Kranslegging op het heldengraf te Westkapelle - Tabaksveiling
Het geheimzinnige Landhuis
J5,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
TBR HERDENKING VAN DE MARINEMANNEN die vielen jn dienst van het vaderland, bij het demonteeren van een HET AFSCHEID VAN DEN HEER HAJENIU8 ALS BURGEMEESTER VAN GOES
mijn op 10 Nor. 1914, is een krans gelegd op het heldengraf te Westkapelle door vertegenwoordigere van ,,Onze Vloot", 1 Zeeuvrsche vrouwen op 'de receptie te Goes.
DE KONING VAN ALBANIë liet zich met zijn moeder (linkB van hem), zijn zusters en zijn neefje
prins Es&ed in, nationale kleederdracht fotografeeren.
DE BEKENDE ZANGER EN FILMACTEUR JOSEPH
SCHMIDT die hier te lande concerten zal geven, is te
Amsterdam gearriveerd. Joseph Schmidt en zijn begelei
der, de Hongaarsche pianist Frid.
VOORBEREIDINGEN VOOR DE ONTVANGST VAN DE UIVERBEMANNING OP SCHIPHOL. De DE KIJKDAGEN VOOR DE VEILING VAN JAVA- EN SUMUTRA-TABAK TE AMSTERDAM. Do
bouw van een 'der tribunes achter het hek bij het stationsgebouw. tabak wordt goed nagekeken.
Ut het Engelsch van Hugh Walpole
en J. b. Priestley, door H. A. c. s.
1!)
Maar, genoeg hierover. Het is niet heele-
™alhet zaakje, dat bij mij past, zooals je
ie laatsten brief zegt. O. wacht een
«conde. Ik heb lets over dien brief te zeg-
1,1: Maar laat ik Je eerst vertellen, waar
hl. i'en hoe tk mij hier voel. Ik kwam
daeen geleden, met mijn zeer be-
perste bagage en een pak boeken, die ik
„I®,Chsplln had weggehaald, meest kleine
s<*dkoope uitgaven
Het Is hier een aardig klein logement,
«er eenvoudig. Beneden de gelagkamer,
voor maaltijden, ruw houten kleine
w^uer; boven: nauwe, krakende gang,
tnSi dene slaapkamers en de verdere
"linten. Mijn kamer is prettig, behalve
kw e' behangsel betreft, dat in gele
C» blijkbaar vertelt van een strijd
wespen en torren, met hier en
rwLe?n zonnebloem, op goed geluk er op
J«Sekwakt. Dat ls het beste, wat ik er
tnaken kan. Er is een tekst, en een
itn.1 een bed, een kleine tafel, twee
iiïht 1)001 bet raam heb je een ult-
W»i ?en Pad met ganzen, een stuk van
'fmertje, dat door het dal stroomt, een
K P°°iende velden, en de drie grillige
fch,.18 achter Farthing Hall. Ik kan Far-
Hall zelf niet zien, maar ik weet
waar het ls. Ik heb er contact mee.
Het is slechts een halve mijl ver. Is het te
verwonderen, dat ik het gevoel heb, alsof
ik bij de poort van het Paradijs ben?
Als ik het behangsel er af kon halen, de
muren een kleurtje geven, er een Manet 1)
ophangen, zou lk hier voor eeuwig en
altijd gelukkig zijn.
Ik ben aan het schrijven, bij het licht
van een bevende, wanhopende kaars. En
het ls laat. Ik moet eindigen. Ik heb echter
nog niets over je laatsten brief gezegd. Ik
voel er uit, dat jij schrijft, om je emotie te
verbergen Jij haat die ruzie met Mar-
jorie, is het niet? De eerste erge, voorzoo
ver ik weet, die jullie ooit hadt. Ik heb het
gevoel echter, alsof op de een of andere
wijze er iets verkeerd is. Ik zal je mis
schien boos maken wanneer ik zeg dat ik
geloof, dat er In sommige van haar be
schuldigingen waarheid schuilt. Ik heb Iets
dergelijks verwacht. Schrijven schijnt een
man zelfzuchtig te maken, op een wijze als
schilderen niet doet of liever: he" geeft
een andere soort zelfzucht. Misschien is
het dat, wat je meent, wanneer je zegt,
dat je den schilder benijdt. Ik weet niet.
wat het verschil is, niaar van bijna al de
mannelijke schrijvers, die ik ken, kan, ge
loof lk, in waarheid gezegd worden, dat
hunne vrouwen óf te veel de baas spelen
óf te onderdanig zijn. Zij hebben niet, op
de een of andere manier, het rechte com
promis gevonden. En lk ken zooveel schil
ders, die gelukkig getrouwd zijn Colles,
Shorncliffe. Mason. Edges, Foster hoo-
nen meer. Maar natuurlijk, jij bent geluk
kig getrouwd. Jij houdt van Marjorie en
Marjorie, heel zeker, houdt van jou
maar je hebt het alles te veel voor vanzelf
sprekend gehouden. Zij is voor jou, zoo
lang, zoo lief geweest, dat je het niet
langer als een wonder beschouwt. Je deedt
het eerst wel. Je verbaasde je, hoe ze kon
geven om zulk een ouden beer, zulk een
onaantrekkelijken, leelijken en zoo
voort. Ik herinner mij alles, wat je zei. Nu
vindt je het heel natuurlijk. Jij bent een
beetje naar boven gegaan in je eigen
schatting en zij een beetje naar beneden
juist, omdat zij zoo goed tegen je ge
weest is. O, ik weet, dat het voor buiten
staanders gemakkelijk is te praten, maar
er is iets. Jij bent geen verwaande kerel,
verre van dat maar je bent verwaand
over je eigen gedachten. Jij krijgt een
goede gedachte en vóór je tijd hebt gehad
om uit te vinden, dat jij niet op de hoogte
van die gedachte bent wanneer je veel
meer bescheiden wordt, dan je recht hebt
te zijn dan ben jij eenvoudig op de
hoogste top der wereld.
En dan is het, dat je moeilijk te verdra
gen bent, en meent, dat Marjorie een ge
lukkige vrouw is, om jou tot den echtge
noot te hebben. Schilders hebben erg wei
nig met gedachten te doen of zij belmo
ren er niet mee te doen te hebben en
dat, wat zij najagen, is van het begin af
zóó veel verder, en zóó ver boven hen, zoo,
dat zij geen tijd hebben voor veel zelfver
heffing. Niet dat er geen verwaande schil
ders zijn, ik ken er een boel, maar zij zijn
klein-goed. Maar was Gangrein verwaand,
of van Gogh, of Manet, of Corot, of Cour
bet, of Rembrandt, of Velazquez? Arro
gant, ongeduldig, slordig, onmogelijk, maar
verwaand nooit.
Ja. ik moet naar bed. De kaars is bijna
aan zijn laatsten snik toe en de schadu
wen, die op den muur dansen, zijn dron
ken als dolle konijnen. Vier dagen ben ik
hier geweest. Geen glimp van haar en
geen moed genoeg om in het huis in te
breken. Gedurende dit heele avontuur ls
mijn gedrag een wonderlijk mengsel van
moed en bedeesdheid geweest het een
volgend op het ander dus morgen
komt mij een avontuur toe. De kaars ver
telt mij in zijn laatste snikken, dat er een
zal zijn. Goeden nacht, oude Robert. Denk
er aan. dat ik komen zal wanneer jij mij
roept. Ja, zelfs ofschoon ik op het punt sta
de trap van Farthing Hall te bestijgen.
Je toegenegen MARK.
„De Bruine Stier", Garrowdale.
Beste Bob,
Nu heb ik wat, waarover ik je kan
schrijven. Dit zal een lang stuk worden. Ik
ben heelemaal niet in staat om te slapen.
Ik ben zooeven teruggekomen in deze
kleine naar kaarsvet ruikende kamer, na
een van de schokkendste avonden van
mijn leven. Ik heb hier een extra kaars
gekregen, een die het den heelen naoht
zal uithouden, als ik er behoefte aan heb.
Jij zult het geheele avontuur te hooren
krijgen, elk stukje er van. Ik weet niet of
ik gelukkig of bedroefd ben. triumfeerend
of wanhopend. Maar eerst de inleiding.
Gisteren de dag nadat ik je het laatst
schreef was het heerlijk weer, met een
ronde roode zon en een bleeke, blauwe
lucht, die als van glas was. Dus nam ik
sandwióhs mee en Houghton's Keats en
wandelde. Waar, dat kan lk je niet precies
vertellen, alleen, dat ik op het midden van
den dag op de hei was. met een blauwe
plas, als een babygezicht achter mij en be
neden mij de helft van het Buttermere-
meer en de vallei. Ik ging uit om een hel
der hoofd te krijgen en een helder hoofd
kreeg lk. 't Was koud, en een beetje vrie
zend, erg helder en stil. Ik las Keats' brie
ven, de vroegere, voor hij ongelukkig was,
en dacht, welk een dwaas lk was geweest
om deze dagen te laten voorbijgaan zonder
eemge akte. Ik kreeg een soort van zeker
heid ergens vandaan, dat zij mij noodig
had, op mij wachtte, zich verwonderend,
waarom ik niet kwam.
Vroeg in den middag ging ik er weer op
uit en op 't laatst, juist toen de scheme
ring inviel, sloeg ik den weg in, die op
slechts één mijl ongeveer van de .Bruine
Stier" loopt. Er was een mooi zwak pur
peren licht, een geur van bramen en zilver
in de lucht, die je bespeurt als je het
orgaan van een schilder hebt. De lange
wandeling en de fijne lucht hadden mij
ontzettend veel goed gedaan. Mijn hoofd
was helder Ik liep over allerlei dingen te
denken ik rende rechtuit tegen een vest
aan, dat naar hel rook. met een hoop
harde knoopen en toen ik het stevig vast
hield om niet te vallen, vleesch (nogal éen
boel) en been onder het vest. Iemand
vlekte en raasde, honden blaften, ik
maakte excuses en het was Rossett van
Farthing Hall.
Hij was boos. en, ik geloof, gek genoeg,
geschrokken. Ik veronderstel, dat hij een
hoop vijanden hier in de buurt heeft. De
jaren, dat hij naar hen uitkeek, hebben
zijn zenuwen in de war gebracht. Toen
herkende hij mij en was plotseling in zijn
schik.
„En hoe is de .Bruine Stier"? vroeg hij
mij. Zelfs, wanneer hij tot mij sprak,
maakte hij met zijn hoofd een plotselinge
beweging, op een zonderlinge manier, alsof
hij niet zeker was dat er niet iemand in
de heg op hem loerde om hem een stomp
te geven.
1) Manet: beroemd Fransch schilder.
.(Wordt vervolgd),