Zware brand te Tilburg - Minister Slotemaker de Bruine in Limburg DE FREGATVOGEL 75ste Jaargang LEIDSCH D4GBL4D Tweede Blad FEUILLETON. door George Owen Baxter, naar den Amerikaanschen roman bewerkt door J. M. P. 38) ..Verlaat dit land, zoo spoedig mogelijk, of ze zullen je vangen en ophangen". ..Ze hebben u wel vijf jaar gezocht", telde Geraldi. „Dat is waar". •£n u hadt niet eens een Zuleikha". Boven tusschen de heuvels hielden «eraldi en Robert Asprey krijgsraad. Hun Plannen waren mislukt, de gouverneur was jf^er dan ooit tegen het idee van gratie en Edgar Asprey was vrij om te doen, wat nij wilde. „Deze zaak Is uit en mislukt", zeide nsprey, terwijl zij om een klein vuur aaien. „Jij m'n jongen, zult je eigen leven Voortzetten ..Wat voor ieven?" Je fortuin wel maken". ..Wat voor fortuin?" -Kaartenze zullen je genoeg opleve rt nu a' een portefeuille". .Dat is zoo", gaf de fregatvogel toe, 3" er gaan duizend dollars af om een sct>uld te betalen". ■Den schuld?" uit» d'en armen Chalmers; lk rolde die nine 2ak' Het was een gedwongen lee- S; 0,n zoo te zeggen. Ik zou zulk geld °olt willen behouden". „Neen?" „Nooit. Ik wil niet als een gauwdief leven, Asprey. Het was alleen maar om mij over een moeilijkheid heen te helpen". „Goed", zeide Asprey, „maar is er dan onderscheid tusschen zakken rollen en valsch spelen?" „Zeker! Als ik iemands zakken rol, be drieg ik hem, maar met kaartenik speel alleen met geroutineerde valsche spelers, die hun oogen open hebben. Erf als ik dan met open oogen van hen kan win nen, dan is dat oorlogskans!" „Veronderstel eens, dat je de kans kreeg om eerlijk je brood te verdienen?" vroeg Asprey. „Ik heb honderd kansen gehad". „Niet genoeg opwinding?" „Wat zou lk moeten doen? Op een bank werken?" „Of land verkoopen", opperde Asprey, „dat is opwindend genoeg, op zijn eigen manier". „Stel eens voor dat de menschen bij mij terug kwamen en mij verwijten deden dat ik hun leugens op de mouw gespeld had over het land, dat ik hun verkocht had?" „En dan de menschen, die nu bij je komen met verwijten?" „Niemand komt ooit terug; als zij uit vinden, dat zij verslagen zijn, dan gooien zij hun kaarten neer en geven toe, dat zij dom geweest zijn, dat is alles. In mijn zaken ziin er geen gisterens, alleen maar morgens!" Asprey lachte om dit gezichtspunt. „Goed", mompelde hij. „Ik zal het niet be strijden. Je zult dus tot het einde van je dagen een vrij man zijn?" „Slechts één ding kan mij weerhouden", zeide Geraldi. „En dat is?" „Ik ben een man en vrouwen zijn vrou wen. Misschien vind ik op een goeden dag een vrouw, die mij tot haar slaaf maakt". „Ben je wel eens dioht aan de slavernij toe geweest?" - „Ja, nu". „Ah!" Geraldi rolde een nieuwe sigaret, stak die aan en wierp den lucifer weg. „Zal ik ronduit spreken?" „Dat is juist, wat ik verlang". „Wel, zeide Geraldi, „ik heb een paar maal uw dochter gezien. Neem mij niet kwalijk, ik moest hierover eigenlijk niet spreken, zelfs niet na een aanmoediging, maar werkelijk, ik denk, dat er gevaar dreigt van dien kant". De groote man fronste de wenkbrauwen en staarde in het vuur. „Ik weet het niet", zeide hij eindelijk langzaam. „Onze oude opvattingen over moraliteit waar dienen zij voor? Onze oude wetten wat helpen zij ons? Zij hebben mij vijf jaar lang in de wildernis gejaagd, mijn beste jaren zijn er door be dorven. Ik heb geen recht om kritiek uit te oefenen. Als zou blijken, dat Louise van je houdt, zou ik je geen stroobreed in den weg leggen". Plotseling voegde hij er aan toe: ..Omdat je beter bent dan je denkt. Geraldi1" „U kent mij niet", antwoordde Geraldi. „U hebt nooit de kans gehad om te hoo- ren, wat ik gedaan heb". „Genoeg", zeide Asprey, „maar je was op zoek naar opwinding, niet misdaad". Geraldi glimlachte. „Nooit meer opwin ding dan hier", gaf hij toe. „En wat doen wij nu?" „Wat ik reeds zeide. Vlucht, m'n jongen, je kunt mij hier niet helpen". „En u?" „Ik ga terug naar de bergen, misschien weer voor vijf jaar". „Dat zal nu niet meer kunnen, ze zitten u achterna!" „Ik zal wel uit hun handen blijven. En jij, ga en wees voorzichtig. Ik zal deze zaak wel alleen klaar spelen. Rijd naar de heu vels en blijf daar, kom niet in de vlakte met de groote wegen, dan hebben ze je binnen drie dagen te pakken". De jongeling knikte en floot Zuleikha, daarop sprong hij met een wuiven van zijn hand in het zadel en wendde de merrie naar de heuvels boven hen. HOOFDSTUK XXXII. In de boekerij van de woning der Asprey's stond de oude dominee Cornish bij de tafel en steunde de eene hand op het blad; toen hij zeker was van de plaats, waar hij stond, zette hij een van de twee brillen af en keek de huwelijksceremonie door. Vanaf dit oogenblik kon de half blinde man vijf voet van zich af niets meer zien dan een mist. Jn dien mist stond een lichte figuur de vrouw, en een don kere figuur de man. Hij had hen beiden de hand gedrukt en tot mevrouw Asprey gezegd: „Ik heb u en uw man in den laatsten tijd niet meer gezien, mevrouw Asprey". Zij was bijna flauw gevallen, maar de dominee had zich met zijn ver strooiden glimlach omgewend. Hij miste Robert Asprey, maar zag geen verband tusschen diens afwezigheid en het huwe lijk, dat mevrouw Asprey op dien dag zou sluiten. Hij was werkelijk erg oud en daarbij wat opgewonden, want Edgar had hem onderweg naar huis iets geaegd over het bouwen van een nieuwen vleugel aam de kerk, waarin een bibliotheek kon wor den gehuisvest. Dominee Cornish sloot de oogen en her haalde een korte toespraak, die hij vijftig jaar geleden had samengesteld en die hij steeds bij trouwplechtigheden uitsprak. Mevrouw Asprey was heel kalm en gedu rende een van de pauzen in de rede van den dominee fluisterde zij: „Edgar, je beeft zoo". „Dat komt, lieve Olivetta, omdat jij de heele wereld voor mij beteekent; ik kan niet gelooven, dat dit gelukkige oogenblik is aangebroken". Haar vermoeid gelaat werd bijna schoon, toen zij zwijgend naar hem op zag. Toen begon de stem van den dominee weer, even onzeker als zijn gang. Hij sprak in golven, een hooge golf en een lage golf; het eerste gedeelte van een zin was bijna onhoorbaar, maar het einde werd luid uit gesproken. Er ruischte iets aan aan het einde van de kamer. Edgar Asprey zeide iets tus schen de tanden, dat mevrouw Asprey voorkwam veel te gelijken op: „vervloekt". „Ik weet een reden, waarom dit huwelijk niet kan doorgaan", zeide Louise. De stem klonk dun en ijl als ver gerin kel in dominee Cornish' ooren; hij wendde zich met moeite om. „Zoo. zoo zoo", zeide de goede man. „ls dat zoo. is dat zoo? En wat weet Je dan, m'n kleine meld?" Zij trad nader en de dominee kwam met schrik tot de ontdekking, dat eenige dozij nen jaren de werkelijke Louise scheidden van zijn herinnering aan haar; zij was eea vrouw, geen kind. (Wordt vervolgd). het mengen van de loten voor de iersche sweepstake. Meisjes in vliegerscostuum brachten de trommels met de loten naar de Plaza te Dublin. de brand in de garen, en bandfabriek te Minister Slotemaker de Bruine steekt de eerste spade voor de tilburg. - Wat er van de fabriek overgebleven is. normalisatie van de Midden-Limburgsche beken te Panheel een nieuw ontdekt film sterretje de 7-jarige David Holz te Hollywood. AGELLO de Ital. vlie ger, die met zijn water vliegtuig een snelheid van 700 K.M. per uur haalde. EEN ENORME KEI door arbeiders in de werkverschaffing te 's-Hee- renberg gevonden. De steen was gebarsten. Het grootste stuk is tooh nog grooter .dan de Amersfoortsche kei.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5