AL DOENDE LEERT MEN.
ANEKDOTEN.
d*ar hij onbeweeglijk liggen bleef, meen
den de jongens, dat hij bewusteloos gewor
den was door den val.
.Als hij bijkomt, steelt hij misschien
alles", luidde het oordeel van Kees, „dus
moeten we "m wakker maken en met onze
wapens dreigen".
„Als hij slaapt, doet hij ten minste geen
kwaad. Misschien slaapt hij wel tot mor
genochtend en verdwijnt hij weer door 't
open raam", vond Jop. „Laten we dus
naar beneden gaan, Kees!"
„Ben je lieelemaal?!" riep Kees veront
waardigd uit. „Ga jij maar naar beneden,
als je bang bent, dan zal ik
..Ik blijf bij je!" zei Jop, al zijn moed
verzamelend, maar hij kon niet helpen,
dat zijn stem verraderlijk beefde.
Kees. die altijd voor dapper doorging,
wilde zijn naam niet ontrouw worden,
al klopte 't hart hem in de keel.
„Zeg 'r is. ouwe heer!" begon hij.
Geen antwoord.
Kees deed een stap nader. De man lag
met den rug naar hem toe. Met zijn hoofd
moest hij op een stoel gevallen zijn.
Ook Jop waagde een stap vooruit.
Kees kwam nog wat dichterbij.
Jop, met dreigend opgeheven stok, kwam
ook weer iets nader.
„Zeg 'r is, ouwe baas!" zei Kees, den
inbreker tot ontzetting van Jop met
zijn windbuks een por gevend.
Plotseling schaterde Kees het uit.
Verschrikt keek Jop hem aan. Wat viel
er te lachen in dit vreeselijk oogenblik?!
Hij beefde over zijn heele lichaam en
trilde op zijn beenen.
..Het ishet isschaterde
Kees, die van het lachen 'niet uit zijn
woorden komen kon.
Jop bekeek den inbreker nu ook aan
dachtig enkwam tot de ontdek
king, dat hij niet eens een hoofd had!
„t Is de rieten pop met een jas aan!"
riep Kees nu luid en ja, Jop zag, dat zijn
broertje het bij 't rechte eind had. Als
reactie op alle doorgestane angsten brulde
ook hij van 't lachen.
De jongens dachten er heelemaal niet
aan, dat het midden in den nacht was. Ze
bukten zich over den vermeenden inbreker
heen en zetten hem onder luid gelach
overeind.
Op dit oogenblik ging de aolderdeur
opnieuw open enverscheen Mina. Ze
keek niet bepaald vriendelijk, terwijl ze
vroeg:
„Wat beteekent dat lawaai midden in
den nacht?"
„O Mien, Mien! Kijk toch eens! Ben
inbreker! De rieten pop! Vaders jas!" rie
pen de jongens door elkaar.
Mina, die helder wakker was, begon de
ware toedracht der zaak te begrijpen en
Jullie dachten zeker, dat er 'n inbreker
door 't raam naar binnen gekomen was!
Maarhoe wisten jullie, dat t zolder
raam open stond? Of hoorden jullie
den inbreker soms?" voegde zij er lachend
aan toe.
„Ik werd door een slag wakker" ant
woordde Jop. „Nu begrijp ik, dat het de
omvallende rieten pop geweest is, maar
we dachten
„Dat het een inbreker was?!"
„Natuurlijk!" zei Jop.
„Zou jij ook gedacht hebben!" voegde
Kees er aan toe.
„Maar ik begrijp niet, hoe hij midden in
den nacht kon omvallen!" verklaarde Jop.
„Ik wel", zei Mina. ,,'t Zolderraam
schijnt niet al te best gesloten te zijn ge
weest. Een rukwind heeft het openge-
stooten en met kracht tegen de pop ge
slagen. Juist had ik gistermiddag vlekken
uit Vaders jas gemaakt en die over de pop
gehangen om te drogen De pop is omge
vallen ende inbreker was er!"
,.'t Lijkt wel iets uit de bioscoop!" vond
Jop.
„Jammer, dat 't geen echte inbreker
was!" zei Kees, maar hiermee was zijn
broertje het toch niet heelemaal eens.
Mina sloot het zolderraam met bijzon
dere aandacht en zei:
„En nu weer naar bed, jongens! 't Is nou
mooi genoeg geweest! Zoo'n spektakel
midden in den nacht!"
De jongens lagen weldra weer onder de
wol.
Wat moesten Vader en Moeder den vol
genden avond onder het nuttigen van
Mina's verrassing lachen om het ver
haal van den vermeenden inbreker. Zij
kregen het natuurlijk in kleuren en geu
ren te hooren.
Vanaf dit oogenblik werd bij storm het
zolderraam altijd extra nagekeken.
„Eén inbreker is genoeg!" zei Vader dan.
(Nadruk verboden.)
Als 's middags 't klokje vier maal slaat,
Dan gaat de schooldeur open
En zijn we vrij We mogen dan
Weer spelen en weer loopen.
We gaan dan meestal vlug naar huis.
Daar wacht ons moet je weten!
Zoo'n heerlijk en gezellig uur,
Dat schemeruur voor 't eten!
Moes heeft de thee al klaar gezet,
Zoo'n kopje laat zich smaken.
En in dat uur van vier tot vijf
Hoeft niemand werk te maken.
(Nadruk verboden).
We luist'ren naar de radio,
Of naar een mooi verhaaltje,
Dat Moes zoo leuk vertellen kan
Of leest een enkel maaltje.
We drinken dan ons kopje thee
En knabb'len op ons koekje.
Zeg, ls er iets gezelligers
Dan 't knusse kamerhoekje,
Daar bij de groote schemerlamp,
In 't uurtje vóór het eten?
Moes zegt: al wordt Je nog zou
Dat mag Je nooit vergeten!
Wat meel, een ei en krenten
Een scheutje melk er door
Daarvan maak 'k een beslagje;
Het wordt heel lekker, hoor!
Nu ga ik koekjes bakken
Voor jou en Mies en mij
En als ze goed gelukken,
Vraag 'k Moeder ook er bij.
De pan staat klaar; de boter
Sist weldra! 'k word haast bang
Nu moet ik 't koekje keeren,
Maar och, ik wacht te lang!
Op eens ruikt 't brand'rig Moeder!
Zoo roep ik heel van streek.
De eene kant is zwart en
De and're ziet nog bleek!
De tweede koek wordt beter;
Ik leer het wel op 't lest
En strakjes zeg je allen:
Wat kan zij het toch best!
HERMANNA.
(Nadruk verboden.)
Ingezonden door Mientje Stik!
Conducteur: „Welke straat wildi
stappen?"
Student (een beetje vroolijk
fuif): „Ja, laat eens hooren, ws
straten heb je al zoo voor mij?"
Ingezonden door Marietje Late:
Niet royaal.
Postbeambte: „Vrouwtje, deze
te zwaar, daar moet nog een postra
6 cent bij".
Boerin: „Wat een schriele boel
hier. Ik heb wel honderd brieve
stuurd. die beneden het gewicht wa
nu het er een enkele keer eens iet
is. nou kan het niet eens zondei
centen".
Ingezonden door
Toosje en Beppie Bouteï.
Dierenvriend: „Houdt u veel van
B.: „Ja, vooral van oesters."
Klant (bij een drogist)„Mijnhe
gisteren hebt u mij een pleister
om me van die pijn in mijn zij
helpen."
Drogist: „Ja juist, dat herinner
best."
Klant: „Kunt u me dan nu
middeltje verkoopen om mij van di(
ter af te helpen?"
Ingezonden door Mien van den Li
Van korte duur.
„Maar Anton, heb jij je betrekk
secretaris bij den directeur der I.
gezegd? Kerel dat had je toch nie
ten doen, dat had een baantje
verdere leven kunnen zijn."
„Jawel, maar dan voor een kort
leven, want ik zou mij binnen ee
jaar hebben dood gewerkt."