BOUWKUNSTIG SCHOON. LEIDSCH DAGBLAD - Tweede Blad Vrijdag 12 October 1934 Sfennf, bij gelijken prijs DE STERRENHEMEL IN NED ERLAND IN DE WEEK VAN 10-16 OCTOBER 1934, 20 h MT. ONZE STADSPOORTEN. VISSCHERIJBERICHTEN. propaganda-avond der Chr, Historische Jongerengroep. Deze nog zeer jonge vereenlging hield gisteravond in het vereenlgingsgebouw der Herv. Kerk een propaganda-avond, die tevens bedoeld was als inleiding van de win ter-campagne. De voorz. de heer H. Dannljs opende, waarna hij de talrijke aanwezigen hartelijk welkom heette. Spreker was de heer J. E. Boddens Hosang, burgemeester van Wou- brugge. Het doel van zijn rede was aan de jongeren steunpunten te geven, waarop zij in dezen winter kunnen doorgaan. Als le steupunt noemde hij het gezag, dat in ons land belichaamd is in H.M. de Koningin. HIJ wees in dit verband naar boeken van prof. Treub en dr. de Visser, die zoo waardeerend hierover schrijven. De Chr. Hist, willen zijn als ee nmuur, om het gezag te schragen en te beschermen. In tegenstelling met ten Oosten en ten Zuiden van ons land, wordt hier het gezag gedra gen door vrijheid. Het 2e steunpunt is het gezin. Het is noo- dig, dat wij medestrijden om het behoud van het echte degelijke Oud-Hollandsche gezin. Van uit het buitenland worden po gingen aangewend dit gezin aan te tasten. Het 3e steunpunt is het geloof. Juist in dezen tijd is het meer dan noodig, dat wij ons buigen in het gebed; niet alleen is er een economische crisis, doch er is ook een geestelijke crisis. Ook op het geloof worden aanvallen gedaan, door het buitenland. Uit deze enkele punten, zoo besloot spr. zijn rede, zullen de jongeren voldoende stof vinden voor behandeling in den a.s. whiter. Nog sprak hij een opwekkend woord en zette het doel der Jongerengroep nader uiteen en besloot met te zeggen, dat bij ons geen behoefte bestaat om door armgym- nastiek uiting te geven wat in ons leeft. Door een 4-tal aanwezigen werden vra gen gesteld, die door de nspreker uitvoerig werden behandeld. Na de pauze hield de groep Lisse een samenspraak getiteld „Schijn bedriegt", die met volle aandacht gevolgd werd. TWEE METTERNICHS. De zoon. VOORSCHOTEN. Tot secretaris-penningmeester van den Stevens Hofjes Polder is benoemd de heer J. M. de Ruyter. WASSENAAR. Verkeersongevallen op den Rijks straatweg. Gedurende de maand September J.I. kwamen op den Leidschen straatweg onder dezer gemeente 7 verkeersongevallen voor; hieronder waren er 2 waarbij dooden of gewonden. De overeenkomstige cijfers in dezelfd maand in 1931 waren resp. 6 en 3, in 1932 1 6 en 4 en in 1933 13 en 5. Hoewel deze cijfers voor de afgeloopen maand geen ongunstig beeld geven, meenen de A.N.W.B. en de K.N.A.C. bij herhaling de aandacht van het snelver keer te moeten vestigen op de groote ge varen op dezen weg waar tal van weinig of niet overzichtelijke zijwegen op aan sluiten. Onder de vigueur van de huidige voorrangsregeling van het verkeer, vast gelegd in art. 5 van het Motor- en Rijwiel reglement dient deze weg met groote voor zichtigheid. en oplettendheid te worden bereden. en kwaliteit, De Nederlandsche Industrie. Hiermede dient gij Uw land En bestrijdt gij de werkloosheid. De „oude diplomatie", waarvan men in den modernen diplomaten-kring zoo gaarne alleen de goede elementen bewaard wilde zien en die aangevuld hebben met krachten overeenkomend met begrippen van onzen tijd, die „oude diplomatie" wordt nog al eens naar het voetlicht der openbaarheid gebracht, nu tot dusver zeer geheimzinnig en uiterst zorgvuldig ver borgen archieven geopend worden en haar in haar verdienste, doch ook in haar zwakheid aan de kritiek der menigte prijs geven. In die oude diplomatie moesten slimheid en hoogmoed dikwijls gelden voor scherpzinnigheid, kunde en karakter. In hetgeen volgt en dat ontleend is aan het Wiener Haus-, Hof- und Staatsarchiv, zal de lezer kennis maken met een weinig bekend stukje diplomatie uit een zeer be langrijke periode der 19e eeuw. Het is op gepikt door Heinrich Kammer uit stapels keurig geordende papieren, aanwezig in lijvige dossiers der Oostenrijksche diplo matie. Het brengt ons in aanraking mpt Mettemich, den zoon, met Richard Metter- nich, die te Weenen geboren werd in 1829 en sedert 1851 de diplomaten-carrière volgde. Van 1859 tot Augustus 1870 was hij Oostenrijk's gezant te Parijs. Hij en zijne vrouw, Pauline, gravin Sandor, hebben een groote rol gespeeld in het mondain-maat schappelijke leven van het Tweede Fran sche Keizerrijk. Beiden waren, naar het uiterlijk te oordeelen, zeer bevriend met Napoleon m en keizerin Eugénie. Of hun vriendschajp echt en hun invloed voor Frankrijk heilzaam was, is een vraag, die hier niet beantwoord behoeft te worden. Destijds, toen ik het leven in de Tuile- rieën onder het Tweede Keizerrijk be schreef, heb ik daarvan het noodig gezegd Het stukje diplomatie van den ouden stempel en waaraan Metternich's naam verbonden is, speelt in den tijd, toen Prui sen zijn tweede krachtproef voorbereidde, die het, zoo zij gelukte, in de gelegenheid zou stellen om eindelijk met den „erf vijand" Frankrijk af te rekenen. Eerst had het Denemarken zijn kracht doen gevoelen, nu zou het Oostenrijk zijn en dan, daarna, Frankrijk. We zijn dus in het jaar 1866, het be langrijke jaar. waarin de oorlog tusschen Pruisen, Italië en Oostenrijk een eind zou maken aan de groote machtspositie van het laatstgenoemde rijk en van het Halbs- burgsohe Huis. Men sta mij toe ter inleiding eenige fei ten en data in herinnering te brengen. In Juni 1866 brak de oorlog van Oosten rijk tegen Pruisen en Italië uit. Sedert 1865 leefde men al in de bedreiging van naderend krijgsgevaar. In den aanvang van 1866 verscherpte zich de wrijving tus schen Oostenrijk en Pruisen en van dag tot dag werd de toestand ernstiger. In dezen kritieken tijd moet de episode ge plaatst worden, waarboven men als op schrift zou kunnen zetten: „de blunder van een verwaanden diplomaat". Die diplomaat was Metternich, gezant van Oostenrijk bij het Fransche hof, zoon van Clemens Wenzel Lothar von Metter nich, den lezers bekend. Hij was ook „le marl de sa femme", d. w. z. de man van de bekende vorstin Metternich, die als vrien din van keizerin Eugénie met de mooie gravin Mélanle de Pourtalès, een vroolijk trio vormde in de Fransche hoofdstad en op de keizerlijke lustsloten om Parijs. Napoleon Hl, bij wien Richard von Met ternich geaccrediteerd was, werd toen algemeen en misschien niet ten onrechte althans in 1866 beschouwd als de machtigste man in Europa, wiens woord toonaangevend was en naar wiens goede gunsten alle diplomaten dongen. Allen, behalve blijkbaar Metternich, die zichzelf heel wat hooger achtte dan dezen „par venu-keizer". Hij, Mettemich, had den meest belangrijken gezantschapspost te Parijs. Oostenrijk's gezant te zijn was inderdaad in die jaren eene positie van Ster Vd^'^Vootte, ófUd^ Ster '/i 2* grootte. Ster '/d l* flr. Melkweg Wettelijk Ingeschreven bij het Bureau V«j Industrieel en Eigendom onder No. 64222 ©EEBSIE LAATSTE KV&EI1ER ÊlHEUVE HAAN ZUID VENDS MARS JUPITEB Q SATURNUS© Sterretijd 21 h. 15 min. In drukletters vermeld zijn de namen »an de sterrebeelden; de eigennamen van JU der helderste sterren zijn in „(„jdfletters geteekend. Op dit kaartje het ZZw" de maan van 16 °ct' laaB in dient er rekening mede te houden het IS ""lelijkheid het Oosten rechts en ten».! "nks van den toeschouwer is en hot1 met den rug naar 't Zuiden staat- m naar 1 Noorden gewend dit n'm PleeSt echter bij sterre kaarten te keeren om geen spiegelbeeld van den hemel te krijgen Wil men nu b.v. de sterrebeelden aan den Oosthemel opzoeken, dan neme men dat deel van den kaarthorlzon waar OOST staat voor zich zoo dat de Poolster (aan het einde van den Kleinen Beer) van den toeschou wer ls afgewend men zal dan voor het NO-lijke vierdepart van de kaart de sterrenbeelden zien Juist zoo als zij aan den hemel staan De sterren tn bovenstaand kaartje die een gekartelden rand hebben zijn van de le grootte of helderder; de dikke ronde stippen zijn sterren van de 2e grootte en al de andere kleine stippen zijn sterren van de 3e of van een lagere grootteklasse. groote beteekenis. En dan Oostenrijk's ge zant te Parijs Deze gezant van den eersten rang althans naar de belangrijkheid van zijn post te oordeelen zond den 22en Maart 1866 aan graaf Mehsdorff, den Oosten- rijkschen minister van Buitenlandsche Zaken, een bericht, waarin hij mededeelde, dat keizerin Eugénie, de vrouw van Na poleon in, die, zooals men weet, zich achter de coulissen druk bezig hield met politiek, hem „ongeveer tien dagen gele den" verzocht had, bij haar te komen om hem een voorstel te doen tot behoud van den vrede. Het is wel eenigazins vreemd dezen gezant zulk een mededeeling te hooren doen. „Ongeveer tien dagen geleden" heeft hij dit verzoek, een verzoek met zulk een ernstig doel, ontvangen! Reeds ln 1866 be diende de Oostenrijksche diplomatie zich veel van de telegraaf, zelfs voor mededee- lingen omtrent den gezondheidstoestand van de leden van het hof. Metternich ech ter vindt het voorstel blijkbaar zoo ondenkbaar dwaas, dat hij er „ongeveer" tien dagen over laat verloopen, alvorens er zijn hierarchischen chef, en dan nog slechts per brief, van te verwittigen. Dit tusschen tweeasterisks. Het onderhoud had plaats. Keizerin Eugénie toonde den Oostenrijkschen ge zant een vertrouwelijken brief van den Franschen gezant te Petersburg, den heer de Talleyrand, die daarin het plan ont wikkelde, dat Oostenrijk Venetië aan Italië zou teruggeven en daarvoor de Donau-vorstendommen (het latere ko ninkrijk Roemenië) zou mogen annexee- ren. Door den val van vorst Cuza waren die juist vacant geworden en hun toe komst baarde heel wat zorg aan de Euro- peesche diplomatie. Dat zou dus zijn; twee vliegen in één klap slaan. Talleyrand meende, dat Rusland veel te zwak stond om zich daartegen te verzetten. Keizerin Eugénie vond dit plan zeer aanlokkelijk. Zij verzekerde een vriendin van Oostenrijk te zijn. Alleen de belang stelling ln de eenheid van Italië, waarvoor Napoleon in zich verplicht rekende al zijn krachten in te spannen, scheidde de beide keizerrijken Frankrijk en Oostenrijk. Daarom wensohte zij, dat Oostenrijk groote politiek zoude voeren en inging op het plan-Talleyrand. Dan zou Oostenrijk Frankrijk op zijn zijde hebben en, In geval van een oorlog met Pruisen, zou heel Italië Oostenrijk's partij kiezen. Ziedaar hetgeen keizerin Eugénie den Oostenrijkschen gezant had te zeggen. Zij sprak mede uit naam van den keizer en van Italië, dat geheel onder den invloed van Napoleon stond. Wat deed nu de gezant? We weten reeds dat hij „ongeveer tien dagen" laat voorbijgaan, eer hij met zijn minister over het voorstel spreekt. Maar wat deed hij tegenover de keizerin? Antwoordde hij, dat hij er ernstig over zou nadenken? Of onmiddellijk haar mededeèling aan zijne regeering zou overbrengen? Wel neen! Hij antwoordde terstond. Een antwoord gaf hij, dat, zooals hij het zelf uitdrukt, „een man van ouden adel aan de Napoleon tische parvenu-bende behoorde te geven". Hij speelde den beleedigde. Hij zeide. dat het voorstel van den gezant „eene insi nuatie" was, welke Oostenrijk slechts kon kwetsen. En dan het staat ln 'smans eigen brief! gaf hij „bij alle waardee ring voor de hooge begaafdheid der kei zerin" te kennen, dat zij toch niet die diplomatieke fijnheid, dat gevoel voor nuances en opportunisme bezat, welke in de politiek de onontbeerlijke voorwaarden zijn voor succes. Om goed te laten mer ken, hoezeer hij geestelijk haar meerdere en tevens, welk een fijn gevoelend gentle man hij was, wees hij haar op de fouten, die de keizer reeds gemaakt had! Men bedenke dat dit in het begin van 1866 ge zegd werd. toen Napoleon III, in weerwil van die fouten, toch de machthebber in Europa was. Nadat hij aldus de diplomatie op zijne wijze getoond had, eindigde hij met de verklaring, dat Oostenrijk niet aldus zichzelf kon verminken. De keizerin beantwoordde deze les in politiek diplomatie op geestige wijze. De heer Mettemich vertelt het zelf, vermoe delijk zonder er de geestigheid van te snappen. „Eenige dagen later" deze gezant is merkwaardig onnauwkeurig deelde zij hem „lachend" mede, dat zij den keizer alles verteld had en dat zij en haar ge maal elkaar openhartig bekend hadden, dat zij van diplomatie niet het minste verstand hadden en dat Inderdaad de keizer reeds verscheidene fouten had te betreuren, die hü tegen de diplomatie en de opportuniteit had begaan! Metternich schijnt verrukt en volkomen bevredigd te zijn geweest door dit „lachend" gezegde woord van de keizerin. Dat die „fouten" ook konden zijn des keizers bemoeiingen in den Krim-oorlog, welke voor Oostenrijk een dreigend ge vaar afwendden, schijnt niet bij hem opgekomen te zijn. Doch het lot heeft soms wreede wraak nemingen. Twee maanden later, toen Bismarck reeds met Italië een offensief verbond tegen Oostenrijk gesloten had (8 April) en de oorlog op het punt van uitbarsten stond, kwam Oostenrijk in allerhoogsten nood bij Napoleon aankloppen en verzocht hem, Italië te willen overreden om. tegen afstand van Venetië door Oostenrijk onzij dig te blijven, waartegen Oostenrijk, zoo 't de overwinning op Pruisen behaalde, zich schadeloos zou stellen door Pruisisch Silezië tot zich te nemen. Metternich. die zich heel wat kleiner heeft moeten gevoelen dan toen hij tegenover keizerin Engénie stond, moest dit verzoek, waarbij Oostenrijk „aldus zichzelf verminkte", overbrengen. Toen was het oogenbllk gekomen om den Oostenrijkschen gezant een antwoord te geven, dat zelfs zljna IJdelheid niet kon misverstaan. Keizer Napoleon herinnerde hem aan het voorstel, dat Keizerin Eugénie hem had medegedeeld. Toen twee maanden geleden was, hij, de keizer, in staat èn bereid, de Italianen tot dat voor Oostenrijk gunstig plan te overreden. Doch nu was het iets anders, Italië had zich tegenover Pruisen verbonden en hij, keizer Napoleon, kon en mocht niet veronderstellen, dat het zijn woord.zou breken. Nu was het te laat om met een dergelijk voorstel voor den dag te komen. Het uitbreken van den krijg was niet meer te verhinderen. Men kent den uitslag. Oostenrijk leed de nederlaag, had tegen Pruisen en Italië tegelijk te vechten. De vernietigende slag bij Sadowa knotte zijn kracht. Om maar één ding te noemen: a)3uittnsie a&ooc^e.vjoesi&ip oovfc-. DE HOOGEWOERDSPOORT. Na de groote uitbreiding van Leiden in 1389 werden de Oost- en Zuidgrenzen van de stad gevormd door Heerengracht en Geeregracht, terwijl ter hoogte van de te genwoordige Kraaierstraat de Hooge- woerdspoort stond. Volgens oude kaarten moet dit een zeer zwaar stelsel van verde digingswerken zijn geweest. Uit den aard der zaak moesten de verdedigingswerken hier wel heel zwaar zijn, omdat hier de I hoofdverkeersweg uit het Oosten naar de stad leidde. De andere hoofdverkeersweg was de Haagweg. De Hoogewoerdspoort en de Witte Poort konden door een mogelij ken vijand het gemakkelijkst worden ge naderd. En verder was hier de meeste drukte met het heffen van rechten, enz. In de eerste plaats had men aan de overzijde van de gracht den Hoogen Rijn dijk een zwanehalsvormige bocht laten maken waardoor een eventueele vijand, alvorens de poort te kunnen naderen, zich bloot moest geven aan de pijlen, steenen, kogels enz., waarmee hij vanaf het bastion werd begroet. Mocht het hem desondanks gelukken, de brug te bereiken en de op haalbrug naar beneden te krijgen, dan stond hij voor de zware buitenpoort met zijn Middeleeuwsche donjons, waar hij na tuurlijk een warm onthaal vond. Bezweek deze buitenpoort, dan was er een smalle gebogen weg met hooge muren van 30 tot 50 M. lengte, die hem voor de Binnen poort.bracht. Het was dus een heel samen- stelsel van obstakels. Dit Middeleeuwsche poortensamenstel was nog in 1635 vernieuwd. Doch, zooals we ons herinneren, werd de stad aan deze zijde in 1659 nogmaals vergroot en werden toen Zijlsingel en Zoeterwoudsche Singel Oost- en Zuidgrens. De oude poort bij de tegenwoordige kruising Hoogewoerd Kraaierstraat was nu ondienstig geworden en nieuwe versterkingswerken moesten aan 't eind van de verlengde Hoogewoerd worden aangelegd. Verschillende teeke- ningen werden Die van den Gerechte op 9 Maart 1659 voorgelegd. Het zou mij niet bevreemden, dat Pieter Post hier nog de hand in hêeft gehad, want Arend van 's Gravensande was sinds begin 1655 uit Leiden vertrokken en Pieter Post bouwde in 1658 de Waag, terwijl hij in dien tijd meerdere diensten aan de stad bewees. Men besloot dan de oude poorten af te br'eken en opnieuw het geheele stelsel in te richten naar het schema van het oude. Met name zou men de oude binnenpoort op de nieuwe plaats weer opbouwen als buitenpoort, en van de nieuw te bouwen binnenpoort zouden voorlooplg alleen de fundamenten worden gelegd. Men zou vol staan met op die fundamenten alleen zware pilasters te bouwen, die natuurlijk tegen de wallen sloten, en aan de pilasters deuren te hangen. Later zou dan de bin nenpoort worden afgebouwd. Ik leid uit een en ander af, dat men voor de buitenpoort dus het materiaal van de oude binnenpoort heeft gebruikt en deze ook in denzelfden vorm heeft opge richt; wat in verband met de balkverbin dingen van de bekapping en andere con structieve onderdeden ook het meeste ge- wenscht was, de vorm dus van 1635. We merkten reeds op, dat de platte grond van het verdedigingsstelsel vrijwel een herhaling was van het oude schema. Men bouwde de buitenpoort niet vlak voor den Hoogen Rijndijk, doch zoo, dat deze tegenover het hooge walbastion nog even afboog naar het Noorden. Over de brug bereikte men dan de buitenpoort. Een smalle halve maanvormig gebogen weg met hooge gemetselde muren leidde dan naar de binnenpoort, die zich bevond op de scheiding van Hoogewoerd en Plantage. Door de poort kwam men dus over het bruggetje van de thans gedempte Binnen- vestgraoht in de stad. Hoogbejaarde Lei- denaars zullen zich de situatie daar ter plaatse nog wel herinneren. Voor den ouden tijd zal'een en ander wel een doeltreffend verdedigingsmiddel zijn geweest. Het blok, waar thans de huizen van de Plantage "met hun achtertuinen zich be vinden, was destijds een hoog bolwerk, waarop een molen stond, misschien het beste te vergelijken met het bolwerk, waarop de molen „De Vlijt" staat. Voor de buitenpoort lag een gemetselde brug met elf bogen en twee houten klapbruggen De buitenpoort, die ik voor u heb ge teekend, was betrekkelijk eenvoudig. Het was een gebouw van zeer zware baksteen muren, versterkt door gemetselde pilasters. Alleen de doorgang was door zandsteen- werk geaccentueerd. In hoofdzaak is hier de ordre dorica toegepast, doch dan door den architect voor het doel gewijzigd. Zware zandsteenblokken waren hier opge stapeld. In den sluitsteen van den boog was een eenvoudig, strenge triglyphver- slering aangebracht; evenzoo in de con soles die de uiterste einden van het seg- mentvormig fronton droegen De ruimte hiervan was gevuld met het Wapen van Leiden geflankeerd door lofwerk. Het fronton was bekroond met 'n zandsteenbal Op het fries las men het Jaartal Anno 1659. Enkele kleine fragmenten van deze in 1867 afgebroken buitenpoort worden nog bewaard in de „Lakenhal." N. J. S. het moest aan Italië Venetië teruggeven zonder daarvoor ook maar de minste ver goeding te krijgen. Hetternich's hooghartige houding heeft Oostenrijk veel gekost. Als voorbeeld van arrogante, kortzichtige diplomatie is het hierboven medegedeelde wel zeer duidelijk Het typeert tevens Metternich, den zoon. Zijn handigheid, buigzaamheid en listig heid konden hem te pas komen in zijn diplomatieke carrière, zijn domme zelfge noegzaamheid, zijn trots op den grooten naam, dien hij droeg, en zijn diep inge wortelde gedachte van Oostenrijk's on aantastbare superioriteit, die hem, waar hij was, een hooghartige houding deden aannemen, verzwakten zijn positie, vooral aan het Fransche hof, waar hij te doen had met een keizer, die listigheid en ge slepenheid waaraan hij zijn kroon dankte hem verreweg de baas was. Het zou voor een toeschouwer een interessant schouwspel geweest zijn, die twee man nen tegenover elkaar te zien bij het on derhoud, waarover ik sprak: den kleinen, bedaarden Napoleon IH, met de zware, haast dicht vallende oogleden, de ge lijmde punten van zijn zwaren knevel tus schen zijn vingers, latende glijden en den thans deemoedigen man „van ouden adel", den diplomaat van het oude supérieure regime" en „van oude beproefde ervaring", de hulp inroepende, die hij zoo pas als ergelijk had geweigerd. Hier lachte het best, die het laatst lachte. Het moet Napoleon, die met al zijn fouten een man van hoffelijke vormen en uiterlijke distinctie en mondaniteit was. een Inner lijk genoegen geweest zijn, dit hooghar tige diplomaatje dit lesje in politieke moraliteit te geven. Metternich moge aan het Fransche hof de dankbare rol van „amuseerder" vervullen en Parijs zal hem nog vier jaar lang als zoodanig aan het werk zien van hen beiden, Napoleon en hij was de diplomaat niet de onge kroonde maar de gekroonde. A. J. BOTHENIUS BROUWER. IJMUTDEN, 12 Oct. 1934. VISCHPRIJZEN. Tarbot per K.. 0.80—.066; Griet per kist van 50 K G. 2815; Tongen per K G. 1,28 0,95; Kleine schol per kist vail 50 K.G. 177,90; Schar per kist van 50 K.G. 3,80— 2,90; Roggen per 20 stuks 8,50; Pieterman en Poontjes per kist van 50 K.G. 9,50; Groote Schelv. per kist van 50 K.G. 3529 Middel schelv. per kist van 50 K.G. 2422; Kleinmlddel schelv. per kist van 50 K.G. 207.40: Kleine schelv. per kist van 50 K.G. 158,50; Lengen per stuk 1.50; Heil bot per K.G. 0,90—0,65; Wijting per kist van 50 K.G. 4,70; Koolvisch per stuk 0 70— 0,15; Makreel per kist van 50 K.G. 4,90— 3,40; Aangekomen de stoomtrawlers UM. 16 met 4361; IJM. 134 met 1306: en de loggers K.W. 141 met 88; K.W. 24 met 428; K.W. 159 met 996; SCHEV. 263 met 114; 201 en de Engelsche drifters B.F. 105 met 318; Yh. 866 met 325; Lt. 65 met 355; Lt. 17 met 260 versche haring K.W. 135 met 510: K.W. 141 met 545; K.W. 49 met 442; K.W. 25 met 86; K.W. 159 met 85 kantjes versche 4.90—0.30 per kist VLAARDINGEN, 12 Oct. Te Vlaardlngen zijn binnengekomen de VL. 130 met 34 last; VL. 199 met 42 last; VL. 115 met 33 last en de K.W. 45 met 25 last. Prijzen: Volle haring vrij 4.70—6.90; volle haring combinatie 8,308,60; Ijle haring 4,70— 9.90; steurharing 4,00—i,70; alles naar kwaliteit. Een waarlijk goed automobilist maakt van zijn claxon slechts een matig gebruik. 1-3 J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 7