J5ste Jaargang
DONDERDAG 22 NOVEMBER 1934
No. 22906
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Dit nummer bestaat uit VIER blauen
EERSTE BLAD.
STADSNIEUWS.
In memoriam
Prof. Dr. W. de Sitter
Het voornaamste Nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER ADVERTENTIEN
30 Cts. per regel voor advertentiën uit Lelden en plaatsen
waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle
andere advertentlën 35 Cts. per regel. Kleine advertentiën
uitsluitend by vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts.
bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van
brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordemdsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54.
PRIJS DEZER GOURANTs
Voor Lelden per 3 maanden f. 2.35; per week 1.0.18
Bulten Lelden, waar agenten gevestigd zijp, per week „0.18
Franco per post f. 2.35 portokosten.
H. VAN DORSTEN f.
In den ouderdom van 70 Jaar Is gisteren
hier ter stede overleden de heer H. van
Borsten, ln leven directeur der N.V.
Stoombroodfabriek en Melkinrichting „De
Vereenlging", voorheen Koole Nicola Co.
aan het Levendaal, welke functie hij ge
durende meer dan 40 jaar heeft bekleed.
De overledene was hoofdbestuurslid van
het Ned. Ver. Bakkersbedrijf, bestuurslid
ran de Leidsche Bakkerspatroons-Vereen.
.Ons Belang" en lid der plaatselijke sa-
neeringscommissie voor het bakkersbedrijf.
Zijn stoffelijk overschot zal a.s. Zater
dagmiddag om half vier op .Rhijnhof"
«orden ter aarde besteld.
CRIMINOLOGISCH INSTITUUT.
Voordrachten van Dr. Bijlsma
en Dr. Fortanier.
Gisteravond werd voor het Criminolo
gische Instituut door dr. U. G. Bijlsma
een voordracht gehouden over „De psy
chologische werking van alkohol" en door
dr. A. H. Fortanier over „Normale en pa
thologische roes en criminaliteit."
Dr. Bijlsma besprak in het kort de wer
king van alkohol op verschillende or
gaan-functies, als ademhaling, bloedsom
loop. maagdarmkanaal en de waarde van
alkohol als voedingsstof. Belangrijker voor
den criminoloog ls de Invloed van alko
hol op het centrals zenuwstelsel. Uitvoe
rig analyseerde spr. de veranderingen in
de zintuiglijke waarneming, ln de beheer-
sching van het bewegingsapparaat en ln
de hoogere psyclsche functies. Aan de
hand van een aantal proefondervindelijke
gegevens, gedeeltelijk ln de literatuur neer
gelegd, gedeeltelijk nog niet gepubliceerd,
ging spr. na ln hoeverre men gerechtigd
ls uit de hoeveelheid alkohol, die men ln
het bloed vindt, te besluiten tot de hoe-
reelheid, die gedronken moet zijn, en in
hoeverre men uit dit gegeven kan aflei
den of iemand „onder invloed" is. Spr.
pleitte ervoor, dat naast dit scheikundig
o^evzoek tevens een physiologisch en
psychologisch onderzoek van den onder
alcokolinvloed verkeerenden mensch moet
plaats vinden, omdat men anders nooit
kan uitmaken, tot welk werk de onder
zochte wel, en tot welk werk (bijv. chauf-
ieeren) hij niet meer in staat ls. Het zal
zaak zijn, dat de politiedeskundigen zich
daartoe voorbereiden.
Daarna was het woord aan dr. Forta
nier.
De roes ls als veel voorkomend ver
schijnsel door alle eeuwen heen, bij de
meest verschillende volkeren en volks
stammen waargenomen, aldus spr. Men
ziet hoe in de roes de menschen komen
tot het beleven van gevoelens van meer
waardigheid, geluk- en extatische bele
vingen. Doch altijd weer wordt men ge
troffen door het feit dat naast het op-
weven in hoogere gevoelsbelevingen, bij
de enkeling of ln groepsverband, door ver
slapping van de remmende functie, primi
tieve driftuitingen wakker worden en naar
bevrediging streven. Bij vele wilde volke
ren ziet men dan ook hoe in een veelal
reliqleus extatische roes, verschijnselen
opdoemen die op deze ontremming wijzen
en waardoor uiteindelijk orgiën kunnen
ontstaan. In tijden van druk. sociale nood
en ellende ziet men het verlangen naai
de roes sterker worden. Voor het tot stand
komen van roesverschijnselen gebruikt de
menschheid verschillende middelen, o.a.
vanaf de vroegste tijden vergiften. Daar
naast kan door kunstmatig hc-t emotio
neel beleven te versterken, door rythme,
song, dans, sport e.a. weer eveneens een
'oes tot stand gebracht worden. Veelal
vordt een deel van beide factoren bijeen
■ongetroffen bij een verwekte roes. De
alkohol voldoet als roesgif reeds zeer lang
aan de behoefte der menschen om aan de
kerkelijkheid, de druk en sleur van het
dagelijksche leven te ontkomen. Het be-
geleidend gevoel van subjectieve vrijheid,
meerwaardigheid, gepaard aan gevoelens
van zweven, opgaan in de ruimte e.a.,
Wordt als bevrijdend gevoeld en nage-
«reefd. Daarnaast treedt echter een ze-
tere ontremming op der persoonlijkheid
«genover de elschen van het driftleven.
Afhankelijk van uitwendige omstandighe
den, maar vooral bepaald door de per-
feonlijkheidsstructuur, van de lijder, kan
°et tot crimineele handelingen komen,
veoals aan voorbeelden wordt uiteenge-
■et. Dat het juist die delicten zijn die het
tevolg blijken van een ontremming van
Jet driftleven, behoeft dan geen verwon
dering te palTn.
be pathologische roes is een psycho-
Ptthologisch verschijnsel en treedt in vele
Wallen op na het gebruik van minimale
boeveelheden alkohol. Zij, die dit ver-
kminsel vertoonen, blijken eensdeels te
"ebooren tot de groep der psychopathl-
kbe persoonlijkheden, anderdeels kan
het verschijnsel aantreffen bij men-
™en waarbij door trauma, ontsteking of
®?eneratie veranderingen in de hersenen
tin opgetreden. De handelingen in de pa-
"b'ogische roes, dragen 'n sterk destruc-
J® karakter. Volledigheidshalve wordt
..even vluchtig ingegaan op het ver-
""iusel der dipsomanie.
Professor dr. de Sitter is niet meer. Na
een bange week van angstig wachten en
hopen, medegeleefd door allen, die met de
sterrewaoht in verband staan, is het einde
dan to-h gekomen.
Wijlen prol. dr. ue Sitter.
Was het Zaterdag alsof een keer ten
goede was ingetreden, de onverbiddelijke
Dood wilde hem niet vrijlaten om de vele
plannen te verwezelijken of verwezenlijkt
te aien, die aan zijn immer bezig brein
ontsproten.
Bij het 300-jarig bestaan der Leidsche
sterrewaoht In Oct. 1933, dat tezamen viel
met een herdenking in intlemeren kring
van de Sitter's 25-jarlg professoraat,
schreef hij het boekje .Short history of
the Observatory of the University at
Leiden 1633—1933".
Hij liet deze geschiedschrijving ophou
den bij het jaar 1918, waarin hijzelf zyn
directoraat aanvaardde. Het verdere was
ln zijn oogen nog geen geschiedenis.
Wie onzer, die toen zoo opgewekt ook
hem, die altijd voor anderen gereed stond,
eens huldigden, heeft vermoed, dat na zóó
korten tijd ook het tijdvak der gereorga
niseerde Leidsche Sterrewacht, onder de
Sitter's leiding, tot de geschiedenis zou
behooren?
Aan de baar staande van dazen voortref-
felijken man, die zoo eenvoudig en vol
toewijding en belangstelling door het leven
ging, strijden drie beelden om den voor
rang de Sitter, als geleerde de ge
leerde, die leider en organisator bij uitne
mendheid was de leider, die in de aller
eerste plaats een goed mensch was.
Een overzicht te geven van het werk van
de Sitter als geleerde is een niet lichte
taak. De gebieden der sterrenkunde, waarin
zijn geestesgaven met nooit ophoudend
enthousiasme, met door geen tegenslag te
verwoesten optimisme gewerkt hebben
zijn talrijke en moeilijke. De Sitter zocht
niet de plek van kleinsten weerstand als
hij tegenover een probleem stond; hij
hield het einddoel in het oog en ging er
recht op af, alle hindernissen overwin
nende, die hem in den weg traden.
Niet voor niets was hij een leerling en
assistente uit de Groningsche school van
Kapteyn en de Zuid-Afrikaansche werk
plaats van Sir David Gill. Zijn verblijf ge
durende enkele jaren in Kaapstad in het
laatste decennium der vorige eeuw is wel
van grooten en blljvenden invloed geweest
op geheel zijn verder leven. Vond hij er
immers niet zijn trouwe levensmetgezellin
en tevens de grondslag van zijn vriend
schap met zoovelen uit de astronomische
wereld?
Maar ook heeft hij daar van Gill de
liefde voor en de kijk op instrumenten ge
leerd, die in zijn laatste levensperiode tot
zulke mooie resultaten geleid heeft. Het
groote sterrekundig probleem, dat gedu
rende ruim 30 jaar de Sitter's werkkracht
gedeeltelijk heeft in beslag genomen was
dat van het Jupitersysteem met zijn vier
manen. In 1928 heeft hij dat als een vrij
wel afgesloten geheel kunnen terzijde leg
gen, nadat de eindresultaten door hem en
enkele bij hem promoveerende leerlingen
in een viertal deelen der Leidsche Annalen
waren gepubliceerd. Vóór zijn komst in
1908 naar Leiden zijn het de Groningsche
annalen, waarin zijn fotometrische onder
zoekingen, zijn bepalingen van eigenbewe
gingen en parallaxen in groot aantal te
vinden zijn.
In 1908 begint de Sitter's tweede levens
periode; wel hoogleeraar in de theoreti
sche sterrenkunde doch nog niet directeur
der Leidsche sterrewacht ontwikkelde zich
zijn energie in vooral mathematische rich
ting, zooals zijn oratie ter aanvaarding van
het hoogleeraarsambt reeds aanduidde
„De nieuwe methoden in de mechanica
der hemellichamen".
De Sitter had het ambt van hoogleeraar
lief; het hield hem jong. zeide hijzelf,
omgang en verkeer met de jongeren te
hebben. Gaarne deed hij dan ook mede
om den frisscheren wind te helpen aan
blazen. die zoo omstreeks 1911 door de
faculteit waaien ging.
Na enkele jaren de theoretische colleges
der candidaten gegeven te hebben, stelde
hij het z g. seminarium in, waar professor
en student van plaats verwisselden en het
de laatste was. die in voordrachten van
enkele weken, een onderwerp behandelde
onder critisch toezicht van den eersten.
Zoo leerden zijn studenten zelf werken,
zelf moeilijkheden overwinnen al konden
zij dan ook bij hem thuis om alle hulp
aanklopipen.
Een invloed van bulten, de groote om
zwaai ln het physisch denken, de Einstein-
sche relativiteitstheorie heeft hem in die
jaren machtig gegrepen. Als toehoorder
wederom op de collegebanken van Lorentz
plaatsnemende was hij spoedig niet alleen
het mathematische apparaat volkomen
meester maar zag als één der eersten in,
welke vérgaande gevolgen de theorie zou
hebben voor onze opvattingen omtrent
den bouw van het heelal, een onderwerp,
dat hem als leerling van Kapteyn wel na
aan het hart moest liggen.
Engeland, het land waar de Sitter zich
het meest toe aangetroken gevoelde, had
groote bezwaren tegen de nieuwe theorieën,
die de Newtonsche opvattingen zoo op
hun grondvesten deden schudden. Ook de
groote wereldoorlog was een beletsel voor
een objectieve waardeering van al het
nieuwe.
Het is de groote verdienste van De Sitter
in een drietal uitvoerige artikelen, gepu
bliceerd in de „Monthly Notices of the
R. A. S." van 1916 en 1917 onder den titel
„Theory of gravitation and its astrono
mical consequences" de relativiteitstheorie
in het tegenovergestelde kamp geïntro
duceerd te hebben en het is zeker voor
een groot deel hieraan te danken, dat
reeds in 1919 Sir Eddington op een expe
ditie naar het eiland Principe tijdens een
totale zonsverduistering de eerste der
astronomische gevolgtrekkingen, nJ. de
afbuiging der sterllchtstralen, als zij de
zon passeeren, ging toetsen en bevestigen.
De Sitter's interesse voor de relativistische
gedachte is sindsdien tusschen al zijn ont
zaglijke beslommeringen tijdens de reor
ganisatie en verderen opbouw der sterre
wacht zoo levendig gebleven, dat hij onbe
twist. in de voorste rij der relatlvisten
staat.
Van Einstein's veldvergelijkingen gaf hij
naast die van Einstein zelf een tweede
oplossing. Physisch en astronomisch staat
deze bekend als het De Sitter heelal, een
heelal heel ijl van materie, eigenlijk een
leeg heelal, maar waarin materieele pun
ten zich steeds van ekaar af moeten be
wegen.
Nadat de laatste vijf jaren met de groote
telescopen in Amerika de enorme van ons
Af gerichte snelheden der spiraalnevels
zijn gevonden en bevestigd heeft dit De
Sitter heelal in het brandpunt gestaan van
de moeilijkste discussies.
Zelf heeft hij er de naam „het uitdijend
heelal" aan gegeven en als hij sprak over
de oplossing der veldvergelijkingen en hij
moest zijn oplossing noemen, dan sprak
hij, bescheiden als hij was, over oplos
sing H.
Het is ontzagwekkend, hoe de Sitter
naast deze en vele andere moeilijke onder
zoekingen, zooals de afplatting en consti
tutie der aarde, de uniformiteit der aard
rotatie, een diepgaande discussie der in de
astronomie gebruikte fundamenteele con
stanten, tijd gevonden heeft voor de groote
taak, die in 1918 op zijn schouders gelegd
werd, de reorganisatie en aanpassing aan
den nieuwen tijd der Leidsche Sterrewacht.
Een astrophysische afdeeling, daarna een
statistische werden opgericht
De astrometische afdeeling moest beter
geequipeerd worden. Uitbreiding van werk
en woonruimten, aanschaffing van nieuwe
en verbetering der bestaande instrumen
ten alles werd ter hand genomen en
minutieus besproken en geregeld.
Toen dan ook de Sitter in 1924, sinds en
kele jaren weer hersteld van een ernstige
ziekte de gereorganiseerde sterrewacht in
tegenwoordigheid van den Minister, Cura
toren en verdere autoriteiten opende, kon
hij wijzen op een instituut, dat gereed was
zijn plaats in te nemen in de voorste rijen.
Het door zijn persoonlijken invloed in
1923 tot stand gekomen contact met
Johannesburg stelde ook den Zuidelijken
hemel voor Leidsche onderzoekingen open
en door de permanente detacheering van
een Leidsch astronoom aldaar zijn belang
rijke resultaten op het gebied der veran-
anderlijke sterren bereikt.
De dubbele kamera met bewegelijken
plaathouder opgesteld te Leiden, werd een
succes voor de fundamenteele fotometrie.
Voor de astrometische afdeeling vatte
hij het reeds van jaren hèr dateerende
plan van Kapteyn weer op: het bepalen
van fundamenteele declinatie's vanuit
een station op den aardaequator. Zijn
persoonlijke Invloed wist de gelden bijeen
te krijgen voor het nieuwe, er voor be
stemde instrument en voor de expeditie
zelf.
Zijn internationalen naam bewijst hij
doordat hem in 1925 het voorzitterschap
der Intern. Astr. Unie wordt aangeboden.
In 1928 leidt hij te Leiden het groote con
gres van vertegenwoordigers uit 27 landen
Kort daarna krijgt hij van de Rockefel
ler Foundation de toezegging van een gift
van meer dan honderdduizend dollar voor
het bouwen en exploiteeren van een groot
modern instrument in een eigen gebouw
(dat gezet is door de Z.-Afrikaansche re
geering) te Johannesburg. Vooraanstaan
den in den lande vindt hij bereid dit ka-
.pitaal later te beheeren. Zelf legt hij zich
met zijn volle geestdrift op het ontwer
pen van dit instrument, dat de trots der
sterrewacht moet worden. Hoe straalt hij
van blijdschap als het contract geteekend
ls, als later goede berichten binnen ko
men over de triplet-lenzen en over den
verderen bouw!
In eigen werkplaats te Leiden worden
naar zijn aanwijzingen kleinere hulpmid
delen ervoor gebouwd: want waar De Sit
ter sparen kan, spaart hij; waar echter
het beste noodig ls, schroomt hij niet zijn
medewerkers van het beste te voorzien.
Binnen luttele weken zou 't instrument
naar Zuid-Afrika verscheept worden. De
Sitter heeft het niet meer mogen mee
maken
Een hoogtepunt van de Sitter's laatste
levensjaren ls wel zijn Teis van zes maan
den in 1931 en '32 voor een lezingentour
nee door Amerika en Canada. Zijn kennis
making met Mount Wilson, waar het
centrum is der nevelwaarnemingen voor
het- „uitdijend heelal" heeft grooten in
druk op hem gemaakt en omgekeerd heeft
de Amerikaansche wereld hem een ont
vangst bereid, een der besten der mensch
heid waardig. Zijn zes lezingen gehouden
voor het Lowell Instituut te Boston zijn
door de Harvard Press als boekwerk ge
bundeld en uitgegeven onder den titel
„Kosmos" een serie van lezingen over de
ontwikkeling van ons inzicht in den bouw
van het heelal
Het is goed. dat een man met zoo be
zonken oordeel als de Sitter even stil
stond en de balans oomaakte van wat. be
reikt was. Het zijn de mijl-palen in ons
wetenschanoelljk denken.
Dat de Sitter op vele wijzen geëerd werd,
met eeredoctoraten, gouden medailles van
verschillende instituten behoeft geen
nadere verklaring.
De gouden medaille der R. A. S. met het
daaraan verbonden houden van de „Dar
win lecture" in 1931 heeft hem zeer ver
heugd.
Maar de Sitter verheugde zich het aller
meest in de warme vriendschap, die zoo
vele vooraanstaande mannen hem toe
droegen; Schlesinger in Amerika. Dyson en
Eddington in Engeland, de gestorven Innes
irï Zuid-Afrika. Zij allen en vele anderen
waren de gaarne geziene gasten in de
gastvrije directeurswoning op de Sterre
wacht.
Maar de Sitter wist zich ook omringd
door een grooten en trouwen kring van
vrienden in eigen land. Het geheele perso
neel der Sterrewacht staat eensgezind in
diepe rouw en smart aan dit te vroege
doodsbed.
Professor de Sitter, na dit welbestede
leven, waarin geen moeite u te veel was
uw leerlingen en onder u werkenden te
helpen en te steunen, wij danken u voor
wat U voor ons allen geweest zijt. Uw rust
is welverdiend. Dr. C. H. HINS.
TENTOONSTELLING VAN KANTWERK
„HET MOLENWIEKJE".
„Het Molenwiekje" gaat hier ter stede
draaien en wel Maandag 26 en Dinsdag 27
November a.s.
„Het Molenwiekje" heeft zich tot doel
gesteld te helpen in den nood van die ge
zinnen, waar de vrouw door de werkloos
heid van den man zich genoodzaakt ziet,
de inkomsten van het huishouden aan te
vullen. En het wil die vrouwen in staat
stellen dit te doen, zonder haar huisge
zin, waar haar tegenwoordigheid zoo noo
dig is, te verlaten.
Door het „Molenwiekje" nu, kunnen zij
gratis lessen in het kantklossen krijgen,
waardoor zij al heel spoedig in staat zijn.
fraaie werkstukjes als kraagjes, kleedjes
enz. af te leveren, die zij geheel naar
eigen smaak en kunstgevoel kunnen be
arbeiden. Doch nu moeten deze mooie
werkstukken van kant ook verkocht wor
den! Want op deze wijze moet deze mooie
kunstarbeid aan de gezinnen ten goede
komen.
Komt allen eens kijken, wat door deze
eenvoudige menschen tot stand is ge
bracht en koopt iets.
Het ..Molenwiekje" welker fraaie ten
toonstelling in de Industrieschool aan het
Rapenburg wordt gehouden kan zoo
doende door uw hulp blijven draaien en
u houdt een mooie volkskunst in stand.
LEIDSCHE AMATEUR-FOTOGRAFEN-
VEREENIGING.
De jaarvergadering.
In een der zalen van de „Coöp. Keuken"
kwam de L.A.F.V. gisteravond onder voor
zitterschap van ir. Overeijnder in jaar
vergadering bijeen. Deze deelde mede. dat
de vereeniging van 1 December af de be
schikking zal hebben over een eigen don
kere kamer gelegen in het gebouw der
Coöp. Keuken, een mededeellng. welke met
een krachtig applaus werd ontvangen. De
jaarlijksche agendapunten werden vervol
gens behandeld; het jaarverslag van den
secretaris, den heer D. de Jong. werd zon
der op- of aanmerkingen goedgekeurd, der
penmngmeesteresse, mej. I. Herfst werd
décharge verleend en den heer D Bin-
nenkamp werd bij acclamatie ais be
stuurslid herkozen.
Vervolgens hield de heer T. K. Lingsma
een causerie over 't zelf-vervaardigen van
vergrootings-toestellen Aan de hand van
een groot aantal schetsteekeningen waar
schuwde de heer Lingsma voor de gemak
kelijk te maken fouten, waarvan te lange
be'ichting. randverteekening enz. het -ge
volg kunnen zijn. Met nadruk wees spr. er
on dat door zorgvuldig timmerwerk, de
tlngen en afstanden en het gebruiken van
een lens met voldoende brandpuntsafstand
voor geringe kosten een Drima werkend
vergrootingstoestel geconstrueerd kan
worden. Vervolgens zette spr. uiteen het
systeem der condensor-toestellen, hun
wiize van construeeren waarbii hij de
voor- en nadeelen van een dergelijk aüpa-
raat ln vergelijking met. de condensorlooze i
al dan niet met indirect of versnreid en j
dlr-ct 'icht besprak.
Met groote aandacht volgde het geringe
aantal ter vergadering aanwezige leden
deze causerie.
BINNENLAND.
Een historische dag op Schiphol. (3e Bi.)
Intocht der Uiver-bemanning in de
hoofdstad; de heer Plesman benoemd tot
Ridder in de Orde van den Nederiandschen
Leeuw. (3e Blad).
Rijksvoorschotten aan particuliere bouw
ondernemers; een Kon. Besluit verschenen.
(Binnenland, 4e Blad).
De tuinbouwregeling 1935 in vergevor
derden staat van voorbereiding. (Crisisbe-
richten, 4e Blad).
De verdwenen Alkmaarsche wisseiiooper
in Den Haag gearresteerd. (Gemengd, 3e
Blad).
BUITENLAND.
Rond het Volkenbondswerk te Geneve.
(Buitenl., 4e Blad).
De voorstellen inzake de Britsch-Indische
grondwet. (Buitenl., 4e Blad en Tel. Ie BI.)
Schuschnigg van zijn Italiaansche reis
te Weenen teruggekeerd. (Buitenl., 4e BI.).
Frankrijk en de Duitsche defensie. (Tel.,
Ie Blad).
RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN.
Jaarverslag over 1933.
In het jaarverslag van den directeur
over 1933 wordt een opsomming gegeven
van de voornaamste aanwinsten, welke in
dat jaar werden verkregen.
Bij de bespreking van hetgeen door aan
koop, schenking of eigen opgraving uit ons
land werd verworven, wijst de steller op
een verschijnsel, dat zich algemeen in den
lande schijnt voor te deon en dat voor ons
museumwezen op dit gebied noodlottig
dreigt te worden, het sterke opleven van
het locaal patriotisme, hetwelk meer en
meer niet slechts het Rijksmuseum als den
grooten vijand van de provincie maar ook
de provinciale musea als die der kleine
plaatselijke oudheidkamers doet beschou
wen en dergelijke instellingen als deze
laatste als paddestoelen uit den grond doet
verrijzen. Deze stemming en dit wantrou
wen wordt niet zelden aangewakkerd door
buitenstaanders, die, hetzij om eigen am
bitie te bevredigen, hetzij uit winstbejag,
zooveel mogelijk trachten „Leiden er bui
ten te houden", zooals het gewoonlijk heet.
Nu de kwestie van het oudheidkundig
bodemonderzoek in ons land weer meer en
meer aan de orde komt, lijkt het mij goed
op deze plaats mijn zienswijze nader uit
een te zetten. Volgens de door mij gedachte
regeling verzamele het Rijksmuseum van
Oudheden slechts typencollecties van zoo
veel mogelijk alle belangrijke vindplaatsen
van ons land, voldoende om zulk een vind
plaats te karakteriseeren. De groote
massa der vondsten blijve voor de pro
vinciale instellingen gereserveerd. Dit
zelfde gelde ook voor de opgravingen voor
gemeenschappelijke kosten ondernomen.
Van opgravingen, door de Rijksinstelling
alleen en op eigen kosten verricht, worde
steeds een zoo groot mogelijke doubletten-
collectie voor het gewestelijk museum af
gezonderd Bij toevallige vondsten van
buitengewone waarde of beteekenis (als
destijds de Peelhelm, de Sarcophaag van
Simpelveld enz.) worde eerst na aankoop
van het voorwerp beslist, welke instelling
de kooper zal zijn. In den regel zal daar
bij de Provinciale instelling den voorrang
hebben.
In de Provincie zelve streve men naar
zoo weinig mogelijk verbrokkeling van het
museumbezit, zoodat alles in één Provin
ciaal- of hoogstens een paar gewestelijke
Streekmuseua, worde samengebracht. Op
bovenstaande voorwaarden verblnde men
zich tot een zoo nauw mogelijke samen
werking met het Rijksmuseum; hetwelk
steeds bij eventueele vondsten direct zal
moeten worden gewaarschuwd en in de ge
legenheid zal moeten worden gesteld van
voorwerpen in de Provinciale instelling
aanwezig ten eigen behoeve copieën te
laten vervaardigen.
Ik achtte het nuttig in mijn museum-
verslag bovenstaande schets te geven, op
dat daaruit blijke, dat er, althans mijner
zijds, de grootste bereidwilligheid bestaat
mede te werken tot een regeling, waar
van toch niemand zal kunnen volhouden,
dat zij de gewestelijke belangen te kort
doet Moge ik hiermede ook bereiken, dat
de onware voorstellingen van onverzadig-
lijke hebzucht, welke door belanghebben
den zoo naarstiglijk worden verspreid en
in het groeiende lokaalpatriotisme onzer
dagen zulk een vruchtbaren voedingsbo
dem vinden, hun voor onze vaderlandsche
oudheidkunde zoo funesten invloed ver
liezen en ook op dit gebied in de Provin
cie het gevoel van saamhoorigheid tot één
Rijkseenheid doordringe.
De Museumbiblitheek werd met 142
nummers vermeerderd, waarvan 61 door
aankoop, 81 door schenking of ruil ver
kregen.
In het geheel werden 206 vrijkaarten
verstrekt van welke echter 135 heelmaal
niet en 43 slechts 1 keer werden gebruikt.
Aan 82 scholen werd vrije toegang ver
leend met in totaal 2098 leerlingen. Het
totaal bezoek bedroeg 9395 personen.