HET NIEUWE HOEDJE Sea der kinderen droeg dan een groote, uitgeholde koolraap, waarin een kaarsje brandde en zoo gingen zij dan zingende op weg naar ooms en tantes en alle andere menschen, die zij goed kenden. Daar werd dan begonnen met het liedje, dat straks die jongens zongen, doch eenigszins anders: .Sinter Maarten is zoo koud, Geem m' een turfje of een hout, Om mij wat te warmen Met mijn bloote armen. Geeft wat, houdt wat, 't volgend jaartje ook wat!" En kregen zij na het zingen van dat liedje iets, dat zij erg lekker vonden of ook wel geld om snoeperij te koopen, dan zongen zij vroolijk: ,,Hier woont een rijk man, Die veel geven kan, Veel wil hij geven, Lang zal hij leven!" Ook de arme kinderen zongen dit liedje, bedelend langs de huizen. En waar men ze wegzond zonder geld te geven, schreeuw den ze luid: „Een zakkie met zemel, een zakkie met kruit. Hier hangt er me eentje den gierigaard uit!" Ook in Amsterdam zongen op Sint Maar ten wel eens de arme kinderen. Met een kroontje, waarin eenige kaarsjes gestoken, vastgebonden aan een stok, liepen zii de grachten af, waar de grootste huizen stonden, zocals de Heerengracht en de Keizersgracht en daar zongen zij bij ieder huis een héél vreemd liedje, waarvan zij zelf óók niets begrepen, want ze zongen: „Martijn! Martijn! Turref in de murref in de maneschijn! Gooi in de most, Gooi in de wijn, Hier woont die goeie Sinter Martijn!" Voor het geit dat ze kregen kochten zij dan gebraden kastanjes, in een kastanje- kraampje op de toenmaals nog bestaande Osjessluis! En nu is de vertelling uit!" Met deze woorden wilde oma haar ver telling eindigen. Doch Hans, die het ver haal uit Oma's jeugd wel leuk vond, wilde nu ook nog wat over dien Sint Maarten weten. Heeft die echt bestaan, oma, juist zooals Sint Nicolaas?" vroeg hij. „Ja, jongen. Maar zijn werkelijke naam is Martin of Martinus, zooals de Katholie ken hem noemen. En hij werd in Sabarla, een stad in Hongarije geboren in 't jaar 3X6. Heel jong nog, werd hij door zijn ouders voor zijn opvoeding naar Pavia gezonden, waar hij onderricht in de krijgs kunde ontving. Op zijn vijftiende jaar was hij reeds als soldaat in het leger opgeno men. En zijn soldatenmantel werd later even beroemd ais hijzelf. Ja, dat moet ik je nog even vertellen! Luister: 't Was op een bar-kouden winternacht, dat Martin met zijn krijgsmakkers de stad Amiens binnenkwam. Terwijl ze door de stadspoort kwamen, vonden zij daar, liggende tegen den muur, een in lompen gehulden bedelaar, die van koude bijna was bevroren. Martin, goedhartig n be hulpzaam als hij voor iedereen was, sneed toen, er niets anders op wetende, zijn soldatenmantel doormidden, die zeer wijd en 'ook warm was. Hij gaf de helft van den mantel aan den zwerver, dien hij daardoor het leven redde. En deze edelmoedige daad is nu door een beroemd schilder afgebeeld op het doek. En later, door een even beroemd beeldhouwer in marmer vereeuwigd. „Ziezoo, nu weet je alles over dien Sint Maarten, wat ik zelf weet, zoo besloot de oude dame haar vertelling. „En ik weet, dat het bedtijd is" sprak mevrouw van Tol, die óók naar Oma's verhaal had geluisterd. ..En ik dank u voor het verhaal uit uw jeugd, oma", zei Elly. „Ik bedank u ook, oma!" riep Wim. „Toen u jong was, ging alles zoo héél anders dan nu ..En ik dank u voor de vertelling over cien Sint Maarten, Oma", zei Hans. „Die zal wel even dapper als goed geweest zün, denk ik.' Oma knikte het drietal lachende toe, wenschte hen goeden nacht en beloofde óók eens te zullen vertellen, hoe Sint Ni colaas in haar jeugd werd gevierd. Schorten Murref moet „mond" beteekenen. Wellicht in het dialect van den Jordaan. (Nadruk verboden). TANTE JOH. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 1. Snoetje, 't allerjongste aapje, Ging met Moeder naar de stad, Omdat 't aardig kleine diertje Een nieuw hoedje noodig had. 2. Snoetje in het blij vooruitzicht - Huppelde aan Moeders hand, Toen zij samen stadwaarts liepen, 't Had een jurkje aan van kant. 3. Halve kousjes, linnen schoentjes, Nu een hoedje nog er bij. Want dacht Snoetje. 't blauwe mutsje Is toch eig'lijk niets voor mij! In den winkel aangekomen, Zei de apen-hoed-juffrouw: Stellig heb 'k wat voor de kleine, 'k Laat u eens wat zien, mevrouw! 5. Deze ronde zijn de nieuwste Kijk! met opgeslagen rand! Gist'ren juist kreeg ik een zendii Van den hoeden-fabrikant. - 6. Snoetje past de mooie hoedjes, Moeder kiest er ééntje uit. En wat denk je, dat ons aapje Nu toch vroeg? (Het was een gul Juffrouw, wilt u dan m'n mutsjl Pakken in een stuk papier? 't Hoedje laat ik op mijn hoofdj 't Heeft daar stellig meer plezier la: 8. Dan hier in den saaien winkel, In een zak of in een doos! D'apen-hoed-juffrouw moest lachen Nee, ze was volstrekt niet boos! 9. Snoetje, met het nieuwe hoedj' op, Ging naar huis aan Moeders hand. 'k Zag z'en dacht: Gelukk'ger meisje Is er niet in Apenland! (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 14