\i Fransche duikbooten in Amsterdam - Een honderdjarige redder
Het geheimzinnige Landhuis
75»te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
uit het Engelsch van Hugh Walpole
en J. B. Priestley, door EL A. C. S.
14)
Dt vertelde hein, dat de ,3ruine Stier"
Jeel goed was en hij zei, dat hJJ blij was
"et te hooren.
"oen liepen wij verder den weg op, de
Jenden rustig achter hem aan en het was
wodstil op die plek, behalve dan dat ge
luid van het stroomende riviertje. Het
Pjjper verdween uit de lucht en de sterren
**amen te voorschijn, de een na den
ander. Hij richtte zijn hoofd op en snoof;
■■n goede lucht" zei hij. Dan, erg abrupt:
houd van deze plek. U ook, hoop ik".
antwoordde, dat dit inderdaad zoo was.
vroeg mij of ik vacantie had. Ik ant-
koordde, dat ik een schilder was, dat ik
nooit vroeger in deze streek geweest was
5; Jat het hier mooier was dan ik had ge-
JJJnt- Hij zei, dat hij hier zijn heele leven
;™°ond had, dat hij nergens anders aar-
*on- Wij waren bij de „Bruine Stier"
Ksomen. wij hielden plotseling stil. Hij
wij of ik alleen was. „Heelemaal",
antwoordde ik.
.iU kunt best bij ons komen en met ons
yjn morgenavond", zei hij. „Saai voor u
ti, aar alleen in aie herberg te zitten".
I bedankte hem en nam de invitatie
P'i ze' m'h hoe 'aa';' en dat ik
behoefde te kleeden en trok af. Dus
W Was zoover gekomen! Tenslotte was
I Wr«foover gekomen! Ik zou met haar aan
I uitten, maaltijd met haar houden.
I vit zou zij hiervan zeggen, hoe zou zij
zich houden? Zou ze boos zijn, zou ze haar
vader vertellen, dat wij elkaar al eerder
ontmoet hadden, zou zij koud en op een
afstand zijn?
Ik maakte mij geen zorgen. Ik voelde,
dat Ik opgewassen was tegen elke situatie.
En lk was gelukkig. Ik ging dien avond
naar bed, als een koning.
En nu, tot mijn verbazing, ben ik ver
schrikkelijk slaperig. Ik kan mijn oogen
niet open houden. Het avontuur van van
avond heeft mij meer vermoeid dan ik
wist. Ik wil morgen verder gaan. Goeden
nacht, Bob. Ik kan nauwelijks mijn naam
schrijven. Ik druk hem af in hoofdletters.
MARK.
Later.
Je moet weten, dat het allerwonderlijkst
is ik heb geslapen, zonder mij te bewe
gen. zonder te droomen, tot tien uur
's morgens. Ik geloof niet, dat ik dat ooit
in mijn leven gedaan heb. Ik schijn gister
avond de een of andere grenslijn in mijn
leven te zijn overgetrokken. Dat oogenblik,
onder de kaarsen, toen de groote staande
klok plotseling trilde, en lk, opkijkend,
haar blik opving't is alles donker en
fantastisch voor mij vanmorgen, net als de
kleuren van dat huls. Ik geloof niet, dat
iets er van werkelijk is niet de Rossetts,
niet dat huis, niet die dwaze papegaai, niet
dat temperament en die agitatiemaar
ik wil je de gebeurtenissen in volgorde te
hooren geven.
Op den behoorlijken tijd wandelde lk
langs den weg naar het huls. 't Was de
allermooiste avond. Zóó'n stilte heb ik, ge
loof ik, nooit vroeger gekend. Mijn hakken
op den weg gaven een geheimzinnig ge
luid. Ik vertel je van dat stille, met het
oog op wat daarna gebeurde. Tot ik met
mijn hand aan de klink van dat hek
raakte, was ik in een wereld van bevroren
stilte. Eenmaal door het hek, brak het ge
blaf van de honden alles in stukken. Ik
zag de wilde beesten niet; zij waren alle op
gesloten, maar zij maakten mij boos, zoo
als blaffende honden dat doen, wanneer je
een huis nadert. Je bent voortgewandeld,
nogal ingenomen met jezelf, misschien, en
met de gedachte, dat de menschen, die je
een bezoek brengt, nogal gelukkig zijn om
Je tot gast te hebben, tot die vervloekte
honden maken, dat je Je een vreemdeling
en een dwaas voelt. De voordeur ging
Open en Rossett kwam naar buiten om mij
tegemoet te gaan. Er brandden lichten in
de hall achter hem, hij droeg een donker
kleurig buis en een soort van ruime wijde
broek en zooals hij daar stond, had hij een
voor een man goed figuur. Toen lk nader
bij kwam, snoof hij de lucht weer op, alsof
hij niet genoeg er van kon krijgen, en hij
strekte zijn handen uit, de palmen naar
boven, alsof hij den adem van den wind
er op wilde voelen. Ik had, om je de waar
heid te zeggen, op dat moment meer sym
pathie voor hem dan ik het zou hebben de
rest van den avond. Daar was de hall, met
zijn witte tegelvloer en oude donkere trap,
en er op uitkomend een zitkamer met
vensters, die uitzien op de heuvels. De deur
tusschen de hall en de zitkamer was open.
Er was een lamp in de hall en een tweede
in de kamer er achter, maar zij gaven zeer
onvoldoende licht en ik kan je onmogelijk
laten voelen hoe echt-onbehaaglijk lk mij
voelde, of je een geschikte reden er voor
geven. Het lag misschien aan de tamelijk
muffe, schimmelige geur, die er hing, en
toch, vreemd, tegelijk daarmee scheen er
veel tocht te zijn, gordijnen wapperden,
er kraakte wat, een verre deur sloeg dicht,
maar, ondanks dat, was er geen frissche
lucht.
De zitkamer heelemaal in half-don-
ker waar we binnen gingen, was vol van
ouderwetsche dingen. Je kon Je er bijna
niet bewegen daardoor oude fotogra
fieën, oude albums met vervelend-uit
ziende banden, oud porcelein en kleine
oude doozen. Het karpet en het behangsel
waren verkleurd en zagen er in dat sche
merige lioht uit als groen water. Het kar
pet voelde dun aan de voeten. Er was een
steenen vloer, die koud opgaf, door het
karpet heen. Een klein sissend vuurtje in
de haard.
O, Robert, ik weet het niet, ik kan deze
dingen niet beschrijven, 't Is een schil
ders-beschrijving, en schijnt toch alle
hoofdzaken te verwaarloozen. In leder ge
val waren wij daar alleen met ons belden
en wij liepen naar het raam, bleven er
voor staan. Een zeer pijnlijke vijf minuten
volgden, en niemand van ons zei een
woord. Wij stonden vlak naast elkaar
zijn schouder raakte den mijnen. Ik ben
bang, dat lk een soort van physische vrees
voor hem had. Hij leek zoo breed en dik en
sterk. Het was, alsof hij mij met één hand
kon wurgen, mij oppakken, kalm het raam
open doen en mij er uit gooien, tot op de
hei. Ik voelde, dat, nu hij mij daar bij zich
had, hij eenvoudig gruwelijk het land had.
In ieder geval zei niemand van ons een
woord. Ik ben in den regel niet verlegen,
maar ik kon ook maar niets bedenken, wat
lk zeggen kon. Tenslotte kwam, tot mijn
groote opluchting, een groote magere
vrouw binnen, met het gezicht van een uit
gehongerd schaap, en, vlak achter haar,
Jean. Weer die vreeselijke overweldigende
agitatie. De kamer draaide vóór mijn
oogen, het uitgehongerde schaap rende het
vuur in, Rossett vloog naar het plafond.
Maar ik werkte het weg, ik wist, dat ik
niets moest laten merken, dat, indien ooit
in mijn leven, lk thans kalm moest zijn.
Zij was, zeer eenvoudig, in het zwart ge
kleed. Ik werd het eerst voorgesteld aan
het schaap, miss Rossett, Rossett's zuster.
Zij blaatte, en toen kwam het oogenblik.
Jean had, natuurlijk, niet gedroomd dat ik
het zou zijn. Toen zij mij herkende, beefde
haar hand een oogenblik in de mijne. Zij
gaf geen ander teeken. Zij ging achteruit
en kwam in de schaduw terecht.
Nu kwam de slappe broer binnen en ik
realiseerde mij onmiddellijk iets anders.
Hij haatte mij, op het eerste gezicht. Hij
herkende mij, natuurlijk, niet. Hij had mij
in Keswick zelfs niet gezien, en in den
schouwburg alleen maar een oogenblik.
Maar hij voelde iets. Wie weet eigenlijk
hoe die intuïties zijn? Ik kan alleen her
halen: hij haatte mij op het eerste gezicht.
Heel gauw daarna gingen wij in een zeer
donkere, kleine, eetkamer en gebruikten
een killen maaltijd. Ik zeg „kil", met recht,
omdat, al brandde er een vuur, er dezelfde
kille, muffe atmosfeer was, die ik in de
andere kamers had opgemerkt.
Het eten was slecht, en slechts één
mensoh sprak die mensch was onze
gastheer. Ik deed misschien verkeerd met
hem tot nu toe te beschrijven als met een
onheilspellend voorkomen, omdat zijn
grootdoenerij zoo grappig was. Hij had
zich in mij meester gemaakt van wat hij
maanden lang gewenscht had, naar ik ver
onderstel; een toehoorder, en alles kwam
er uit zijn voorouders, zijn ouders, en
tenslotte hijzelf. Zijn geboorte, zijn periode
als zuigeling, zijn a, b, c, zijn eerste gap
pen in een boomgaard, enzoovoort en
vervolgens, van hieruit, zijn moed, zijn
wijsheid, zijn groote edelmoedigheid, zijn
vindingrijkheid, zijn genie, en dan van
daaruit weer de onrechtvaardigheid van
de wereld-in-het-algemeen, en als gevolg
daarvan de schurkachtigheden, gemeen
heden, valschheden, afschuwelijkheden
van de buurt of liever van de geheele
streek van Keswick tot Seascale, van Ken-
dal tot Cockemouth. (Wordt vervolgd).
ALLE BEGIN 18 MOEILIJK. Leden van de Ned. Reisver-
«eniging uit Haarlem, die naar Zwitserland gaan, beoefenen
druk de skisport in de duinen bij Haarlem.
Om den gouden Onafhankelijkheidsbeker.
Wedstrijd op het Sparta-terrein te Rotterdam tusschen Rotterdamsch elftal en Neder-
landsch elftal. Het Nederlandsch elftal won met 1—0. Links Vente en rechts Bakhuys.
ONDERWIJZERS IN UNIFORM. Volgens besluit
van de fascistische partij moeten de onderwijzers in d®
klas het uniform dragen.
FRANSCHE DUIKBOOTEN IN AMSTERDAM. Vier Frau-
iche duikbooten arriveerden in de haven van Amsterdam, n.l.
de ,,Meduse", Psyche", „.Amazone" en ..Danaide".
CROSS COUNTRY in de omgeving van Arnhem, ter
gelegenheid van het 10-jarig bestaan der Arnhemsche
Caroussel Sociëteit. Luit. K. A. baron van Heeckeren
van Brandsenburg uit Breda op ,,Dam".
ZATERDAG VIERDE DE OUD-REDDER J. C. DE VRIES te Hollum (Ame«
land) zijn lOOen verjaardag. De heer de Booy, secretaris van de N. Z. Holi.:
Redding Mij feliciteert den honderdjarigen redder.