is welverdiend. Dr. C. H. HINS. TENTOONSTELLING VAN KANTWERK „HET MOLENWIEKJE". „Het Molenwiekje" gaat hier ter stede draaien en wel Maandag 26 en Dinsdag 27 November a.s. „Het Molenwiekje" heeft zich tot doel gesteld te helpen in den nood van die ge zinnen, waar de vrouw door de werkloos heid van den man zich genoodzaakt ziet, de inkomsten van het huishouden aan te vullen. En het wil die vrouwen in staat stellen dit te doen, zonder haar huisge zin, waar haar tegenwoordigheid zoo noo dig is, te verlaten. Door het „Molenwiekje" nu, kunnen zij gratis lessen in het kantklossen krijgen, waardoor zij al heel spoedig in staat zijn. fraaie werkstukjes als kraagjes, kleedjes enz. af te leveren, die zij geheel naar eigen smaak en kunstgevoel kunnen be arbeiden. Doch nu moeten deze mooie werkstukken van kant ook verkocht wor den! Want op deze wijze moet deze mooie kunstarbeid aan de gezinnen ten goede komen. Komt allen eens kijken, wat door deze eenvoudige menschen tot stand is ge bracht en koopt iets. Het ..Molenwiekje" welker fraaie ten toonstelling in de Industrieschool aan het Rapenburg wordt gehouden kan zoo doende door uw hulp blijven draaien en u houdt een mooie volkskunst in stand. LEIDSCHE AMATEUR-FOTOGRAFEN- VEREENIGING. De jaarvergadering. In een der zalen van de „Coöp. Keuken" kwam de L.A.F.V. gisteravond onder voor zitterschap van ir. Overeijnder in jaar vergadering bijeen. Deze deelde mede. dat de vereeniging van 1 December af de be schikking zal hebben over een eigen don kere kamer gelegen in het gebouw der Coöp. Keuken, een mededeellng. welke met een krachtig applaus werd ontvangen. De jaarlijksche agendapunten werden vervol gens behandeld; het jaarverslag van den secretaris, den heer D. de Jong. werd zon der op- of aanmerkingen goedgekeurd, der penmngmeesteresse, mej. I. Herfst werd décharge verleend en den heer D Bin- nenkamp werd bij acclamatie ais be stuurslid herkozen. Vervolgens hield de heer T. K. Lingsma een causerie over 't zelf-vervaardigen van vergrootings-toestellen Aan de hand van een groot aantal schetsteekeningen waar schuwde de heer Lingsma voor de gemak kelijk te maken fouten, waarvan te lange be'ichting. randverteekening enz. het -ge volg kunnen zijn. Met nadruk wees spr. er on dat door zorgvuldig timmerwerk, de tlngen en afstanden en het gebruiken van een lens met voldoende brandpuntsafstand voor geringe kosten een Drima werkend vergrootingstoestel geconstrueerd kan worden. Vervolgens zette spr. uiteen het systeem der condensor-toestellen, hun wiize van construeeren waarbii hij de voor- en nadeelen van een dergelijk aüpa- raat ln vergelijking met. de condensorlooze i al dan niet met indirect of versnreid en j dlr-ct 'icht besprak. Met groote aandacht volgde het geringe aantal ter vergadering aanwezige leden deze causerie. BINNENLAND. Een historische dag op Schiphol. (3e Bi.) Intocht der Uiver-bemanning in de hoofdstad; de heer Plesman benoemd tot Ridder in de Orde van den Nederiandschen Leeuw. (3e Blad). Rijksvoorschotten aan particuliere bouw ondernemers; een Kon. Besluit verschenen. (Binnenland, 4e Blad). De tuinbouwregeling 1935 in vergevor derden staat van voorbereiding. (Crisisbe- richten, 4e Blad). De verdwenen Alkmaarsche wisseiiooper in Den Haag gearresteerd. (Gemengd, 3e Blad). BUITENLAND. Rond het Volkenbondswerk te Geneve. (Buitenl., 4e Blad). De voorstellen inzake de Britsch-Indische grondwet. (Buitenl., 4e Blad en Tel. Ie BI.) Schuschnigg van zijn Italiaansche reis te Weenen teruggekeerd. (Buitenl., 4e BI.). Frankrijk en de Duitsche defensie. (Tel., Ie Blad). RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN. Jaarverslag over 1933. In het jaarverslag van den directeur over 1933 wordt een opsomming gegeven van de voornaamste aanwinsten, welke in dat jaar werden verkregen. Bij de bespreking van hetgeen door aan koop, schenking of eigen opgraving uit ons land werd verworven, wijst de steller op een verschijnsel, dat zich algemeen in den lande schijnt voor te deon en dat voor ons museumwezen op dit gebied noodlottig dreigt te worden, het sterke opleven van het locaal patriotisme, hetwelk meer en meer niet slechts het Rijksmuseum als den grooten vijand van de provincie maar ook de provinciale musea als die der kleine plaatselijke oudheidkamers doet beschou wen en dergelijke instellingen als deze laatste als paddestoelen uit den grond doet verrijzen. Deze stemming en dit wantrou wen wordt niet zelden aangewakkerd door buitenstaanders, die, hetzij om eigen am bitie te bevredigen, hetzij uit winstbejag, zooveel mogelijk trachten „Leiden er bui ten te houden", zooals het gewoonlijk heet. Nu de kwestie van het oudheidkundig bodemonderzoek in ons land weer meer en meer aan de orde komt, lijkt het mij goed op deze plaats mijn zienswijze nader uit een te zetten. Volgens de door mij gedachte regeling verzamele het Rijksmuseum van Oudheden slechts typencollecties van zoo veel mogelijk alle belangrijke vindplaatsen van ons land, voldoende om zulk een vind plaats te karakteriseeren. De groote massa der vondsten blijve voor de pro vinciale instellingen gereserveerd. Dit zelfde gelde ook voor de opgravingen voor gemeenschappelijke kosten ondernomen. Van opgravingen, door de Rijksinstelling alleen en op eigen kosten verricht, worde steeds een zoo groot mogelijke doubletten- collectie voor het gewestelijk museum af gezonderd Bij toevallige vondsten van buitengewone waarde of beteekenis (als destijds de Peelhelm, de Sarcophaag van Simpelveld enz.) worde eerst na aankoop van het voorwerp beslist, welke instelling de kooper zal zijn. In den regel zal daar bij de Provinciale instelling den voorrang hebben. In de Provincie zelve streve men naar zoo weinig mogelijk verbrokkeling van het museumbezit, zoodat alles in één Provin ciaal- of hoogstens een paar gewestelijke Streekmuseua, worde samengebracht. Op bovenstaande voorwaarden verblnde men zich tot een zoo nauw mogelijke samen werking met het Rijksmuseum; hetwelk steeds bij eventueele vondsten direct zal moeten worden gewaarschuwd en in de ge legenheid zal moeten worden gesteld van voorwerpen in de Provinciale instelling aanwezig ten eigen behoeve copieën te laten vervaardigen. Ik achtte het nuttig in mijn museum- verslag bovenstaande schets te geven, op dat daaruit blijke, dat er, althans mijner zijds, de grootste bereidwilligheid bestaat mede te werken tot een regeling, waar van toch niemand zal kunnen volhouden, dat zij de gewestelijke belangen te kort doet Moge ik hiermede ook bereiken, dat de onware voorstellingen van onverzadig- lijke hebzucht, welke door belanghebben den zoo naarstiglijk worden verspreid en in het groeiende lokaalpatriotisme onzer dagen zulk een vruchtbaren voedingsbo dem vinden, hun voor onze vaderlandsche oudheidkunde zoo funesten invloed ver liezen en ook op dit gebied in de Provin cie het gevoel van saamhoorigheid tot één Rijkseenheid doordringe. De Museumbiblitheek werd met 142 nummers vermeerderd, waarvan 61 door aankoop, 81 door schenking of ruil ver kregen. In het geheel werden 206 vrijkaarten verstrekt van welke echter 135 heelmaal niet en 43 slechts 1 keer werden gebruikt. Aan 82 scholen werd vrije toegang ver leend met in totaal 2098 leerlingen. Het totaal bezoek bedroeg 9395 personen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 1